ECLI:NL:RBGEL:2022:7520

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
572014118
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot zware mishandeling en dwang met voorbedachten rade

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot zware mishandeling en dwang. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 135 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 180 uren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 31 maart 2018, waarbij de verdachte samen met anderen de aangever en zijn vriendin tegen hun wil in een pand hielden en hen mishandelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, en dat er sprake was van een ernstige inbreuk op de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. De rechtbank matigde de straf vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De benadeelde partij werd gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met toewijzing van schadevergoeding voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/720141-18
Datum uitspraak : 1 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] ,
wonende aan [Adres] [Plaats] ,
Raadsman: mr. M.D. Rijnsburger, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Aangever] en/of [Aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- de (toegangs)deur van het pand, gelegen aan de [Adres] , af te sluiten en/of afgesloten te houden en/of
- een of meermalen te weigeren die [Aangever] en/of [Aangeefster] te laten vertrekken en/of
- een of meerdere personen bij die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te laten staan en/of een of meerdere personen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] in de gaten te laten houden en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te zeggen "jullie komen hier niet meer weg", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- ( dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te tonen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] te zeggen dat die [Aangever] een Facebookbericht over een krantenartikel moest verwijderen;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [Aangever] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, te weten het verwijderen van een Facebookbericht over een krantenartikel, door
- de (toegangs)deur van het pand, gelegen aan de [Adres] , af te sluiten en/of afgesloten te houden en/of
- een of meermalen te weigeren die [Aangever] en/of [Aangeefster] te laten vertrekken en/of
- een of meerdere personen bij die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te laten staan en/of een of meerdere personen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] in de gaten te laten houden en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te zeggen "jullie komen hier niet meer weg", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- ( dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te tonen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] te zeggen dat die [Aangever] een Facebookbericht over een krantenartikel moest verwijderen;
3.
Primair
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [Aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging heeft gemaakt richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft geschopt/getrapt en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [Aangever] heeft mishandeld door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of
lichaam te slaan/stompen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, feit 2 en ten aanzien van feit 3 het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten omdat de verklaringen van aangevers en de herkenning van verdachte [Verdachte] als onbetrouwbaar moeten worden beoordeeld en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat er sprake was van wederrechtelijke vrijheidsbeneming. Ten aanzien van de tenlastegelegde dwang heeft de raadsman gesteld dat er geen sprake is van een voltooid delict, zoals ten laste is gelegd, aangezien niet vastgesteld kan worden dat aangever [Aangever] het Facebookbericht heeft verwijderd. Wat betreft hetgeen onder feit 3 ten laste is gelegd heeft de raadsman gesteld dat slechts het geven van klappen tegen het hoofd kan worden bewezen en dat ten aanzien van die klappen heeft te gelden dat, bij gebreke van kennis over de intensiteit en plek van impact, geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel kan worden afgeleid uit de bewijsmiddelen.
Beoordeling door de rechtbank
De bewijsmiddelen
Aangever [Aangever] heeft verklaard dat hij op 31 maart 2018 omstreeks 19:00 uur werd gebeld door verdachte [Medeverdachte 1] , zijn ex-werkgever. Verdachte [Medeverdachte 1] wilde praten over het artikel dat in de krant had gestaan en wilde dit uitpraten. [2] Aangever ging vervolgens samen met getuige [Aangeefster] en haar vader [Vader van aangeefster] naar het bedrijf van verdachte [Medeverdachte 1] aan de [Adres] in [Plaats] . [Vader van aangeefster] is lid van een motorclub, aldus aangever. Bij het pand aangekomen werden aangever, [Aangeefster] en [Vader van aangeefster] binnen gelaten. Verdachte [Medeverdachte 1] draaide daarna de deur van het bedrijfspand op slot. Aangever liep vervolgens naar de keuken in het pand. Verdachte [Medeverdachte 1] liep langs hem heen en achter verdachte aan kwam een andere man, die aangever ‘man 1’ noemt. De aangever zag dat genoemde man 1 een mes in zijn hand vasthield en dit aanhaalde in de richting van aangever. [3] De man bracht het mes vanuit zijn heupen met een zwaaiende beweging richting het hoofd van aangever, op zeer korte afstand. [4] De aangever kon het mes afblokken en hem op afstand houden. Direct achter man 1 kwamen er nog meer mannen, ongeveer 8 tot 10, het vertrek inlopen. Een van de mannen sloeg hem onder zijn rechteroog, vervolgens kreeg hij een vuistslag op zijn linkeroog van man 1. Daarna kreeg hij nog 1 of 2 klappen van een andere man, waarna hij denkt het bewustzijn te hebben verloren. Hij kwam toen op de grond te liggen in de hoek van de keuken. [5] Daarna werd hij nog geschopt en gaf man 1 hem weer een vuistslag waarbij hij iets zei in de trant van: “Mijn dochter bedreigen?” Aangever dacht dat man 1 mogelijk de vader van [Naam] , de vrouw van verdachte [Medeverdachte 1] , was. Vervolgens riep [Vader van aangeefster] : “Ik ben ook een [Alias] , stoppen we moeten praten.” Toen het slaan en schoppen was gestopt moesten aangever, [Aangeefster] en [Vader van aangeefster] hun telefoon inleveren bij een man uit de groep. Op het moment dat een man de telefoon van aangever pakte was die aan het bellen, volgens aangever belde zijn broer hem. Verdachte [Medeverdachte 1] zei “vernietig hem”, daarmee bedoelde hij de telefoon, aldus aangever. Aangever hoorde het glas kraken.
[Vader van aangeefster] , die in zijn club een behoorlijke positie heeft, is met de mannen in het washok in gesprek gegaan. Op het moment dat [Vader van aangeefster] met de mannen naar het washok ging kreeg aangever een schop in zijn gezicht van verdachte [Medeverdachte 1] . Toen ging het licht uit bij aangever en toen hij weer bij kwam had hij pijn in zijn borstkas en de wond bij zijn oog bloedde behoorlijk. Vervolgens kwam verdachte [Medeverdachte 1] naar aangever en hij zei: “Jij komt hier nooit meer weg.” Aangever heeft meerdere keren aangegeven dat hij naar het ziekenhuis moest, maar verdachte [Medeverdachte 1] zei dat dit niet mocht. Ook [Vader van aangeefster] heeft gezegd dat aangever naar het ziekenhuis moest, maar dat werd geweigerd. Uiteindelijk kwam het zover dat aangever, [Aangeefster] en [Vader van aangeefster] weg mochten gaan. Al die tijd daarvoor was de toegangsdeur waardoor zij het pand binnen kwamen op slot. [6] Tijdens het verblijf in de ruimte kreeg aangever niet de gelegenheid om weg te gaan. Er stonden continu twee mannen bij hem. [Aangeefster] heeft ook meerdere keren aangegeven dat zij naar het ziekenhuis moesten, maar de mannen zeiden dat dat niet ging gebeuren. De aangever moest van één van de mannen het bericht op Facebook over het krantenartikel verwijderen. Er werd gezegd: “Je haalt het eraf.” Aangever, [Aangeefster] en [Vader van aangeefster] hebben voorts het pand via een zijdeur verlaten.
Uiteindelijk zijn aangever, [Aangeefster] en [Vader van aangeefster] naar het ziekenhuis in Doetinchem gegaan waar werd geconstateerd dat aangever een hersenschudding en een scheurtje onder zijn rechteroog had. [7]
Aangever [Aangever] heeft verklaard dat hij verdachte [Nummer] herkende als de man met het mes, ook wel man 1 genoemd. Verder zag aangever nog een man met een getatoeëerd hoofd voorbij komen die ook bij het incident aanwezig was. [8] Aangever [Aangever] herkent op bijlage 10 de man met de tatoeages in zijn gezicht als degene die ook bij het incident aanwezig was, heen en weer liep naar het washok en biertjes uitdeelde tijdens het incident. Aangever weet niet of hij door hem is geslagen. [9]
Op de geneeskundige verklaring is beschreven dat het bij aangever [Aangever] uitwendig waargenomen letsel een bloeduitstorting op het jukbeen rechts en een wond net naast de neus betrof. Daarnaast staat beschreven dat er sprake was van dubbelzien bij naar rechts kijken. Verder was er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel, te weten een hersenschudding en een mogelijke kneuzing van het oog. [10]
Aangeefster [Aangeefster] is samen met aangever [Aangever] en haar vader [Vader van aangeefster] naar [Plaats] gegaan. Omstreeks 21:15 uur waren zij allen bij het bedrijf [Bedrijfsnaam] van verdachte [Medeverdachte 1] . Aangeefster [Aangeefster] heeft gezien dat [Medeverdachte 1] de deur op slot heeft gedraaid en de sleutel uit het slot heeft gehaald. Daarbij zei hij: “Jullie komen hier niet meer weg.” Aangever [Aangever] stond op dat moment in de keuken. Vervolgens zag aangeefster dat er een man uit de bijkeuken kwam stormen. Zij zag dat hij een mes in zijn hand had en met gestrekte arm, dit mes naar voren gericht, richting aangever [Aangever] liep. Aangever [Aangever] kon de man met het mes (dader 1) afweren. [11] Uit de bijkeuken kwamen vervolgens nog zeker tien mannen en die begonnen aangever [Aangever] te slaan en te schoppen. Verdachte [Medeverdachte 1] gaf aangever [Aangever] zeker twee vuistslagen in zijn gezicht, aldus aangeefster [Aangeefster] . Aangeefster [Aangeefster] heeft verklaard dat [Aangever] zeker zes tot tien klappen in zijn gezicht kreeg. Zij liep naar aangever [Aangever] en hield met haar armen en benen de mannen tegen. Dader 1 schreeuwde onder andere dat zijn dochter werd bedreigd. Aangever [Aangever] pakte vervolgens zijn telefoon uit zijn broek- of jaszak en zei: “hij belt, hij belt”. De telefoon werd uit de handen van aangever [Aangever] gerukt en iemand riep: “maak hem kapot dat ding.” Aangeefster zag dat de telefoon op de grond werd gegooid en dat er op werd getrapt. [12] Aangeefster heeft verklaard dat zij het verwijt kregen dat zij het krantenbericht hadden geplaatst en dat zij het eraf moesten halen van verdachte [Medeverdachte 1] . Verdachte [Medeverdachte 1] zei: “Jullie moeten dat eraf halen, anders is [het] helemaal klaar met jullie en is het afgelopen”, aldus aangeefster. Dader 2 zei daarop: “anders is het echt met jullie afgelopen.” Aangeefster verklaarde dat zij hoorde dat aangever [Aangever] zei dat hij last van zijn hart had en naar het ziekenhuis moest. [Vader van aangeefster] zei toen: “Als hij hier de pijp uitgaat vanwege zijn rikketik, dan hebben jullie straks echt een probleem.” Dader 2 vroeg nog of aangeefster ging zeggen dat hij van de fiets was gevallen. Aangeefster zei dat ze wel een verhaal had en zij en [Vader van aangeefster] moesten dat vervolgens beloven. Daarna liep zij richting de ingang, maar de deuren van de ingang waren nog dicht. [13] De aangeefster, aangever [Aangever] en [Vader van aangeefster] konden vervolgens via een deur aan de zijkant van het pand naar buiten. [14] Aangeefster herkende later op camerabeelden van het bedrijf van [Naam] één van de mannen die bij de vrijheidsbeneming, bedreiging en mishandeling aanwezig was, te weten een dikke man met tatoeages in zijn gezicht. [15]
Aangeefster [Aangeefster] heeft verklaard dat zij samen met aangever [Aangever] de man met het mes op Facebook had gevonden en zo kwam zij aan zijn naam, te weten [Verdachte] . Zij verklaarde dat hij de schoonvader van verdachte [Medeverdachte 1] was. [16] Zij verklaarde verder dat haar vader [Vader van aangeefster] lid is van [Motorclub] en dat hij heeft gezegd dat de mannen, die betrokken waren bij de feiten waarvan zij aangifte deed, lid waren van [Motorclub] uit [Plaats] . Aangeefster herkende de kleine dikke kale man met tatoeages in zijn gezicht. [17] Een verbalisant toonde een foto van verdachte [Medeverdachte 2] aan aangeefster [Aangeefster] en zij heeft toen verklaard dat zij deze persoon zeer vermoedelijk had gezien op 31 maart 2018 in het pand van [Medeverdachte 1] . Zij herkende de man aan zijn opvallende tatoeages en de persoon die zij in het pand van [Medeverdachte 1] zag had een tatoeage onder zijn kin met de tekst ‘ [Tekst] ’ en dat had de man op de foto ook. [Aangeefster] heeft verklaard dat deze persoon overal bij was geweest, maar zelf voor zover haar bekend geen handelingen had verricht. [18] Aangeefster heeft verklaard dat zij niet heeft gezien dat de man met tatoeages in zijn gezicht aangever [Aangever] sloeg. Deze man had niet een hele actieve rol. [19] Zij verklaarde verder dat de man met gezichtstatoeages er bij was, maar werd overruled door een groep mannen. [20]
Verbalisanten zagen in de gemeentelijke basisadministratie dat verdachte [Medeverdachte 1] drie kinderen had met [Dochter van verdachte] en dat zij de dochter is van verdachte [Verdachte] . [21] Verbalisanten hebben beschreven dat zij foto’s ontvingen van aangeefster [Aangeefster] en zij verklaarde daarbij dat de personen op de foto’s in de eerste e-mail [Verdachte] en [Naam] betroffen en zij gaf aan dat zij de foto’s van Facebook had. De verbalisanten verhoorden verdachte [Verdachte] op 10 april 2018 en zij herkenden hem als de persoon met het kale hoofd uit de eerste e-mail die door [Aangeefster] aan verbalisanten werd verzonden. [22]
Een verbalisant zag op 1 april 2018 omstreeks 12:09 uur op de Facebook-pagina van [Medeverdachte 1] dat hij 17 uren geleden een foto van een bierglas had geplaatst. 17 uren geleden was op 31 maart 2018 om 19:09 uur. Bij de foto stond de tekst “ [Bedrijfsnaam] [Plaats] ”. De verbalisant nam contact op met [Bedrijfsnaam] en de eigenaresse gaf aan dat verdachte [Medeverdachte 1] daar inderdaad was geweest, alsmede een groep van 14/15 man. [23]
Getuige [Getuige 1] heeft verklaard dat hij de broer van aangever [Aangever] is en dat hij op 31 maart 2018 door aangever [Aangever] werd gebeld. Aangever [Aangever] vertelde hem toen dat hij om 21:20 uur een afspraak had met verdachte [Medeverdachte 1] om het probleem dat tussen hen speelde op te lossen. Op genoemde datum omstreeks 21:20 uur werd getuige gebeld door aangever [Aangever] . Hij hoorde zijn broer niet aan de andere kant van de lijn, maar hij hoorde wel stemmen en gesprekken. Deze gesprekken waren in eerste instantie rustig en werden heftiger. Getuige hoorde onder andere: “bek houden” en een heftig geschreeuw over en weer van personen. Het gesprek werd steeds luider en het laatste wat de getuige hoorde was: “nu moet je komen.” De getuige heeft vervolgens 17 maal terug gebeld maar kreeg direct de voicemail. [24]
Een verbalisant trof tijdens sporenonderzoek op een lade van het aanrecht van de keuken in het pand aan de [Adres] in [Plaats] een druppel/spatje bloed aan. Het bloedspoor is veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN [Nummer] . [25] Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte [Verdachte] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [26]
Volgens de getuigen [Getuige 2] [27] en [Getuige 3] [28] was [Verdachte] de avond van 31 maart de hele avond thuis, aan [Adres] te [Plaats] . Zij zouden bij [Verdachte] thuis samen een kaartje hebben gelegd. Uit de verklaring van de vrouw van [Verdachte] , [Vrouw van verdachte] , volgt dat zij op 31 maart de gehele middag en avond in [Plaats] is geweest. [29]
Uit bevraging van het zogenoemde CIOT bleek dat het telefoonnummer [Telefoonnummer] door de provider T-Mobile was uitgegeven voor een abonnement aan [Vrouw van verdachte] , wonende aan [Adres] in [Plaats] . Uit bevraging van het CIOT bleek dat het telefoonnummer [Telefoonnummer] door de provider T-Mobile was uitgegeven voor een abonnement aan [Verdachte] , wonende aan [Adres] in [Plaats] . Op het adres [Adres] stonden voornoemde [Vrouw van verdachte] en [Verdachte] ook volgens de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven. [30] De vrouw van [Verdachte] heeft echter verklaard dat [Verdachte] gebruik maakte van haar telefoon met nummer [Telefoonnummer] . [31] Uit de historische verkeersgegevens volgt dat de telefoon met nummer [Telefoonnummer] op 31 maart 2018 om 14:24 uur de mast aan de [Adres] in [Plaats] aanstraalt en om 18:03 uur een mast aan de [Adres] in [Plaats] . [32] Omstreeks 18:50 uur is er gebeld waarbij de mast aan de [Adres] in [Plaats] werd aangestraald. Deze mast bevindt zich op 60 meter afstand van de [Adres] in [Plaats] . Pas om 22:51 uur straalde het toestel de mast aan de [Adres] in [Plaats] aan en om 23:17 uur de mast aan de [Adres] in [Plaats] . [33]
Er is een forensische kopie gemaakt van de data op de Samsung Galaxy S7 Edge, de telefoon van verdachte [Verdachte] . [34] Op de uitdraai van de tijdlijn van 31 maart 2018 is te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:24 uur er een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Medeverdachte 2] gedurende 31 seconden. Op de uitdraai van de tijdlijn van 31 maart 2018 is te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:33 uur er een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Medeverdachte 2] gedurende 1 minuut en 27 seconden. [35]
Er is onderzoek ingesteld naar twee telefoonnummers en images die werden aangetroffen op het toestel van verdachte [Verdachte] . De verbalisant heeft beschreven dat op 21 en 31 maart 2018 het toestel van [Verdachte] contact had met Whatsapp.net [Telefoonnummer] [Medeverdachte 1] . De tenaamstelling van het nummer [Telefoonnummer] werd bevraagd en het abonnement van bijbehorend nummer stond op naam van [Vrouw van medeverdachte 1] , [Adres] in [Plaats] en dit betreft de vrouw van verdachte [Medeverdachte 1] . Op 31 maart 2018 had het toestel van [Verdachte] daarnaast contact met [Telefoonnummer] Whatsapp.net [Medeverdachte 2] . Op basis van de profielfoto in de contactenlijst werd de gebruiker van het nummer [Telefoonnummer] herkend door verbalisant [Verbalisant] als zijnde verdachte [Medeverdachte 2] . [36]
Op 1 juli 2017 is [Medeverdachte 2] , een kale man met tatoeages in zijn gehele gezicht, aangetroffen in het voertuig met het kenteken [Kenteken] . Uit meerdere zogenoemde mutaties kwam naar voren kwam dat verdachte [Medeverdachte 2] de beschikking heeft over de Seat Leon met kenteken [Kenteken] . [37]
Verbalisanten hebben gezien dat op 31 maart 2018 omstreeks 21:50 uur een man uit het pand aan de [Adres] in [Plaats] kwam en naar een geparkeerde Seat Leon met het kenteken [Kenteken] liep. De man leek iets uit de auto te pakken en liep daarna terug naar het pand. De man keek continu wat schichtig om zich heen en hij keek meerdere malen naar verbalisanten. [38]
De camerabeelden van eetcafé [Bedrijfsnaam] zijn bekeken en daarop was te zien dat verdachte [Medeverdachte 1] om 18.36 uur die avond het café binnenkomt en direct doorloopt naar achteren. Kort daarop komen verschillende mannen binnen, die ook direct doorlopen naar achteren. Om 18.57 uur verlaat verdachte [Medeverdachte 1] het café. [39]
De eigenaresse van [Bedrijfsnaam] heeft verklaard dat verdachte [Medeverdachte 1] op 31 maart 2018 in de avond in [Bedrijfsnaam] was en 1 biertje had gedronken. Zij heeft verklaard dat er ook een groep van ongeveer 14 of 15 mannen, semi-kampers, aanwezig was die helemaal onder de tatoeages zaten. De eigenaresse heeft verklaard dat enkele mannen spraken met verdachte [Medeverdachte 1] en dat hij deze mannen moet kennen. Zij heeft verklaard dat de groep mannen lopend is vertrokken. [40]
Verdachte [Medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 31 maart rond 20:00 uur aangever [Aangever] belde en zei dat hij wilde dat een probleem diezelfde avond nog opgelost werd. Hij sprak met [Aangever] af op zijn kantoor aan de [Adres] in [Plaats] . Verdachte belde toen hij in de kroeg was en daar waren meerdere mensen bij waarvan hij de namen niet wilde noemen. Die mensen zijn op initiatief van verdachte meegegaan naar het kantoor naar het gesprek met [Aangever] . [Aangever] , zijn vrouw en een onbekende man kwamen binnen en de onbekende man pakte toen een groot mes uit zijn jaszak en zei ‘geld, geld’. Verdachte zei dat hij dat mes weg moest doen en toen kwamen de mensen die hij mee had genomen uit de spreekkamer en toen is er een schermutseling ontstaan. [41]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Feit 1
Aan verdachte is onder 1 het medeplegen van wederrechtelijke vrijheid beroving van [Aangever] en [Aangeefster] ten laste gelegd. Van wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien iemand niet vrijwillig kan vertrekken van de plaats waar hij zich op dat moment bevindt. De vrijheidsberoving moet opzettelijk geschieden en zonder toestemming van het slachtoffer.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte [Verdachte] op de plaats delict aanwezig was en vervolgens daar de tenlastegelegde handelingen heeft verricht. De herkenning van verdachte door aangevers acht de rechtbank betrouwbaar. Zij herkenden hem op basis van een foto van zijn Facebook en de uitspraken die onder andere werden gedaan door verdachte, waaronder “mijn dochter bedreigen?” De herkenning is te meer betrouwbaar gelet op het feit dat de telefoon die verdachte [Verdachte] volgens zijn vrouw in gebruik heeft, ten tijde van de tenlastegelegde feiten een mast aanstraalde die zich op ongeveer 60 meter afstand van de plaats delict bevindt. Daarnaast is er op een keukenlade op de plaats delict een bloeddruppel gevonden. Eén van de twee DNA-profielen, aangetroffen in deze bloeddruppel, is vergeleken met de in de DNA-databank aanwezige DNA-profielen en hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte [Verdachte] . Dit betekent dat [Verdachte] één van de donoren van het celmateriaal in de bemonstering kan zijn. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Het aangetroffen bloed is volgens de rechtbank van verdachte [Verdachte] . Bovendien is op de uitdraai, van de tijdlijn van de forensische kopie van de telefoon van verdachte [Verdachte] van 31 maart 2018, te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:24 uur er een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Medeverdachte 2] gedurende 31 seconden. Op de uitdraai van de tijdlijn van 31 maart 2018 is te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:33 uur er een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Medeverdachte 2] gedurende 1 minuut en 27 seconden. Daarnaast had het toestel van verdachte op 21 en 31 maart 2018 contact met Whatsapp.net [Telefoonnummer] [Medeverdachte 1] . De tenaamstelling van het nummer [Telefoonnummer] werd bevraagd en het abonnement van bijbehorend nummer stond op naam van [Vrouw van medeverdachte 1] , [Adres] in [Plaats] en dit betreft de vrouw van verdachte [Medeverdachte 1] . Op 31 maart 2018 had het toestel van [Verdachte] daarnaast contact met [Telefoonnummer] Whatsapp.net [Medeverdachte 2] . Op basis van de profielfoto in de contactenlijst werd de gebruiker van het nummer [Telefoonnummer] herkend als zijnde een medeverdachte van [Verdachte] , te weten verdachte [Medeverdachte 2] . De rechtbank acht daarom de verklaringen van aangevers, waaronder de herkenning van verdachte, betrouwbaar en gaat uit van deze verklaringen. Aan de verklaring van verdachte [Verdachte] dat hij op 31 maart 2018 niet op de plaats delict was, hecht de rechtbank gelet op het voorgaande geen geloof.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat aangevers door meerdere personen, waaronder verdachte [Verdachte] , tegen hun wil in het pand aan de [Adres] in [Plaats] van hun vrijheid werden beroofd en daarbij de overige ten laste gelegde handelingen hebben moeten ondergaan. Na binnenkomst werd de toegangsdeur afgesloten en werd vrijwillig vertrek onmogelijk gemaakt door de overige ten laste gelegde handelingen. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat aangevers wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd en beroofd gehouden, zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.
Feit 2
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigen bewezen dat aangever [Aangever] door meerdere personen, waaronder verdachte [Verdachte] , door geweld en bedreiging met geweld werd gedwongen om een Facebookbericht over een krantenartikel te verwijderen. [Aangever] werd namelijk, zoals reeds vastgesteld, van zijn vrijheid beroofd en moest vervolgens de overige onder feit 2 ten laste gelegde gedragingen ondergaan, waarbij tegen [Aangever] werd gezegd dat hij het Facebookbericht over een krantenartikel moest verwijderen.
Daarbij merkt de rechtbank op dat het misdrijf van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht is voltooid wanneer iemand door de in dat artikel genoemde middelen daadwerkelijk is gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden. Wanneer iemand alleen heeft getracht een dergelijke dwang uit te oefenen, dan is sprake van een poging. In het onderhavige geval is niet alleen getracht een dergelijke dwang uit te oefenen; de dwang om iets te doen, te weten het verwijderen van een Facebookbericht, werd uitgeoefend zoals blijkt uit de vermelde bewijsmiddelen. Dat uit die bewijsmiddelen niet blijkt dat het bericht ook daadwerkelijk werd verwijderd door [Aangever] maakt dan ook niet dat er geen sprake is van een voltooid delict, zoals door de raadsman gesteld.
Feit 3 primair
Onder 3 primair is aan de verdachte kortgezegd tenlastegelegd dat hij in vereniging heeft gepoogd om opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel aan [Aangever] toe te brengen. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat aangever [Aangever] – ook op het moment dat hij op de grond lag – door meerdere personen, waaronder verdachte [Verdachte] , meermalen tegen zijn hoofd werd geslagen en geschopt. Daarbij maakte verdachte [Verdachte] een stekende en/of slaande beweging met een mes richting [Aangever] . Blijkens de medische informatie in het dossier heeft [Aangever] als gevolg van de geweldshandelingen letsel aan zijn hoofd, waaronder een hersenschudding, opgelopen.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [Aangever] . Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in casu op zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Het bewust aanvaarden van die aanmerkelijke kans kan in bepaalde gevallen ook uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen worden afgeleid. Bepaalde gedragingen kunnen immers naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de dader de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (Hoge Raad 5 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1668).
Uit de bewijsmiddelen blijkt zoals gezegd dat meerdere personen, waaronder verdachte [Verdachte] , aangever [Aangever] meermalen tegen zijn hoofd sloegen en schopten, ook terwijl [Aangever] al op de grond lag. Het hoofd is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Omdat meermalen op het hoofd van [Aangever] is geslagen en geschopt – ook terwijl hij al op de grond lag – en [Aangever] daadwerkelijk letsel had aan zijn hoofd, waaronder een hersenschudding, is er sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die [Aangever] . Ook het met een mes maken van een stekende en/of slaande beweging richting het hoofd en/of het lichaam van [Aangever] levert voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. Het handelen van de verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [Aangever] , dat het niet anders kan dan dat hij die kans ook welbewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties die een andersluidend oordeel zouden kunnen rechtvaardigen is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [Aangever] .
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte het zwaar lichamelijk letsel heeft gepoogd toe te brengen met voorbedachten rade.
Voor bewezenverklaring van voorbedachten rade is voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat (Hoge Raad 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6758).
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [Medeverdachte 1] terwijl hij zich in eetcafé [Bedrijfsnaam] bevond, een afspraak heeft gemaakt met [Aangever] en dat op verzoek van verdachte een aantal mannen met hem naar zijn woning/bedrijfsruimte is gegaan. Toen [Aangever] het pand betrad waren er al meerdere personen, waaronder verdachte [Verdachte] , aanwezig in een andere ruimte van het pand. Verdachte [Medeverdachte 1] heeft direct na aankomst van [Aangever] en de beide [Aangeefster] de toegangsdeur afgesloten en tegen aangevers gezegd dat zij niet meer weg zouden komen. Vervolgens is er een groep van ongeveer 10 mannen uit de andere ruimte van het pand gekomen waarvan één - te weten verdachte [Verdachte] - met een mes, waarna de aanval op [Aangever] is begonnen. Uit de camerabeelden van eetcafé [Bedrijfsnaam] blijkt dat verdachte [Medeverdachte 1] om 18.36 uur die avond het café binnenkomt en direct doorloopt naar achteren. Kort daarop komen verschillende mannen binnen, die ook direct doorlopen naar achteren. Om 18.57 uur verlaat verdachte [Medeverdachte 1] , naar eigen zeggen samen met een aantal mannen, het café en begeeft zich naar zijn huis. Als [Aangever] daar aankomt bevinden de mannen zich inmiddels ruim 2 uur in de woning. Tussen het moment in het café waarop verdachte [Medeverdachte 1] de mannen heeft geïnformeerd over ‘het conflict’ met [Aangever] en de uitvoering van de aanval is geruime tijd verstreken. De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat de verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht bewezen dat verdachte in vereniging met anderen en met voorbedachten rade heeft gepoogd aan [Aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Verweren verdediging
De door de raadsman gevoerde verweren worden weerlegd door de bewijsmiddelen. De rechtbank merkt daarbij ten overvloede op dat zij het door verdachte [Medeverdachte 1] geschetste alternatieve scenario waaruit zou blijken dat verdachte alleen maar in gesprek wilde met [Aangever] waarna een schermutseling ontstond tussen een aantal aanwezigen, niet geloofwaardig acht. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de verschillende afgelegde verklaringen van aangevers consistent en gedetailleerd zijn. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de consistente en gedetailleerde verklaringen van de aangevers. Daarnaast kunnen de verklaringen van verdachten [Verdachte] en [Medeverdachte 1] niet worden ondersteund door verklaringen van andere onbekend gebleven aanwezigen. Verdachte [Verdachte] ontkent namelijk op 31 maart 2018 aanwezig te zijn geweest op de plaats delict en verdachte [Medeverdachte 1] wil de namen van deze onbekend gebleven personen niet noemen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, opzettelijk [Aangever] en
/of[Aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd en
/ofberoofd gehouden, door
- de
(toegangs
)deur van het pand, gelegen aan de [Adres] , af te sluiten en
/ofafgesloten te houden en
/of
- een of meermalen te weigeren die [Aangever] en
/of[Aangeefster] te laten vertrekken en
/of
- een of meerdere personen bij die [Aangever] en
/ofdie [Aangeefster] te laten staan en
/ofeen of meerdere personen die [Aangever] en
/ofdie [Aangeefster] in de gaten te laten houden en
/of
-
(dreigend
)tegen die [Aangever] en
/ofdie [Aangeefster] te zeggen "jullie komen hier niet meer weg"
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekkingen
/of
- (dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te tonen en/of
- met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en
/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist)
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamte slaan/stompen en
/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamte schoppen/trappen en
/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist)
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamte slaan/stompen en
/of
-
(dreigend
)tegen die [Aangever] te zeggen dat die [Aangever] een Facebookbericht over een krantenartikel moest verwijderen;
2.
hij op
of omstreeks31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, een ander, te weten [Aangever] , door geweld
of enige andere feitelijkheiden
/ofdoor bedreiging met geweld
of enige andere feitelijkheidgericht tegen die ander wederrechtelijk heeft
/hebbengedwongen iets te doen, te weten het verwijderen van een Facebookbericht over een krantenartikel, door
- de
(toegangs
)deur van het pand, gelegen aan de [Adres] , af te sluiten en
/ofafgesloten te houden en
/of
- een of meermalen te weigeren die [Aangever] en
/of[Aangeefster] te laten vertrekken en
/of
- een of meerdere personen bij die [Aangever] en
/ofdie [Aangeefster] te laten staan en
/ofeen of meerdere personen die [Aangever] en
/ofdie [Aangeefster] in de gaten te laten houden en
/of
-
(dreigend
)tegen die [Aangever] en
/ofdie [Aangeefster] te zeggen "jullie komen hier niet meer weg"
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekkingen
/of
- (dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te tonen en/of
- met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en
/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist)
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamte slaan/stompen en
/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamte schoppen/trappen en
/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist)
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamte slaan/stompen en
/of
-
(dreigend
)tegen die [Aangever] te zeggen dat die [Aangever] een Facebookbericht over een krantenartikel moest verwijderen;
3.
Primair
hij op
of omstreeks31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [Aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade
, althans opzettelijk,zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,een stekende en/of slaande beweging heeft gemaakt richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en
/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist)
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamheeft geslagen/gestompt en
/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamheeft geschopt/getrapt en
/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist)
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamheeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het meermalen slaan en schoppen en het maken van een stekende en/of slaande beweging met een mes is bewezen verklaard als medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade, maar is ook bewezen verklaard als één van de feitelijke handelingen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en dwang. De feitelijke handelingen die bewezen zijn verklaard als onderdeel van de wederrechtelijke vrijheidsberoving maken ook deel uit van de bewezenverklaarde dwang. In zoverre is sprake van ééndaadse samenloop. De rechtbank zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden.
Het bewezenverklaarde levert op, eendaadse samenloop van:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd
feit 2:
medeplegen van een ander door geweld en bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
feit 3:
medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade

5.De strafbaarheid van de feiten

Wat betreft hetgeen onder feit 3 ten laste is gelegd heeft de raadsman gesteld dat is gehandeld uit noodweer.
Het door de raadsman gevoerde verweer wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De rechtbank merkt daarbij ten overvloede op dat zij de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het noodweerverweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden acht.
De feiten zijn aldus strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat er blijkens de justitiële documentatie van verdachte 18 jaren lang niets wezenlijks is gebeurd. Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat dat de onderhavige zaak de afgelopen jaren als een zwaard van Damocles boven het hoofd hing van verdachte. Hij heeft gesteld dat verdachte recent ingrijpende operaties heeft ondergaan aan zijn hart en rug en daarvan herstellende is. De verdachte kan weinig op dit moment. De raadsman heeft onder verwijzing naar het reclasseringsadvies gesteld dat uit de risicoanalyse blijkt dat er nauwelijks risico’s zijn. De raadsman heeft gesteld dat de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening dient te houden met het tijdsverloop sinds de aanhouding van verdachte en de veranderingen in zijn leven. De raadsman heeft gesteld dat geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd dan de duur die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft gesteld dat indien een taakstraf wordt opgelegd, deze straf een grotere impact zal hebben op verdachte dan de gemiddelde impact van een dergelijke straf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige vrijheidsberoving, poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade en heeft het slachtoffer daarbij met geweld en bedreiging met geweld gedwongen een negatief krantenbericht over het bedrijf van zijn schoonzoon [Medeverdachte 1] van Facebook te verwijderen. Verdachte speelde daarbij belangrijke rol als agressor. Het slachtoffer is daarbij door zijn medeverdachte [Medeverdachte 1] gevraagd naar het bedrijfspand van hem te komen terwijl daar een groep personen – waaronder verdachte [Verdachte] – verborgen klaar stond, is in dat pand samen met zijn vriendin en haar vader van zijn vrijheid beroofd, ernstig mishandeld en gedwongen het krantenbericht van Facebook te verwijderen. Dit alles moet voor de slachtoffers uiterst beangstigend en traumatiserend zijn geweest. Uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding en de bijgevoegde producties blijkt dat het slachtoffer [Aangever] nog steeds last heeft van deze gebeurtenis en PTSS heeft opgelopen ten gevolge van de feiten die door verdachte zijn gepleegd. Een wederrechtelijke vrijheidsberoving vormt een ingrijpende inbreuk op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer en brengt angst, bedreiging en onzekerheid met zich mee. Mishandeling veroorzaakt pijn en leed bij het slachtoffer. De gevolgen kunnen voor het slachtoffer gruwelijk en blijvend zijn.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten zijn verslechterde gezondheidstoestand en de zorg die hij draagt voor zijn gehandicapte kind. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aangezien verdachte in 2022 een strafbeschikking in een andere zaak kreeg.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende De redelijke termijn is aangevangen toen verdachte in verzekering werd gesteld op 10 april 2018. Dit vonnis volgt nu ruim 4,5 jaar later. Daarmee is de redelijke termijn in aanzienlijke mate overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straffen tot gevolg moet hebben.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk, passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 135 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren. Van belang is dat van de op te leggen straf voldoende afschrikkende werking uitgaat, om te voorkomen dat de verdachte opnieuw in de fout zal gaan. De rechtbank hoopt dit te bereiken door een deel van de gevangenisstraf – het deel dat verdachte nog niet reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht – voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal gelet op de ernst van de feiten aan de verdachte tevens een taakstraf voor de duur van 180 opleggen met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur 90 van dagen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [Aangever] heeft in verband met de bewezenverklaarde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij heeft € 3.701,42 aan materiële schade, € 5.000 aan immateriële schade en € 91,52 aan proceskosten gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij wat betreft de kosten van de eigen bijdrage van de zorgverzekering over 2018 en 2019 volledig kan worden toegewezen. De officier van justitie heeft gesteld dat ten aanzien van de kosten voor de vernielde iPhone op basis van de bijgevoegde productie niet duidelijk wordt wanneer de IPhone is aangeschaft en met welke afschrijving er eventueel rekening dient te worden gehouden, en verzoekt de rechtbank om de schade te schatten en een bedrag van € 500 toe te wijzen. Voor het overige deel van de gevorderde materiële schade is het standpunt van de officier van justitie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De eigen bijdrage van 2022 en 2023 betreft namelijk toekomstige en dus nog onduidelijke kosten en ten aanzien van de kosten voor de aanschaf van het alarmsysteem ontbreekt voldoende rechtstreeks verband met de gebeurtenissen van 31 maart 2018. De officier van justitie heeft gesteld dat de gevraagde immateriële schadevergoeding van € 5.000 voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
Voor zover de vordering kan worden toegewezen, te weten in totaal voor een bedrag van € 6205,51, kan dat met toekenning van de wettelijke rente en met de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft de rechtbank daarnaast verzocht de hoofdelijkheid te bepalen.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdediging heeft zich secundair op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële en immateriële schade dient te worden gematigd. Ten aanzien van de vermeende schade aan de iPhone heeft de verdediging gesteld dat uit de bijgevoegde bescheiden niet blijkt wat de waarde is van de telefoon en per wanneer deze mobiele telefoon in het bezit is geweest van benadeelde. De verdediging heeft gesteld dat de kosten voor het alarmsysteem niet in een causaal verband met de verweten gedragingen staan waardoor deze niet voor toewijzing in aanmerking komen. Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat de gevorderde toekomstige schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu causaal verband tussen deze toekomstige schade en de feiten ontbreekt en nog onzeker is dat deze kosten zullen volgen. De verdediging heeft ten aanzien van haar standpunt om de immateriële schade te matigen gesteld dat de hoogte van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Het valt de verdediging op dat eerst op 21 oktober 2019 een intake volgt in verband met psychische klachten waarna drie sessies volgen en nieuwe afspraken worden afgezegd of gemist. Uiteindelijk beschrijft de huisarts op 3 mei 2020 omtrent het verloop met de behandeling dat hij geen herbelevingen meer ervaart en meer rust ervaart. Het kon worden afgesloten omdat het relatief goed met hem gaat. De verdediging heeft gesteld dat in de zaken waarnaar wordt verwezen in de vordering het letsel en de gevolgen daarin vele malen ernstiger zijn waardoor een (forse) matiging dient plaats te vinden.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
IPhone
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 792 gevorderd in verband met schade aan zijn iPhone. De vordering is onderbouwd met een factuur van de abonnementskosten en maandelijkse kosten van het toestelkrediet. Op basis van de bijgevoegde productie wordt naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk wordt wanneer de iPhone is aangeschaft en met welke afschrijving er eventueel rekening dient te worden gehouden. Daarom zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en een bedrag van € 500 toewijzen. Verdachte is vanaf 1 april 2018 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. Voor het overige deel wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Eigen bijdrage zorgverzekering
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 705,51 gevorderd in verband met de door hem betaalde eigen bijdrage van de zorgverzekering over de jaren 2018 en 2019. Dit deel van de vordering is niet betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering wat betreft de eigen bijdrage voor het bedrag van € 705,51 kan worden toegewezen. Verdachte is vanaf 1 april 2018 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De toekomstige eigen bijdrage
De benadeelde partij heeft een nader door de rechtbank te schatten bedrag, door benadeelde zelf geschat op € 700, gevorderd in verband met de toekomstige eigen bijdrage van de zorgverzekering over de jaren 2022 en 2023. Daarbij heeft de benadeelde partij gesteld dat hij wederom zijn behandelingen bij de psycholoog van GGNet zal oppakken De genoemde eigen bijdrage van 2022 en 2023 betreft naar het oordeel van de rechtbank toekomstige en nog onduidelijke schade. De rechtbank verklaart de benadeelde daarom niet-ontvankelijk in de vordering van deze schadepost.
Alarmsysteem
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 1.503,91 gevorderd in verband met de aanschaf en installatie van een alarmsysteem. De vordering is onderbouwd met een factuur van de aanschaf en installatie van het alarmsysteem. Op de factuur valt te zien dat de factuurdatum 26 maart 2019 is. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt voldoende rechtstreeks verband tussen de aanschaf en installatie van dit alarmsysteem, die kennelijk bijna een jaar na de bewezenverklaarde feiten plaatsvond. De rechtbank verklaart de benadeelde daarom niet-ontvankelijk in de vordering van deze schadepost.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van zogenoemd smartengeld in het geval dat:
- verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen;
- de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen;
- de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
- de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door het feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen.
Degene die zich beroept op een aantasting in de persoon op andere wijze zal de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. De benadeelde partij heeft informatie van zijn GZ-psycholoog en medische dossier overgelegd waaruit volgt dat hij vanwege herbelevingen, angst- en slaapklachten naar een psycholoog is verwezen. In een brief van de GZ-psycholoog is beschreven dat benadeelde is gediagnosticeerd met PTSS, een stoornis die is geclassificeerd in de DSM-IV. Zijn klachten passen binnen het kader van een post traumatische stressstoornis. De psycholoog beschrijft in de brief dat er is sprake van ‘stressarousal’ als waakzaam en alert zijn. Daarnaast slaapt benadeelde slecht en is er sprake van herbelevingen in de trant van beelden en nachtmerries. Uit deze onderbouwing volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van geestelijk letsel in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld en een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij is door meerdere personen gewelddadig van zijn vrijheid beroofd, ernstig door hen mishandeld en gedwongen een krantenbericht van zijn Facebook te verwijderen. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit een dusdanig ernstige normschending op dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,00 vaststellen. Verdachte is vanaf 1 april 2018 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Voor het overige wordt benadeelde niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering terzake.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 91,52 gevorderd in verband met de door hem gemaakte reiskosten. De reiskosten voor het bezoek aan de rechtbank voor de regiebehandeling van de strafzaak, het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris, het slachtoffergesprek met de officier van justitie en de inhoudelijke behandeling van de strafzaak, ter hoogte van € 91,52 zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit en zullen dan ook worden toegewezen.
Totaalbedrag
Dit maakt dat het totale bedrag aan schadevergoeding op € 3.205,51 en het bedrag aan proceskosten op € 91,52 uitkomt.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 1 april 2018 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn mededader(s) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn mededader(s) de schade heeft (hebben) vergoed.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen 42 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 55, 58, 63, 282, 284 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
 bepaalt dat
een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 135 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstraf van 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummer 1, 2 en 3 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Aangever] van € 1.205,51 aan materiële schade en € 2.000 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 91,52;
 verklaart de benadeelde partij [Aangever] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [Aangever] , een bedrag te betalen van € 3.205,51 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 42 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat verdachte en zijn mededader(s) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken en dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. W.L.F. Prisse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2022.
mr. M.F. Gielissen en mr. W.L.F. Prisse zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door[verbalisant [Verbalisant] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018138761, gesloten op 16 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [Aangever] , p. 51.
3.Proces-verbaal van aangifte [Aangever] , p. 52.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangever] , p. 60
5.Proces-verbaal van aangifte [Aangever] , p. 52.
6.Proces-verbaal van aangifte [Aangever] , p. 53.
7.Proces-verbaal van aangifte [Aangever] , p. 54.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangever] , p. 60.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangever] , p. 96.
10.Geneeskundige verklaring, p. 110.
11.Proces-verbaal aangifte [Aangeefster] , p. 118.
12.Proces-verbaal aangifte [Aangeefster] , p. 119.
13.Proces-verbaal aangifte [Aangeefster] , p. 120 en proces-verbaal van verhoor aangever [Aangeefster] , p. 140.
14.Proces-verbaal aangifte [Aangeefster] , p. 120.
15.Proces-verbaal aangifte [Aangeefster] , p. 121.
16.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangeefster] , p. 129.
17.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangeefster] , p. 130.
18.Proces-verbaal van bevindingen herkenning, p. 273.
19.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangeefster] , p. 142.
20.Proces-verbaal getuigenverhoor [Aangeefster] bij de rechter-commissaris.
21.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek identiteit [Verdachte] , p. 151.
22.Proces-verbaal van bevindingen e-mail met foto’s, p. 152.
23.Proces-verbaal van bevindingen Facebook [Medeverdachte 1] , p. 174.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige 1] , p. 177.
25.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 192-193.
26.Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een gijzeling/ontvoering/mishandeling gepleegd in [Plaats] op 31 maart 2018, p. 225.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige 2] , p. 322
28.Proces verbaal van verhoor getuige [Getuige 3] , p.331
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [Vrouw van verdachte] , p. 318 en 320.
30.Proces-verbaal van bevindingen historische (verkeers)gegevens [Verdachte] , p. 275-276.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [Vrouw van verdachte] , p. 318 en 320.
32.Proces-verbaal van bevindingen historische (verkeers)gegevens [Verdachte] , p. 277-278.
33.Proces-verbaal van bevindingen historische (verkeers)gegevens [Verdachte] , p. 278.
34.Proces-verbaal onderzoek Samsung Galaxy S7 Edge, p. 286-287 en 290.
35.Proces-verbaal onderzoek Samsung Galaxy S7 Edge, p. 295.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 303.
37.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek informatiesystemen, p. 346.
38.Proces-verbaal van bevindingen surveillance, p. 165.
39.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [Bedrijfsnaam] , p. 233-234.
40.Proces-verbaal van bevindingen verklaring [Naam] , p. 174.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 1] , p. 411-412.