ECLI:NL:RBGEL:2022:7515

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
9627238 CV EXPL 22-134
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de uitleg van een overnameovereenkomst van een inburgeringsschool en de gevolgen van de coronacrisis

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 augustus 2022 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen een vennootschap onder firma (VOF) en een gedaagde partij over de overname van een inburgeringsschool. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. E. van Sark, vorderde betaling van een bedrag van € 23.594,39, vermeerderd met rente, op basis van een overeenkomst die in december 2019 was gesloten. De overeenkomst hield in dat de gedaagde partij per 1 maart 2020 de inburgeringsschool zou overnemen en een bedrag van € 425,00 per cursist zou betalen voor de overstap van cursisten. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. A. Aaryf, voerde verweer en stelde dat er sprake was van onvoorziene omstandigheden door de coronacrisis, waardoor de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden diende te worden. De rechtbank oordeelde dat de coronacrisis als onvoorziene omstandigheid kan worden aangemerkt, maar dat het debat hierover nog niet volledig was uitgekristalliseerd. De rechtbank heeft de gedaagde partij de gelegenheid gegeven om haar stellingen te onderbouwen en heeft iedere verdere beslissing aangehouden. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de uitleg van contracten en de toepassing van artikel 6:258 BW, dat betrekking heeft op onvoorziene omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens: 9627238 CV EXPL 22-134
Afschrift aan: beide partijen
Verzonden d.d.
vonnis d.d. 24 augustus 2022 van de kantonrechter
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma [eis in conv sub 1] VOF,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en haar vennoten:

2. [eis in conv sub 2] ,

3. [eis in conv sub 3] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. E. van Sark,
tegen
[ged in conv/eis in reconv] , h.o.d.n. [ged in conv/eis in reconv] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. A. Aaryf.
Partijen zullen hierna gezamenlijk [eisers in conv/verw in reconv] en [ged in conv/eis in reconv] worden genoemd. Eiser sub 2 wordt hierna aangeduid als [eis in conv sub 2] en eiser sub 3 als [eis in conv sub 3] .

1.Het verdere procesverloop

1.1
Het verloop blijkt uit:
 de tussenvonnis van 16 maart 2022 ter bepaling van de mondelinge behandeling;
 de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie met producties 10 tot en met 14;
 de mondelinge behandeling van 11 juli 2022 waarbij aantekeningen zijn overgelegd door mr. Van Sark. Van het overige verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier.
1.2
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eisers in conv/verw in reconv] exploiteerde een inburgeringsschool in [plaats] . Omdat [eisers in conv/verw in reconv] hiermee wilde te stoppen heeft zij [ged in conv/eis in reconv] benaderd om de inburgeringsschool van haar
over te nemen. Partijen hebben hieromtrent eind 2019 verschillende gesprekken gevoerd.
2.2
Tussen partijen heeft er in de periode van november 2019 tot en met december 2019 e-mailcorrespondentie plaatsgevonden waarin, ten aanzien van de overnameprijs en voor zover van belang, het volgende is vermeld:
25 november 2019
[eisers in conv/verw in reconv] :
“(…) Wat betreft de overnameprijs stelden jullie in ons laatste gesprek in [plaats] voor, om die afhankelijk te laten zijn van het resultaat van het tweede jaar. Echter, wij hebben toen al aangegeven dat een percentage van de omzet of een overnameprijs direct bij de overdracht wat ons betreft de mogelijkheden zijn. Wij vinden het vervelend te moeten constateren dat we wat betreft de overnameprijs nog niet verder zijn. (…)”
26 november 2019
[ged in conv/eis in reconv] :
“(…) Qua overname prijs willen we 15% van het bruto resultaat voorstellen over de jaren 2020 en 2021. (…)”
27 november 2019
[eisers in conv/verw in reconv] :
“(…) Dank voor jullie aanbod. We hebben dit zorgvuldig overwogen, maar zien de volgende nadelen voor beide partijen: (…)
Wij zijn gekomen tot het volgende tegenvoorstel.
(…)
3. Per cursist op 1 maart € 425 (per cursist)
* Per cursist op 1 maart:
  • [eisers in conv/verw in reconv] cursisten die per 1 maart de lessen vervolgen bij [ged in conv/eis in reconv]
  • [eisers in conv/verw in reconv] cursisten van wie het contract is stopgezet, maar weer willen starten (zwangerschap, ziekte enz.)
  • [eisers in conv/verw in reconv] cursisten op wachtlijst die bij [ged in conv/eis in reconv] gaan starten.
Voor de laatste twee groepen komt er dus een nabetaling, maar alleen als deze personen in 2020 nog gaan starten. Hiermee is de overname per 31-12-2020 financieel afgerond. (…)”
2 december 2019
[ged in conv/eis in reconv] :
“(…) 3. Per cursist op 1 maart 2020: € 425,-- (per cursist)
Onze vraag is hoe dit bedrag is opgebouwd. Als wij bestaande cursisten per 1 maart 2020 overnemen, heb je te maken met cursisten met verschillende einddata van de trajecten. Verder wordt het risico in dit geval volledig bij ons gelegd. Wij zijn van mening, dat een percentage van het bruto-resultaat voor de overname voor beide partijen het beste is. (…)”
4 december 2019
[ged in conv/eis in reconv] :
“(…) Kunnen jullie nog laten zien hoe je aan het bedrag van € 425,-- (per cursist) komt / hoe is dit berekend? Wij gaan van het volgende uit:
Wij nemen aan, dat dit bedrag van € 425,-- (per cursist) gebaseerd is op het feit, dat betreffende cursisten gedurende heel 2020 de lessen bij [ged in conv/eis in reconv] volgen.Als een cursist gedurende 2020, na 1 maart 2020 instroomt, dan dient een evenredig deel van het bedrag van € 425,-- berekend te worden.
Als een cursist, eerder dan eind 2020 klaar is of alsnog stopt, dan dient voor een dergelijke cursist ook een evenredig deel van het bedrag van € 425,-- berekend. (…)”
[eisers in conv/verw in reconv] :
“(…) Na het gesprek van afgelopen maandag, hadden we het gevoel dat we eruit waren. Dat gevoel is er nu niet meer. We hebben de laatste tijd extra ingezet voor het binnenhalen van nieuwe cursisten en we zijn nu druk met het inwerken van twee nieuwe docenten om zodoende voor jullie een goede startpositie te geven. (…) De keuze voor een prijs van € 425,-- per contract is gebaseerd op het huidige cursisten bestand. Verder zijn we uitgegaan van de haalbaarheid van 50 overstappende cursisten. Tegen een bedrag van € 425,- per contract (los van de periode dat de cursist nog in de school blijft) kom je dan inclusief inventaris en goodwill op een bedrag van rond de € 25.000. We denken dat onze school dit bedrag zeker waard is, ook gezien de verdienmogelijkheden in 2020. (…)”
5 december 2019
[ged in conv/eis in reconv] :
“(…) We hebben gisteren jullie voorstel nog eens besproken en het een en ander overwogen en we begrijpen, dat jullie extra tijd inzetten om ons een goede startpositie te geven. Dat waarderen wij zeer en daarin willen wij jullie ook tegemoet komen.
Daarom kunnen we akkoord gaan met de € 425,-- per cursist, zoals weergegeven in jullie voorstel, waarbij het gaat om 3 groepen cursisten:
  • De oud [eisers in conv/verw in reconv] cursisten, die per 1 maart 2020 overstappen naar [ged in conv/eis in reconv]
  • De Oud [eisers in conv/verw in reconv] cursisten van wie het contract is stopgezet, maar in weer 2020 bij [ged in conv/eis in reconv] starten
  • Cursisten op de [eisers in conv/verw in reconv] wachtlijst en in 2020 gaat starten bij [ged in conv/eis in reconv] .
(…)”
2.3
Tussen partijen is op 18 december 2019 een overeenkomst gesloten op grond waarvan [ged in conv/eis in reconv] de inburgeringsschool van [eisers in conv/verw in reconv] heeft overgenomen en [ged in conv/eis in reconv] per
1 maart 2020 is gestart met de inburgeringsactiviteiten onder eigen naam in [plaats] .
In de overeenkomst is verder, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)Artikel 1: De overdracht

De overdracht zal bestaan uit de volgende onderdelen:
1.1.
Drie ingerichte en gebruiksklare lokalen worden overgenomen voor de prijs van € 1.500,--.
1.2.
Naamsbekendheid van de school in [plaats]
(…)
Hiervoor wordt een eenmalige prijs betaald van € 2.500,--.
1.3.
Per cursist, zal een overstapprijs betaald worden van € 425,00.
Het gaat hierbij om de volgende cursisten:
  • [eisers in conv/verw in reconv] cursisten, die per 1 maart 2020 de lessen gaan vervolgen bij [ged in conv/eis in reconv] .
  • [eisers in conv/verw in reconv] cursisten, van wie het contract tijdelijk is stopgezet, maar weer willen starten na zwangerschap, ziekte, enz. en de lessen willen volgen bij [ged in conv/eis in reconv] (…)
  • [eisers in conv/verw in reconv] cursisten op de wachtlijst, die wij [ged in conv/eis in reconv] (…) gaan starten.
Artikel 2: Betaalmomenten

De volgende betaalmomenten afgesproken:
(…)
2.2.
Van het bedrag wat berekend gaat worden uit het aantal oud [eisers in conv/verw in reconv] cursisten dat per 1 maart 2020 overstapt naar [ged in conv/eis in reconv] (…) x € 425,--, wordt door de koper een 1e deel van 50 % uiterlijk op 1 september 2020 overgemaakt aan de verkoper. (…)
2.3.
Van het bedrag wat berekend gaat worden uit het aantal oud [eisers in conv/verw in reconv] cursisten dat per 1 maart 2020 overstapt naar [ged in conv/eis in reconv] (..) x € 425,--, wordt door de koper een 2e deel van 50 % uiterlijk op 1 januari 2021 overgemaakt aan de verkoper.
2.4.
Het bedrag wat berekend gaat worden uit het aantal oud [eisers in conv/verw in reconv] cursisten, die na onderbreking in 2020 bij [ged in conv/eis in reconv] (…) start + het aantal cursisten van de wachtlijst van [eisers in conv/verw in reconv] , dat in 2020 bij [ged in conv/eis in reconv] (…) start x € 425,--, wordt door de koper uiterlijk op 1 januari 2021 overgemaakt aan de verkoper.
(…)”
2.4
[eisers in conv/verw in reconv] heeft op 31 augustus 2020 een factuur naar [ged in conv/eis in reconv] gestuurd waarbij, overeenkomstig artikel 1.3 en 2.2 van de overeenkomst, een bedrag van (72 cursisten x
€ 425,00 =) € 30.600,00 bij [ged in conv/eis in reconv] in rekening is gebracht.
2.5
[eisers in conv/verw in reconv] heeft bij factuur van 5 maart 2021, overeenkomstig artikel 1.3 en 2.4 van de overeenkomst, een bedrag van (13 cursisten x € 425,00 =) € 5.525,00 bij [ged in conv/eis in reconv] in rekening gebracht.
2.6
In verband met de maatregelen die door de overheid zijn getroffen in verband met het coronavirus heeft [ged in conv/eis in reconv] vanaf 16 maart 2020 tot 8 juni 2020 geen fysieke lessen gegeven. Ook daarna heeft [ged in conv/eis in reconv] in verband met de coronamaatregelen voor langere periodes geen fysieke lessen gegeven.

3.De vordering en het verweer

In conventie
3.1
[eisers in conv/verw in reconv] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [ged in conv/eis in reconv] te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 23.594,39, te vermeerderen met de jaarlijkse rente van 5% over de hoofdsom van € 21.789,61 vanaf 1 november 2021 tot de dag van algehele voldoening, en met veroordeling van [ged in conv/eis in reconv] in de proceskosten.
3.2
[eisers in conv/verw in reconv] legt aan haar vordering, bezien tegen de achtergrond van voornoemde feiten, de volgende stellingen ten grondslag.
Tussen partijen is een overeenkomst gesloten op grond waarvan [ged in conv/eis in reconv] de inburgeringsschool per 1 maart 2020 heeft overgenomen. Op grond van artikel 1.3. en 2.2. van de tussen partijen gesloten overeenkomst dient [ged in conv/eis in reconv] per oud [eisers in conv/verw in reconv] cursist die per 1 maart 2020 overstapt naar [ged in conv/eis in reconv] een bedrag van € 425,00 te betalen. Bij factuur van
31 augustus 2020 is daarom een bedrag van (72 cursisten x € 425,00 =) € 30.600,00 bij [ged in conv/eis in reconv] in rekening gebracht. [ged in conv/eis in reconv] heeft daarvan een bedrag van in totaal € 16.362,50 onbetaald gelaten. [ged in conv/eis in reconv] is hierover de contractuele rente van 5% per jaar verschuldigd vanaf 1 januari 2021.
Daarnaast dient [ged in conv/eis in reconv] op grond van artikel 1.3. en 2.4. van de overeenkomst per oud [eisers in conv/verw in reconv] cursist die na onderbreking in 2020 bij [ged in conv/eis in reconv] start en per cursist die op de wachtlijst van [eisers in conv/verw in reconv] stond die in 2020 bij [ged in conv/eis in reconv] start een bedrag van € 425,00 te betalen. Bij factuur van 7 maart 2021 is daarom een bedrag van (13 cursisten x € 425,00 =) € 5.525,00 in rekening gebracht. [ged in conv/eis in reconv] heeft deze factuur in het geheel onbetaald gelaten. [ged in conv/eis in reconv] is hierover de contractuele rente van 5% per jaar verschuldigd vanaf 16 oktober 2021.
[ged in conv/eis in reconv] dient in totaal nog een hoofdsom van € 21.887,50 te betalen. Ook dient [ged in conv/eis in reconv] de contractuele rente te voldoen, berekend tot 16 november 2021 € 802,79. Daarnaast dient [ged in conv/eis in reconv] de buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 BW te vergoeden tot een bedrag van € 992,99.
3.3
[ged in conv/eis in reconv] heeft verweer gevoerd tegen de vordering en heeft geconcludeerd tot afwijzing. De inhoud van het verweer zal hieronder waar nodig aan de orde komen.
In voorwaardelijke reconventie
3.4
[ged in conv/eis in reconv] vordert bij vonnis, na vermindering van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de overeenkomst alsnog (gedeeltelijk) te ontbinden en [eisers in conv/verw in reconv] te veroordelen in de proceskosten.
3.5
[ged in conv/eis in reconv] legt aan haar vordering de stellingen ten grondslag dat sprake is van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. De overeenkomst moet daarom gedeeltelijk worden ontbonden ex artikel 6:258 lid 1 BW.
3.6
[eisers in conv/verw in reconv] heeft verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd tot afwijzing. De inhoud van het verweer zal hieronder waar nodig aan de orde komen.

4.De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie

4.1
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in voorwaardelijke reconventie, zullen deze hierna gezamenlijk worden besproken.
4.2
[eisers in conv/verw in reconv] vordert nakoming van de tussen partijen overeengekomen verbintenissen voortvloeiende uit de overeenkomst. De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of deze overeenkomst heeft bestaan, dan wel nog bestaat, en zo ja, of uit de overeenkomst
een betalingsverplichting ter hoogte van € 21.887,50 van [ged in conv/eis in reconv] voortvloeit.
4.3
Strijd met de goede zeden of openbare orde
Het meest verstrekkende verweer van [ged in conv/eis in reconv] is het beroep op nietigheid van
de artikelen 1.3, 2.2, 2.3 en 2.4 van de overeenkomst op grond van artikel 3:40 lid 1 BW.
Volgens [ged in conv/eis in reconv] is de inhoud of strekking van die artikelen in de overeenkomst in strijd met de goede zeden of openbare orde omdat het vragen dan wel betalen van een bedrag per cursist bij een overname ongeoorloofd is. [ged in conv/eis in reconv] heeft bij de conclusie van antwoord ter onderbouwing van haar stelling in het algemeen verwezen naar ‘bijlage 14 – Over het financieel toezicht’, een brief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid omtrent ‘de voortgang individuele leerbudgetten en enkele onderwerpen rond flexibilisering aanbod’, een aantal nieuwsberichten uit de Volkskrant en een ‘Handleiding 2021 Blik op Werk Keurmerk’ van maar liefst 100 pagina’s (hierna: de handleiding 2021), zonder daarbij specifiek aan te geven waaruit volgt dat een dergelijke afspraak niet geoorloofd is. Dit laatste had wel op haar weg gelegen. Het is niet aan de kantonrechter om zelf in de omvangrijke producties te gaan spitten teneinde de onderbouwing van de stelling van [ged in conv/eis in reconv] te achterhalen. Pas op de mondelinge behandeling heeft [ged in conv/eis in reconv] specifiek verwezen
naar artikel 1.1.4.b uit de handleiding 2021. Echter, als onweersproken staat vast dat de handleiding pas op 1 januari 2021 in werking is getreden en daarom niet op de overeenkomst van toepassing is. Bovendien heeft [eisers in conv/verw in reconv] terecht betoogd dat uit de tekst van artikel 1.1.4.b van de handleiding niet volgt dat de in artikel 1.3, 2.2, 2.3 en 2.4 van de overeenkomst gemaakte afspraken ongeoorloofd zijn. Het verweer van [ged in conv/eis in reconv] wordt gelet op het voorgaande als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.4
Dwaling
4.4.1
[ged in conv/eis in reconv] stelt zich voorts op het standpunt dat sprake is van dwaling ex artikel 6:228 BW op grond waarvan zij de overeenkomst op 26 januari 2021 buitengerechtelijk heeft vernietigd. Dit brengt mee dat de rechtsgrond van de vordering van [eisers in conv/verw in reconv] is komen
te vervallen, reden waarom haar vordering moet worden afgewezen, aldus [ged in conv/eis in reconv]
4.4.2
Voor een geslaagd beroep op dwaling is onder meer vereist dat de dwalende is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken, veroorzaakt door één van de drie dwalingsgevallen van artikel 6:288 lid 1 BW aanhef en sub a t/m c BW, namelijk een inlichting, een verzwijgen of wederzijdse dwaling. Daarnaast is vereist dat sprake is van
een causaal verband tussen de onjuiste voorstelling van zaken en het sluiten van de overeenkomst en dient te worden voldaan aan het kenbaarheidsvereiste.
4.4.3
Volgens [ged in conv/eis in reconv] heeft [eisers in conv/verw in reconv] haar ervan verzekerd dat de handelswijze omtrent de overdracht, waarbij een vergoeding wordt betaald voor de overname of voortzetting van lessen aan cursisten die aanspraak maken op een individueel leerbudget, geoorloofd zou zijn en dat deze overeenkomst de steun had van Blik op Werk. [eisers in conv/verw in reconv] heeft [ged in conv/eis in reconv] immers laten weten dat zij hierover contact heeft gehad met een medewerker van Blik op Werk die de overname(prijs) zou hebben goedgekeurd. Dit bleek achteraf niet juist te zijn. Het sluiten van een transactie met een dergelijke inhoud is verboden en Blik op Werk heeft nimmer dergelijke uitspraken gedaan. Daarnaast heeft [eisers in conv/verw in reconv] de zaken veel rooskleuriger voorgesteld. Het voorgehouden resultaat is bij lange na niet gehaald. Bij een juiste voorstelling van zaken zou de overeenkomst nooit zijn gesloten. De overeenkomst is daarom terecht buitengerechtelijk vernietigd, aldus [ged in conv/eis in reconv]
4.4.4
[ged in conv/eis in reconv] legt in feite drie verschillende stellingen aan haar beroep op dwaling ten grondslag. Allereerst is er volgens [ged in conv/eis in reconv] sprake van dwaling omdat de gemaakte afspraken zoals vastgelegd in de artikelen 1.3, 2.2, 2.3 en 2.4 van de overeenkomst ongeoorloofd zouden zijn. Zoals reeds hiervoor onder 4.3.2 is overwogen is door [ged in conv/eis in reconv] echter onvoldoende gesteld en onderbouwd dat het maken van dergelijke afspraken verboden is. Dit brengt mee dat niet geconcludeerd kan worden dat sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken zodat het beroep op dwaling faalt.
4.4.5
Voorts stelt [ged in conv/eis in reconv] zich op het standpunt dat zij heeft gedwaald omdat [eisers in conv/verw in reconv] heeft toegezegd dat de afspraken zoals vastgelegd in de artikelen 1.3, 2.2, 2.3 en 2.4 de steun hadden van Blik op Werk, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Ook als ten aanzien hiervan wel is voldaan aan de dwalingsvereisten van artikel 6:228 lid 1 BW faalt het beroep op dwaling. De dwaling behoort dan in verband met de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van [ged in conv/eis in reconv] te blijven. [ged in conv/eis in reconv] houdt zich immers vanaf 2003 al bezig met het verzorgen van inburgeringscursussen en heeft inmiddels meerdere vestigingen. Het kan dan ook niet anders dan dat zij al geruime tijd bekend is met en bij Blik op Werk. Als de goedkeuring voor de overname van Blik op Werk voor [ged in conv/eis in reconv] essentieel voor het sluiten van de overeenkomst was, had het op haar weg gelegen om contact met Blik op Werk op te nemen voor het sluiten van de overeenkomst. Dit heeft zij niet gedaan. Zij kan zich daarom thans niet met succes op dwaling beroepen.
4.4.6
Tot slot betoogt [ged in conv/eis in reconv] dat zij heeft gedwaald omdat het voorgehouden resultaat bij lange na niet is gehaald en [eisers in conv/verw in reconv] de zaken al dan niet bewust veel rooskleuriger heeft gepresenteerd. Welke zaken [eisers in conv/verw in reconv] al dan niet bewust rooskleuriger heeft gepresenteerd wordt in het midden gelaten. Omdat [ged in conv/eis in reconv] haar stellingen op dit punt niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd wordt ook dit beroep op dwaling verworpen.
4.5
Uitleg overeenkomst
4.5.1
Uit het voorgaande volgt dat de overeenkomst (nog) niet geheel of gedeeltelijk
is aangetast. Partijen moeten daarom de afspraken zoals neergelegd in de overeenkomst nakomen. Partijen twisten echter over de inhoud van de gemaakte afspraken zoals neergelegd in de artikelen 1.3, 2.2, 2.3 en 2.4 van de overeenkomst, en meer specifiek over de vraag voor welke cursisten [ged in conv/eis in reconv] een overstapprijs van € 425,00 per cursist moet betalen. De overeenkomst zal daarom eerst moeten worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf (ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
4.5.2
Vooropgesteld wordt dat uit de tekst van artikel 1.3 volgt dat [ged in conv/eis in reconv]
een bedrag van € 425,00 per cursist moet betalen voor de volgende cursisten:
a. [eisers in conv/verw in reconv] cursisten, die per 1 maart 2020 de lessen gaan vervolgen bij [ged in conv/eis in reconv] ;
b. [eisers in conv/verw in reconv] cursisten, van wie het contract tijdelijk is stopgezet, maar weer willen
starten na zwangerschap, ziekte, enz. en de lessen willen volgen bij [ged in conv/eis in reconv] ;
c. [eisers in conv/verw in reconv] cursisten op de wachtlijst, die bij [ged in conv/eis in reconv] gaan starten.
De overeenkomst rept niet over een exact aantal cursisten en partijen hebben evenmin een document of lijst opgesteld waarin de uitgangspunten ten aanzien van voornoemde afspraak zijn neergelegd. Daarom is voor de uitleg niet alleen de taalkundige betekenis van de tekst, maar ook de e-mailcorrespondentie tussen partijen voorafgaand het sluiten van de overeenkomst van belang.
4.5.3
[eisers in conv/verw in reconv] gaat uit van de letterlijke tekst van artikel 1.3 van de overeenkomst en heeft op grond daarvan een totaalbedrag van (€ 30.600,00 + € 5.525,00 =) € 36.125,00 bij [ged in conv/eis in reconv] in rekening gebracht. [eisers in conv/verw in reconv] is ten aanzien van onderdeel a) uitgegaan van
72 cursisten en ten aanzien van de onderdelen b) en c) uitgegaan van 13 cursisten.
Ter onderbouwing van onderdeel a) heeft [eisers in conv/verw in reconv] aangevoerd dat [eis in conv sub 2] op 1 maart 2020 als docent werkzaam was bij [ged in conv/eis in reconv] en dat hij heeft kunnen zien dat er toen 72 cursisten zijn gestart. Op 25 en 26 maart 2020 stuurde [ged in conv/eis in reconv] immers aan de docenten de presentielijsten van alle lesgroepen en hieruit volgt dat er 72 cursisten op de lijsten stonden (productie 14). Ter onderbouwing van de onderdelen b) en c) heeft [eisers in conv/verw in reconv] productie 6 overgelegd. Dit is een lijst met namen van personen die een contract hadden bij [eisers in conv/verw in reconv] maar tijdelijk gestopt waren en personen die voor 1 maart bij [eisers in conv/verw in reconv] zijn aangemeld maar niet voor 1 maart 2020 gestart zijn.
4.5.4
[ged in conv/eis in reconv] voert verweer tegen het door [eisers in conv/verw in reconv] genoemde aantal cursisten
waarvoor [eisers in conv/verw in reconv] een overstapprijs van € 425,00 in rekening heeft gebracht.
Allereerst heeft [ged in conv/eis in reconv] aangevoerd dat de vordering (gedeeltelijk) moet worden afgewezen omdat de overeenkomst aldus moet worden uitgelegd dat partijen een all-in-prijs van
€ 25.000,00 voor de overname zijn overeengekomen, waarbij zij zijn uitgegaan van
50 cursisten. Dit betekent volgens [ged in conv/eis in reconv] dat zij slechts de overstapprijs voor 50 cursisten verschuldigd is. Dat beide partijen deze bedoeling bij het sluiten van de overeenkomst
voor ogen hadden, volgt uit de e-mail van 4 december 2019, aldus [ged in conv/eis in reconv]
4.5.5
Dit betoog faalt en daartoe is het volgende redengevend. [eisers in conv/verw in reconv] heeft reeds vanaf het begin van de onderhandelingen laten weten dat zij geen vast bedrag, namelijk het door [ged in conv/eis in reconv] voorgestelde percentage van het brutoresultaat, voor de overname overeen wilde komen. [eisers in conv/verw in reconv] heeft in de e-mailcorrespondentie voorafgaand het sluiten van de overeenkomst steeds de onderverdeling zoals genoemd onder 4.5.2 voorgesteld. In de e-mail van 4 december 2019 heeft [eisers in conv/verw in reconv] enkel, op verzoek van [ged in conv/eis in reconv] , achtergrondinformatie gegeven over hoe zij tot het bedrag van € 425,00 per cursist is gekomen. In dat kader heeft [eisers in conv/verw in reconv] aangegeven dat het bedrag van € 425,00 is gebaseerd op het toenmalige cursisten bestand van 50 cursisten, zodat de overnameprijs inclusief inventaris en goodwill ongeveer € 25.000,00 bedraagt. Hieruit kan geenszins de bedoeling worden afgeleid om een all-in-prijs van € 25.000,00 overeen te komen. Dit geldt te meer nu de tekst van de overeenkomst met de onderverdeling van cursisten ongewijzigd is gebleven en [ged in conv/eis in reconv] ook niet heeft verzocht om een dergelijke wijziging van de overeenkomst. Sterker nog, [ged in conv/eis in reconv] heeft in haar e-mail van 5 december 2019 aangegeven dat zij [eisers in conv/verw in reconv] , vanwege haar investeringen, tegemoet wil komen in die zin dat zij akkoord gaat met het voorstel van [eisers in conv/verw in reconv] om € 425,00 per cursist te betalen, waarbij het gaat om de drie groepen cursisten zoals genoemd onder 4.5.2.
4.5.6
[ged in conv/eis in reconv] stelt zich voorts op het standpunt dat [eisers in conv/verw in reconv] bij de berekening van haar vordering ten onrechte is uitgegaan van bij productie 6 en 14 overgelegde presentielijsten. Volgens [ged in conv/eis in reconv] staan er ook cursisten op deze lijsten die niet vallen onder de reikwijdte van artikel 1.3 van de overeenkomst, zoals cursisten die zich na het sluiten van de overeenkomst bij [ged in conv/eis in reconv] hebben aangemeld. Daarnaast stelt [ged in conv/eis in reconv] dat voor cursisten die maar enkele weken les hebben gevolgd en cursisten die vanwege corona helemaal geen lessen hebben gevolgd, geen of slechts een evenredig bedrag hoeft te worden betaald. Ter zitting heeft [ged in conv/eis in reconv] haar stelling hieromtrent geconcretiseerd, in die zin dat er 10 cursisten meteen bij aanvang of na één maand zijn gestopt en 6 cursisten uiteindelijk niet zijn begonnen. [ged in conv/eis in reconv] is daarvoor geen overstapprijs verschuldigd, aldus [ged in conv/eis in reconv]
4.5.7
Deze door [ged in conv/eis in reconv] voorgestane uitleg van artikel 1.3 van de overeenkomst wordt niet gevolgd. [ged in conv/eis in reconv] schrijft in haar e-mail van 2 december 2019 weliswaar dat zij ervan uitgaat dat het bedrag van € 425,00 is gebaseerd op het feit dat cursisten gedurende heel 2020 lessen volgen en dat wanneer een cursist na 1 maart 2020 instroomt of een cursist eerder dan eind 2020 klaar is of alsnog stopt een evenredig bedrag wordt betaald, maar [eisers in conv/verw in reconv] heeft deze uitleg blijkens haar reactie, zoals vermeld onder 2.2, geheel verworpen. [eisers in conv/verw in reconv] houdt vast aan de onderverdeling zoals vermeld onder 4.5.2, juist vanwege het feit dat zij de weken voor het sluiten van de overeenkomst extra tijd en geld heeft ingezet voor het binnenhalen van nieuwe cursisten en het inwerken van nieuwe docenten. [ged in conv/eis in reconv] is daarmee blijkens haar e-mail van 5 december 2019, zoals hiervoor is overwogen, ook akkoord gegaan.
4.5.8
Het verweer van [ged in conv/eis in reconv] faalt derhalve. Dit betekent dat [ged in conv/eis in reconv] in beginsel gehouden is het restant van het door [eisers in conv/verw in reconv] in rekening gebrachte bedrag te betalen.
4.6
Onvoorziene omstandigheden
4.6.1
[ged in conv/eis in reconv] vordert in voorwaardelijke reconventie de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst op grond van artikel 6:258 lid 1 BW. Hiertegen heeft [eisers in conv/verw in reconv] verschillende formele verweren gevoerd. Deze verweren kunnen echter onbesproken blijven, nu aan de voorwaardelijke reconventie niet wordt toegekomen. Blijkens de wetsgeschiedenis kan inroeping van de (gedeeltelijke) ontbinding op grond van artikel 6:258 BW, ondanks de huidige formulering van dit artikel, ook bij wijze van verweer plaatsvinden en blijkens de stellingen van [ged in conv/eis in reconv] beroept zij zich ook bij wijze van verweer op artikel 6:258 BW.
4.6.2
Op grond van het bepaalde in artikel 6:258 BW kan de rechter op verlangen van een van partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden indien sprake is van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. In de kern komt het erop neer dat sprake moet zijn van een fundamentele verstoring van het evenwicht van de overeenkomst. Herstel van dat evenwicht kan in dat geval worden bereikt doordat de rechter met behulp van artikel 6:258 BW de overeenkomst wijzigt of (geheel of gedeeltelijk) ontbindt. Voor wijziging of ontbinding is echter geen plaats, indien krachtens de aard van de overeenkomst het intreden van de onvoorziene omstandigheid voor rekening komt van degene die zich erop beroept.
4.6.3
De coronacrisis wordt, gelet op de omvang daarvan en de gevolgen voor de economie en maatschappij, aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid. Partijen hebben deze pandemie en de als gevolg daarvan door de overheid getroffen maatregelen niet in de overeenkomst verdisconteerd aangezien de coronacrisis nog niet bestond ten tijde van het aangaan van de overeenkomst en mochten dat redelijkerwijs over en weer ook niet denken.
4.6.4
Tussen partijen is in geschil of de onvoorziene omstandigheid van dien aard is dat [eisers in conv/verw in reconv] ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten (artikel 6:258 lid 1 BW). Een ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag bijvoorbeeld niet worden verwacht indien de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties bij een wederkerige overeenkomst in ernstige mate zijn verstoord, wanneer het doel van de overeenkomst is verijdeld, of wanneer nakoming van een overeenkomst uiterlijke bezwaarlijk is geworden. Verder twisten partijen nog over de vraag of de onvoorziene omstandigheid voor rekening van [ged in conv/eis in reconv] dient te komen (artikel 6:258 lid 2 BW).
4.6.5
Het debat tussen partijen is op dit onderdeel nog niet volledig uitgekristalliseerd. [ged in conv/eis in reconv] heeft voor het eerst ter zitting enige financiële informatie verstrekt, nog zonder onderbouwing. Daarom wordt aanleiding gezien om partijen in de gelegenheid te stellen
om bij akte hun stellingen hieromtrent aan te vullen, dan wel aan te passen en nader te onderbouwen. Aangezien de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat aan de vereisten van artikel 6:258 BW is voldaan op [ged in conv/eis in reconv] rusten, zal [ged in conv/eis in reconv] eerst in de gelegenheid worden gesteld om haar stellingen bij akte aan te vullen en te onderbouwen. Hierbij wordt opgemerkt dat aan de stelplicht in het algemeen wel zware eisen worden gesteld. [ged in conv/eis in reconv] wordt daarom uitdrukkelijk opgedragen om gemotiveerd te onderbouwen waarom [eisers in conv/verw in reconv] geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag verwachten en de onvoorziene omstandigheid niet voor rekening van [ged in conv/eis in reconv] dient te komen. Van [ged in conv/eis in reconv] wordt ook verwacht dat zij concreet en onderbouwd aangeeft welk financieel nadeel zij als gevolg van de coronapandemie heeft geleden. Daarbij dient zij bijvoorbeeld ook inzicht te geven in het aantal cursisten dat door de onvoorziene omstandigheid is gestopt met het volgen van de lessen. Ook ligt het op haar weg om concreet inzicht te geven in de eventueel daarmee verband houdende besparingen en ontvangen tegemoetkomingen van de overheid. [eisers in conv/verw in reconv] zal hierna de gelegenheid krijgen om hierop bij antwoordakte te reageren.
4.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
verwijst de zaak naar de rol van
21 september 2022voor akte uitlating aan de zijde van [ged in conv/eis in reconv] als bedoeld onder overweging 4.6.4 en 4.6.5, waarna [eisers in conv/verw in reconv] daarop bij antwoordakte kan reageren;
5.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022.
(ldj)