Uitspraak
1.De procedure
- het verzoekschrift namens de man, ingekomen op 14 februari 2022;
- het exploot van betekening van 17 februari 2022;
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken namens de vrouw, ingekomen op 18 mei 2022;
- het verweerschrift namens de man, ingekomen op 13 juli 2022;
- de wijziging / aanvulling verzoeken met aanvullende producties namens de vrouw, ingekomen op 29 augustus 2022.
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en door [naam tolk] , tolk.
2.De feiten
3.De echtscheiding
De rechtbank zal zo beslissen.
4.Het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en van de inboedel
5.De partneralimentatie
€ 990,80 per maand, bestaande uit een bedrag uit uitkering van € 740,80 per maand, te vermeerderen met een aanvullend bedrag van € 250 per maand. Wanneer de vrouw geen bijdrage hoeft te doen aan de feitelijke woonlasten, acht zij een partneralimentatie van € 650 per maand passend. Voorts verzoekt de vrouw te bepalen dat de partneralimentatie voor het eerst wordt geïndexeerd per 1 januari 2023.
€ 1.850 bruto per maand, te vermeerderen met inkomsten uit huur en vermogen van € 1.000. Indien er een bedrag aan partneralimentatie wordt vastgesteld, verzoekt de man de ingangsdatum te laten ingaan vanaf het moment dat de vrouw uit de woning vertrokken is én de termijn voor het betalen van partneralimentatie te limiteren tot maximaal één jaar. Daartoe stelt de man dat de vrouw in alle redelijkheid binnen één jaar in haar levensonderhoud kan voorzien.
De vrouw heeft in 2021, volgens de jaaropgaaf, een WW-uitkering genoten van € 193 bruto. Op dit bedrag vindt geen inkomensheffing plaats, zodat het besteedbaar inkomen van de vrouw € 193 netto per jaar bedraagt, te weten € 16 netto per maand.
Het besteedbaar gezinsinkomen bedroeg aldus € 3.248 netto per maand, hetgeen een behoefte oplevert van € 1.949 netto per maand in 2021. Gecorrigeerd voor de inflatie (geïndexeerd) is dat in 2022 € 1.986 netto per maand in 2022. [1] Van deze behoefte wordt uitgegaan.
€ 13,50 bij het uitzendbureau en van € 10,67 bij ‘ [naam werkgever] ’. De rechtbank zal van een gemiddeld bruto uurloon uitgaan van € 12,50. De vrouw moet in staat worden geacht om 32 uren per week te werken. Niet is gebleken dat dat voor de vrouw niet mogelijk is. Aldus wordt rekening gehouden met een inkomen van € 400 bruto per week. Verder wordt uitgegaan van 46 werkweken per jaar, nu niet valt uit te sluiten dat de vrouw via het uitzendbureau werkzaamheden verricht. Dit alles levert een inkomen op van € 1.533 bruto per maand en daarnaast is er de aanspraak op het vakantiegeld. De premiedruk wordt in redelijkheid voor een bedrag van € 150 per maand meegenomen. Rekening houdend met de inkomensheffing, na correctie met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, bedraagt het besteedbaar inkomen van de vrouw € 1.410 netto per maand. [2] Met dit inkomen kan de vrouw gedeeltelijk in haar onderhoud voorzien.
€ 95 per maand. In mindering strekt het in de bijstandsnorm begrepen bedrag aan gemiddelde basishuur.
6.De afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden
i. te bepalen dat, nu beide partijen (ook) de (gemeenschappelijke) Iraanse nationaliteit hebben, op het huwelijksvermogensrecht van partijen het Iraans recht van toepassing is en er geen sprake is van een gemeenschap van goederen;
ii. een verklaring voor recht te geven dat de echtelijke woning niet tot het te verdelen vermogen valt en dat de woning uitsluitend aan de man toekomt;
iii. een verklaring voor recht te geven dat de [merk auto] personenauto niet tot het te verdelen vermogen valt en dat de auto uitsluitend aan de man toekomt.
a. de vrouw een vordering heeft op de man van € 59.500, te weten de helft van de waarde van het tijdens het huwelijk opgebouwde vermogen van de man, bestaande uit een waardevermeerdering van € 40.000 voor de woning, € 4.000 voor de auto en € 14.500 voor de spaarrekening;
b. de vrouw van de man 20 gouden [type] munten dient te ontvangen;
c. de vrouw gerechtigd is tot de zaken, zoals opgenomen op de inboedellijst;
d. de vrouw een vordering heeft op de man ter hoogte van de helft van het door de man tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen.
iv. de vrouw inzicht moet verschaffen in (het verloop van) al haar bankrekeningen;
v. in het geval de man de waardevermeerdering van de echtelijke woning bij de verrekening moet betrekken, de waardevermeerdering van het appartement van de vrouw in Teheran ook in de verrekening moet worden betrokken.
a) rechtskeuze voor het huwelijk prevaleert (artikel 3);
b) recht van eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats na sluiting huwelijk (= hoofdregel) (artikel 4 lid 1);
c) echter recht van de gemeenschappelijke nationaliteit indien aan een aantal voorwaarden is voldaan (artikel 4 lid 2);
d) recht van het land waarmee het huwelijksvermogensregime de nauwste band heeft (artikel 4 lid 3).
Het op het huwelijksvermogensregime toepasselijke recht gedurende het huwelijk kan wijzigen in de gevallen als genoemd in artikel 7 lid 2 van het verdrag.
- de echtelijke woning;
- de inboedelzaken;
- de auto;
- de motor;
- de schulden;
- de bank- en / of spaarrekeningen.
De echtelijke koopwoning in [woonplaats] , aan het [adres]
De rechtbank zal bepalen dat de overdracht van genoemde zaken aan de vrouw zonder nadere verrekening zal plaatsvinden. Overigens heeft de vrouw afstand gedaan van haar vermeende recht op een financiële vergoeding van de helft van de waarde van de inboedelzaken, zodat de rechtbank daar niet op hoeft te beslissen.
De vrouw heeft verder verzocht het Auping bed met nachtkastje aan haar af te geven. De man heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat hij zijn eigen bed wil behouden. De rechtbank begrijpt daaruit dat de man het bed niet aan de vrouw wil afgeven. Er is geen rechtsgrond (gesteld) op grond waarvan de man zijn eigendom hoeft af te geven aan de vrouw. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
€ 19.900 komt de rechtbank daarom niet onredelijk voor. Het vermogen op deze spaarrekening is aldus toegenomen met een bedrag van € 31.998 en de vrouw maakt aanspraak op de helft van deze waardevermeerdering tijdens het huwelijk, zijnde een bedrag van € 15.999. De rechtbank is van oordeel dat de man dit bedrag aan de vrouw dient te betalen.
Partijen zijn overeengekomen dat de vrouw de navolgende inboedelzaken van de man, zonder nadere verrekening, van hem zal ontvangen: de eettafel met zes leren stoelen, één van de twee stofzuigers, het bureau, de tweezitsbank, de salontafel, de helft van de keukenspullen, één kledingkast en de make-up tafel.
De waardevermeerdering van de echtelijke woning (€ 35.000) en de ‘OpbouwSpaarrekening’ bij de [naam bank] met nummer [nummer] (€ 15.999) maken dat de man een bedrag van € 50.999 aan de vrouw dient te betalen.
De man krijgt een termijn van drie maanden na heden om de gouden [type] munten aan de vrouw af te geven. In het geval de man daartoe (na het aflopen van deze termijn) niet in staat is, dient hij de waarde van deze munten van € 8.907 aan de vrouw te betalen.
7.De pensioenverevening
8.De beslissing
[datum] 2013 te Teheran in Iran;
a) op het huwelijksvermogensrecht van partijen het Iraanse recht van toepassing is op grond van de door partijen gemaakte ondubbelzinnige keuze voor dat recht;
b) de huwelijkse voorwaarden dienen te worden afgewikkeld, zoals in rechtsoverweging 6.26 is bepaald;