ECLI:NL:RBGEL:2022:7249

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
05/780091-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie met oogmerk op valsheid in geschrift en flessentrekkerij

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk valsheid in geschrift en flessentrekkerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij het opmaken van valse documenten, waaronder werkgeversverklaringen en arbeidsovereenkomsten, en het afsluiten van telefoonabonnementen zonder betaling. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2011 tot en met 22 oktober 2014 deelgenomen aan deze organisatie, die gebruik maakte van verschillende rechtspersonen om strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en deelname aan de criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 100 uren, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de rol van de verdachte, het tijdsverloop sinds de feiten en zijn huidige situatie, waaronder werk en stabiliteit in zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/780091-15
Datum uitspraak : 23 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
[Geboortedatum] in [Geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan [Adres] ’s-Gravenhage.
Raadsvrouw: mr. W.C. Alberts, advocaat in 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 december 2018, 19 februari 2019, 23 mei 2019, 7 november 2019, 16 januari 2020 en 30 januari 2020, 7 november 2022, 10 november 2022 en 23 december 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan [Verdachte] is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 22 oktober 2014 in de gemeente Winterswijk, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van:
- het (telkens) valselijk (doen) opmaken en/of vervalst en/of vervalsen van (een) geschrift(en), te weten (een) werkgeversverklaring(en) en/of arbeidsoverenkomst(en) en/of salarisstro(o)k(en) en/of uitkeringsformulier(en), (elk) zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, en/of het (telkens) opzettelijk gebruik maken van die/dat geschrift(en) als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, en/of het (telkens) opzettelijk afleveren en/of voorhanden hebben van die/dat vals(e) of vervalst(e) geschrift(en), terwijl verdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren als ware het (telkens) echt en onvervalst, en/of (zaaksdossiers onderzoek GOUD * 2, 3, 4, 5, 8, 12 en 13)
- het (telkens) met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of een of meer listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels bewegen van (een) (telefoon)provider(s) tot de afgifte van een of meer telefoonabonnement(en) en/of contract(en) en/of (mobiele) telefoon(s) dan wel het maken van een gewoonte van het kopen van goederen (telefoonabonnementen en/of contracten en/of mobiele telefoons) telkens met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, en/of (zaaksdossiers onderzoek GOUD * 5, 6 en 7)
- het (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middels als bedoeld bij de Opiumwetwet behorende lijst II (zaaksdossier onderzoek GOUD * 11);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 8 mei 2014 te 's-Heerenberg, in de gemeente Montferland en/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een perceel aan [Adres] te 's-Heerenberg (telkens)
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, en/althans/in elk geval (op 8 mei 2014) opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 17 kilogram (gedroogde) hennep(toppen), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
[Naam] in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 8 mei 2014 te 's-Heerenberg, in de gemeente Montferland en/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), althans alleen, in een perceel aan [Adres] te 's-Heerenberg (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, en/althans/in elk geval (op 8 mei 2014) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 17 kilogram (gedroogde) hennep(toppen), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 8 mei 2014 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, en/althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor en/of namens die [Naam] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) te bemiddelen en/of te begeleiden en/of te overleggen met betrekking tot de huur en/of de betaling van de huurpenning(en) van voornoemd pand (voor de kweek en/of teelt van die hennenpplant(en));
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2014 tot en met 17 juni 2015 in de gemeente(n) Breda en/of Winterswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) (als bestuurder/commisaris van de Besloten Vennootschap [BV 1] ), terwijl bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank Zeeland-West Brabant te Breda van 3 juni 2014, de besloten vennootschap [BV 1] in staat van faillissement is verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s), althans de schuldeiser(s) van die Besloten Vennootschap [BV 1] - (een) bate(n) niet heeft verantwoord, immers heeft verdachte (tezamen met verdachtes mededader(s)) in de periode van 11 januari 2014 tot en met 14 maart 2014 (naar aanleiding van een of meer facturering(en) aan het bedrijf [Bedrijfsnaam] ) een bedrag van (totaal) euro 242.782,75 aan de boedel onttrokken, door euro 55.742,25 contant te (laten) betalen/ontvangen en/of een (totaal)bedrag van euro 187.040,50 op de privé bankrekening nr. [Rekeningnummer] van verdachte laten overmaken, althans (telkens) die/dat geldbedrag(en) niet ten bate van die BV [BV 1] laten komen;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
[Medeverdachte 1] en/of een of meer ander(en) in of omstreeks de periode van 11 januari 2014 tot en met 17 juni 2015 in de gemeente(n) Breda en/of Winterswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans ieder voor zich, (als bestuurder/commisaris van de Besloten Vennootschap [BV 1] ), terwijl bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank Zeeland-West Brabant te Breda van 3 juni 2014, de besloten vennootschap [BV 1] in staat van
faillissement is verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s), althans de schuldeiser(s) van die Besloten Vennootschap [BV 1]
- ( een) bate(n) niet heeft verantwoord, immers heeft/hebben die [Medeverdachte 1] en/of die ander(en) verdachte in de periode van 11 januari 2014 tot en met 14 maart 2014 (naar aanleiding van een of meer facturering(en) aan het bedrijf [Bedrijfsnaam] ) een bedrag van (totaal) euro 242.782,75 aan de boedel onttrokken, door euro 55.742,25 contant te (laten) betalen/ontvangen en/of een (totaal)bedrag van euro 187.040,50 op de privé bankrekening nr. [Rekeningnummer] laten overmaken, althans (telkens) die/dat geldbedrag(en) niet ten bate van die BV [BV 1] laten komen,
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of
meer tijdstip(pen) in de periode van 11 januari 2014 tot en met 14 maart 2014 te Gendringen, in de gemeente Oude IJsselstreek en/of in de gemeente Winterswijk en/althans (elders) in Nederland (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn verdachtes privé banrkening nr.
[Rekeningnummer] voor het storten/betalen van die/dat geldbedrag(en) ter beschikking te stellen;
4.
hij op of omstreeks 8 januari 2012 te Gaanderen, in de gemeente Doetinchem en/of op of omstreeks 10 maart 2013 in de gemeente Winterswijk, in elk geval (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen meermalen, althans eenmaal een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten:
* een aanvraagformulier WW (Werkloosheidswet) dd. 8 januari 2012 (pag. 15.441-15.443), en/of
* een aanvraagformulier WW (Werkloosheidswet) dd. 10 maart 2013, (pag. 15.468-15.471), waarop (telkens) opgave moest worden gedaan (onder meer) van (verdachtes (laatste) werkgever(s)/dienstverband(en) - valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of doen opmaken en/of laten vervalsen, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid op:
* dat aanvraagformulier dd. 8 januari 2012 vermeld/aangegeven dat verdachte in de periode van 1 juli 2011 tot (en met) 1 januari 2012 werknemer was/werkzaamheden zou verrichten/een dienstverband had bij/voor [BV 3] , en/of
* dat aanvraagformulier dd. 10 maart 2013 vermeld/aangegeven dat verdachte in de periode van 1 september 2012 tot en met 28 februari 2013 werknemer was/werkzaam was geweest/een dienstverband had bij/voor [Coöperatie] , zulks met (telkens) het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 2 januari 2012 tot en met 6 mei 2012 en de periode 1 maart 2013 tot en met 2 februari 2015, te Gaanderen, gemeente Doetinchem en/of Winterwijk en/of elders in Nederland, in strijd met (een) bij of krachtens wettelijk voorschrift(en), te weten artikel 25 van de Werkloosheidswet en/of artikel 49 van de Ziektewet, opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde
gegevens te verstrekken aan het UWV,
-immers heeft hij (in die periode en op die plaats) geheel of gedeeltelijk niet aan de genoemde dienst medegedeeld of kenbaar gemaakt dat hij, verdachte
-niet werkzaam was geweest/geen werkzaamheden had verricht (in de periode 1 juli 2011 tot 1 januari 2012) bij de onderneming [BV 3] en/of
-niet werkzaam was geweest/geen werkzaamheden had verricht (in de periode 1 september 2012 tot 1 maart 2013) bij de onderneming [Coöperatie] , en/of
-immers heeft hij niet op de daartoe bestemde inlichtingenformulieren/wijzigingsformulieren WW en/of ZW of anderszins, (alsnog) de juiste gegevens (betreffende zijn arbeidsverleden), noodzakelijk voor een juiste beoordeling door het UWV, vermeld/doorgegeven zijnde dit gegeven(s) waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze gegeven(s) van belang was/waren voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming- namelijk een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW) en/of de Ziektewet (ZW)- dan wel voor de hoogte of de duur van voornoemde verstrekking of tegemoetkoming, zulks terwijl dit feit kon strekken en/of had kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [Verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met flessentrekkerij, medeplichtigheid aan hennepteelt en medeplegen van valsheid in geschrifte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat [Verdachte] moet worden vrijgesproken van feit 1. [Verdachte] heeft niet deelgenomen aan de organisatie, maar hooguit hand- en spandiensten verricht. Hij heeft geen rol gehad bij het afsluiten van telefoonabonnementen en bij de hennepkwekerijen. Weliswaar is een uitkering op naam van [Verdachte] aangevraagd, maar hij heeft daar zelf geen handelingen voor verricht.
De raadsvrouw heeft verder naar voren gebracht dat [Verdachte] moet worden vrijgesproken van feit 2. [Verdachte] is enkel tweemaal bij de woning gezien, maar heeft pas achteraf vernomen dat er een kwekerij in het pand zat.
Ook van feit 3 dient [Verdachte] te worden vrijgesproken. [Verdachte] was niet de bestuurder van de [BV 1] . Ook is hij niet opzettelijk behulpzaam geweest bij het onttrekken van een geldbedrag aan de boedel door zijn rekening ter beschikking te stellen. Hij handelde met [Bedrijfsnaam] , maar deed dat op persoonlijke titel. Bovendien heeft [Verdachte] ook melkpoeder ingekocht en dus kosten gemaakt. Ten slotte volgt niet uit het dossier dat het voor [Verdachte] voorzienbaar is geweest dat [BV 1] failliet zou worden verklaard.
De raadsvrouw heeft tot slot aangevoerd dat [Verdachte] ook moet worden vrijgesproken van feit 4 primair. De formulieren zijn niet door hem ingediend bij het UWV. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verklaringen [Medeverdachte 3]
In verschillende zaken is erop gewezen dat de verklaring van [Medeverdachte 3] onbetrouwbaar is omdat hij – kort gezegd - ten tijde van de verhoren drank en drugs gebruikte, hij ten onrechte zonder tolk is gehoord, hij de schuld wil afschuiven op de medeverdachte(n), zijn verklaringen strijdig met elkaar en met andere bewijsmiddelen zijn en bij hem waarnemingen, veronderstellingen en conclusies vaak door elkaar lopen.
Ambtshalve overweegt de rechtbank ook in deze zaak dat niet op voorhand kan worden gezegd dat de verklaringen van [Medeverdachte 3] – om welke reden dan ook – van het bewijs moeten worden uitgesloten. Wel dient behoedzaam met de verklaringen te worden omgegaan en zal telkens moeten worden beoordeeld of de verklaring van [Medeverdachte 3] in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal de verklaring van [Medeverdachte 3] daarom alleen gebruik in die gevallen waarin die verklaring door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
De rechtbank zal allereerst een korte inleiding geven, dan ingaan op enkele bedrijven die in het onderzoek voorkomen en daarna de feiten bespreken, waarbij de rechtbank feit 1 als laatste zal behandelen.
Inleidende overweging
Op 13 januari 2014 is naar aanleiding van verdenking van het runnen van hennepkwekerijen en het faciliteren daarvan een politieonderzoek met de naam ‘Goud’ gestart. Dit onderzoek richtte zich in eerste instantie op [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] . Binnen het onderzoek is onder andere informatie verkregen van de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel, woningbouwvereniging Sité, de gemeente Winterswijk en het UWV. Het onderzoek is vervolgens uitgebreid vanwege verdenking van betrokkenheid van de verdachten bij valsheid in geschrift, oplichting en diverse vormen van fraude. Uiteindelijk zijn via een aantal rechtspersonen meerdere verdachten in beeld gekomen, naast de hierboven genoemde personen onder andere [Verdachte] , [Medeverdachte 4] , [Medeverdachte 5] , [Medeverdachte 6] en [Medeverdachte 7] . De verdenking ontstond dat zij zich al dan niet in verschillende samenstellingen hebben schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten. Daarnaast ontstond de verdenking dat zij deelnamen aan een criminele organisatie, die gebruik maakte van diverse rechtspersonen.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot (een deel van) de betrokken bedrijven
De rechtbank zal eerst een overzicht geven van enkele bedrijven die voorkomen in de verschillende zaaksdossiers.
- [BV 1]
In de periode van 23 mei 2013 tot 12 november 2013 is [Aandeelhouder] aandeelhouder geweest. Daarna is [Medeverdachte 1] aandeelhouder geweest tot 1 april 2014. [2]
[Aandeelhouder] heeft verklaard dat hij dit bedrijf heeft gekocht van [Medeverdachte 3] . Ze zijn samen naar een notaris geweest. [Aandeelhouder] heeft deze B.V. weer overgedaan aan [Medeverdachte 1] . [Aandeelhouder] heeft nooit inkomsten of uitgaven gehad van deze B.V. en hij heeft nooit belastingen betaald, aangifte gedaan, hypotheken afgesloten of andere dingen gedaan. Hij heeft ook geen personen in dienst gehad. [3]
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij deze B.V. op zijn naam moest zetten en dat hij dan 10% van de winst zou krijgen. Dit was een idee van [Medeverdachte 1] . [Medeverdachte 3] wist dat er geen winst werd gemaakt door het bedrijf, omdat het bedrijf alleen op papier bestond. Er heeft niemand gewerkt in [BV 1] . De mensen stonden op loonlijst om vervolgens via [Medeverdachte 1] en zijn vriend [Medeverdachte 4] (
de rechtbank begrijpt dat hiermee [Medeverdachte 4] wordt bedoeld) uit Rotterdam een uitkering te krijgen. Dit waren valse papieren. [Medeverdachte 3] heeft zelf ook nooit gewerkt voor [BV 1] . Hijzelf ontving ook een uitkering op basis van [BV 1] . Dat hadden [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 4] voor hem geregeld. [Medeverdachte 1] had in Ulft een counter, maar dit was alleen zodat men op internet kon zien dat er zogenaamd een kantoor zat. [4]
Uit gegevens van de Belastingdienst volgt dat de omzet over 2012 en 2013 € 0,- bedroeg. Verder is over de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 geen loonheffing afgedragen. [5]
Vanaf 8 oktober 2013 is diverse keren op naam van onder andere [Medeverdachte 1] een herziene aangifte loonheffing gedaan voor werknemers in dienst van [BV 1] . Als werknemers zijn onder meer aangegeven: [Werknemer] , [Werknemer] , [Naam] , [Werknemer] , [Medeverdachte 1] , [Verdachte] , [Medeverdachte 6] en [Medeverdachte 3] . Deze personen werden aangegeven voor een periode van telkens maximaal zes maanden. [6] Vanaf 13 november 2013, toen [Medeverdachte 1] enig aandeelhouder was, zijn tevens diverse malen herziene aangiftes loonbelasting gedaan over de tijdvakken juni – juli – augustus 2013. [7]
Op de bankrekening van [BV 1] werden contante stortingen gedaan, waarna veelal dezelfde dag gelijke bedragen werden overgemaakt met de vermelding ‘salaris’, zowel naar personen die als werknemer van [BV 1] waren aangemeld als naar personen die niet als werknemer van [BV 1] waren aangemeld bij de Belastingdienst, zoals [Naam] en [Naam] . Er vonden op deze bankrekening in de periode van 1 juni 2013 tot en met 1 april 2014 geen andersoortige mutaties plaats. Voor een aantal personen, zoals [Werknemer] , [Werknemer] , [Naam] en [Werknemer] en verdachten [Medeverdachte 1] , [Verdachte] , [Medeverdachte 6] en [Medeverdachte 3] , geldt dat zij wel waren aangemeld als werknemer van [BV 1] , maar dat geen bedragen zijn overgemaakt met vermelding ‘salaris’. [8]
De curator heeft in zijn verslag geschreven dat er ten tijde van het faillissement op 3 juni 2014 geen personeel in dienst was. [9]
- [BV 2]
[BV 3] is aandeelhouder van dit bedrijf geweest tussen 14 april 2011 en 20 augustus 2013. [Medeverdachte 1] was de bestuurder vanaf 17 december 2008. Op 6 mei 2011 is geregistreerd dat [Nieuwe bestuurder BV 2] deze functie met ingang van 1 januari 2011 overneemt. De activiteiten van het bedrijf zijn per 6 maart 2013 gestaakt. [10]
[Nieuwe bestuurder BV 2] heeft verklaard dat hij deze B.V. in mei 2011 heeft gekocht van [Medeverdachte 1] . Hij was directeur zonder personeel en heeft geen inkomsten gehad. [11]
[BV 2] heeft geen loonheffing afgedragen en sinds 2008 geen omzet gemeld bij de Belastingdienst. [12]
Op naam van [BV 2] zijn twee personen bij de Belastingdienst aangemeld als werknemer, namelijk [Werknemer] en [Werknemer] . [13]
Op de bankrekening van [BV 2] werden voorafgaand aan salarisbetalingen dezelfde dag contante stortingen gedaan. Twee contante stortingen vonden plaats met de bankpas van de rekening van [Werknemer] . Verder zijn bedragen overgemaakt onder vermelding van ‘loon’ naar personen die niet bij de Belastingdienst waren aangemeld als werknemer van [BV 2] , te weten [Naam] en [Naam] . Er hebben op deze bankrekening in deze periode geen andere mutaties plaatsgevonden dan het contant storten en het overboeken van bedragen onder vermelding van “loon”. [14]
- [BV 3]
[Medeverdachte 2] is van 30 december 2008 tot het faillissement van het bedrijf op 17 april 2012 de aandeelhouder geweest. In diezelfde periode was [Medeverdachte 1] de bestuurder. [15]
In de jaren 2010, 2011 en 2012 werd geen aangifte omzetbelasting gedaan bij de Belastingdienst. Over 2011 bedroeg het totaal aan opgegeven brutoloon € 133.430.-. Over 2012 bedroeg dat € 6.368,-. Er is geen loonheffing afgedragen. [16]
Met gebruikmaking van de bankpas van de rekening van [Medeverdachte 2] en met gebruikmaking van de bankpas van de rekening van [Werknemer] werden contante bedragen gestort op de bankrekening van [BV 3] , waarna (veelal) dezelfde dag betalingen plaatsvonden met de vermelding ‘loon’. Uit de bankgegevens volgt dat geen loon werd overgemaakt aan personen die wel als werknemer waren aangemeld bij de Belastingdienst, te weten [Naam] en verdachten [Verdachte] en [Medeverdachte 7] . [17]
- [BV 4]
[Medeverdachte 4] is vanaf 18 februari 2013 bestuurder van dit bedrijf geweest. Op 23 mei 2013 is geregistreerd dat [Medeverdachte 3] deze functie overneemt met ingang van 8 april 2013. Op 25 maart 2014 is het faillissement van de vennootschap uitgesproken. [18]
Tegenover de curator heeft [Medeverdachte 3] verklaard dat er geen activiteiten werden verricht in de B.V.. Het bij de Kamer van Koophandel opgegeven aantal werknemers van 65 is niet juist. Er was niemand werkzaam binnen de onderneming. [19] De curator heeft geschreven dat zich geen enkele werknemer bij hem heeft gemeld. [20]
Uit informatie van de Belastingdienst volgt dat [BV 4] geen loonheffing heeft afgedragen. [21]
Op de bankrekening van [BV 4] werden contante stortingen gedaan, waarna veelal dezelfde dag bedragen werden overgemaakt met de vermelding ‘salaris’. Bij een tweetal overboekingen naar [Naam] staat vermeld ‘salaris [BV 10] ’. Ook is er een overboeking met de vermelding ‘Huur juli 2013 [Adres] Winterswijk [Medeverdachte 3] ’. [22]
- [BV 5]
Op 3 oktober 2011 is het aandelenkapitaal van € 18.000,- van [BV 5] Transport in oprichting, volgestort vanaf de privérekening van [Medeverdachte 4] . Na de oprichting heeft hij dit bedrag weer op zijn rekening ontvangen. [23]
[Oud bestuurder BV 5] is vanaf 2 juni 2014 aandeelhouder en bestuurder van [BV 5] geweest. De functie van bestuurder is op 15 september 2014 overgenomen door [Medeverdachte 5] . [24]
[Oud bestuurder BV 5] heeft verklaard dat er binnen [BV 5] geen werkzaamheden zijn geweest. Volgens [Medeverdachte 1] moest het allemaal nog op gang komen. Er was één man in dienst. [Oud bestuurder BV 5] heeft die man nooit gezien en volgens haar heeft hij nooit gewerkt voor het bedrijf. Ze heeft van [Medeverdachte 1] een kopie van zijn rijbewijs en een salarisstrook gekregen omdat het moest lijken dat hij in dienst was van [BV 5] . [Oud bestuurder BV 5] heeft die stukken gekregen, zodat als er vragen kwamen, zij wist dat die man bij [BV 5] in dienst was. Zij moest dat weten omdat zij voor [BV 5] op papier stond. [25]
Uit informatie van de Belastingdienst volgt dat [BV 5] geen loonheffing heeft afgedragen en dat er in 2014 geen aangifte is gedaan van omzet. [26]
Er werden contante stortingen gedaan op de bankrekening van [BV 5] en daarna vonden dezelfde dag overboekingen plaats met de vermelding ‘salaris’ of ‘loon’. Er is geen loon betaald aan [Werknemer] , die als werknemer was aangemeld bij de Belastingdienst. Wel is loon betaald aan [Werknemer] , die niet als werknemer van [BV 5] , maar van [BV 4] was aangemeld. [27]
- [BV 6] B.V.
Met ingang van 28 oktober 2008 is de [BV 6] aandeelhouder van dit bedrijf. Dezelfde stichting is met ingang van 31 december 2013 ook de bestuurder.
[Medeverdachte 6] is tussen 19 maart 2014 en 30 april 2014 de bestuurder van [BV 6] geweest. Op 24 juli 2014 is geregistreerd dat deze functie met ingang van 30 april 2014 is overgenomen door [Verdachte] . [28]
[Verdachte] heeft verklaard dat [BV 6] op zijn naam staat, maar dat daar helemaal niets mee is gedaan. [Medeverdachte 6] moest van deze B.V. af omdat hij een WIA-uitkering zou krijgen. [29] Er zat geen personeel op deze B.V en ook niet in de stichting. [30]
[BV 6] heeft geen aangifte loonheffing ingediend en vanaf 2010 is er geen enkele omzet opgegeven bij de Belastingdienst. [31]
Voordat overboekingen plaatsvonden van de bankrekening van [BV 6] met vermelding ‘loon’ of ‘salaris’ werden er dezelfde dag contant bedragen gestort. Er werd loon betaald aan [Werknemer] en [Werknemer] , hoewel deze personen niet als werknemer van [BV 6] waren aangemeld bij de Belastingdienst. [32]
- [BV 7]
Met ingang van 11 juni 2012 is de [BV 7] enig aandeelhouder en bestuurder van dit bedrijf. Tussen 14 december 2012 en 14 februari 2013 was [Medeverdachte 4] bestuurder van de stichting. [Medeverdachte 3] was tussen 9 juli 2013 en 1 juli 2014 de bestuurder van de stichting, waarna deze functie is overgegaan naar [BV 9] . [33]
[Medeverdachte 3] heeft nooit gezien dat er mensen hebben gewerkt bij [BV 7] . Hij heeft geen aangifte van omzetbelasting, loonheffingen of herziene loonheffing gedaan. [Medeverdachte 1] heeft hem aangesteld als bestuurder. [34]
Volgens de Belastingdienst is [BV 7] niet loonbelastingplichtig en heeft het bedrijf geen omzet opgegeven en geen aangifte loonheffing gedaan. [35]
- [BV 8]
Op 19 juli 2012 is het aandeelkapitaal van 18.000 euro van [BV 8] in oprichting vanaf de rekening van [Medeverdachte 4] volgestort. Op 23 juli 2012 heeft hij dit bedrag weer ontvangen op zijn rekening. [36]
[BV 8] is opgericht op 23 juli 2012. Vanaf de oprichting is [BV 8] aandeelhouder geweest. Deze stichting is tussen 23 juli 2012 en 6 augustus 2013 en vanaf 9 oktober 2013 ook de bestuurder van de vennootschap geweest. In de periode tussen 6 augustus 2013 en 9 oktober 2013 is [Medeverdachte 5] de bestuurder van de vennootschap geweest.
[Medeverdachte 3] is tussen 1 juli 2012 en 1 oktober 2012 en tussen 2 mei 2013 en 20 februari 2014 bestuurder van de Stichting [BV 8] geweest. Vanaf 20 februari 2014 is dat [Naam] . [37]
Volgens de Belastingdienst is [BV 8] niet loonbelastingplichtig en is er ook geen aangifte loonheffing gedaan. [38]
De politie heeft beschreven dat tevergeefs is gezocht naar een bankrekening die vanaf 2010 door [BV 8] is gebruikt. [39]
[Medeverdachte 5] heeft op 16 september 2013 verklaard dat hij directeur is van [BV 8] en dat hij geen mensen in dienst heeft. Hij verdient er niets mee. [40]
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij [Naam] een beetje kent. Ze heeft € 1.000,- of € 2.000,- gekregen om haar handtekening te zetten. Direct daarna is ze weer op de bus naar Bulgarije gezet. [Medeverdachte 1] heeft dit geregeld. [41]
- [BV 9]
Op 25 maart 2014 is geregistreerd dat [Medeverdachte 7] enig aandeelhouder is met ingang van 24 maart 2014. Op 24 en 25 maart 2014 is [BV 1] de bestuurder van dit bedrijf geweest, in welke periode [Medeverdachte 1] bestuurder was van [BV 1] . Tussen 25 maart 2014 en 1 augustus 2014 is [Medeverdachte 7] de bestuurder geweest. Op 10 september 2014 is geregistreerd dat [Verdachte] de bestuurder is met ingang van 1 augustus 2014. [42]
[Verdachte] heeft verklaard dat hij [BV 9] op zijn naam heeft staan, maar dat er helemaal niets mee is gedaan. De B.V. moest van de naam van [Medeverdachte 7] af omdat hij problemen had met de sociale dienst. [43]
[Medeverdachte 7] heeft [BV 9] op naam gehad. Hierbij heeft [Medeverdachte 1] hem geadviseerd. [Medeverdachte 1] is ook meegegaan naar de Kamer van Koophandel in Enschede maar hij weet niet welke werkzaamheden de B.V. uitvoerde. [Medeverdachte 7] kent ook geen andere personeelsleden en heeft verder niets met het bedrijf te maken gehad. [44]
Uit informatie van de Belastingdienst volgt dat [BV 9] in 2013 en 2014 geen aangifte omzetbelasting heeft gedaan. [45] Wel zijn sinds 24 maart 2014 meerdere herziene aangiften loonheffing gedaan. Daarbij zijn dienstverbanden gemeld van [Werknemer] (aanvang 1 januari 2014), [Werknemer] (aanvang 1 november 2013), [Werknemer] (aanvang 1 november 2013), [(Mede)verdachte] (aanvang 1 december 2013), [Werknemer] (aanvang 1 november 2013), [Werknemer] (aanvang 1 november 2013), [(Mede)verdachte] (aanvang 1 november 2013), [Naam] (aanvang 1 januari 2014), [Werknemer] (aanvang 1 december 2013) en [Werknemer] (aanvang 1 maart 2014). [46] De rechtbank stelt vast dat bij de herzieningen aanvangsdata zijn opgegeven die gelegen zijn voor de datum van de overname van het bedrijf door [Medeverdachte 7] .
[Een bestuurder BV 9] , enig aandeelhouder en bestuurder tussen 27 februari 2013 en 24 maart 2014, heeft verklaard dat er in de periode dat hij aandeelhouder en bestuurder was niemand betrokken was bij het bedrijf. Hij had geen personeel in dienst en stond als enige op de loonlijst. Ten tijde van de verkoop was de B.V. helemaal leeg. De koper wilde ook alleen een lege B.V. overnemen. [47]
De bankrekening van [BV 9] Beheer werd in de periode maart 2014 tot en met oktober 2014 slechts tweemaal gevoed met contante stortingen voor een totaalbedrag van € 55,-. Er werden in die periode geen salarisbetalingen gedaan. [48]
- [BV 10]
Met ingang van 28 oktober 2008 is [BV 10] enig aandeelhouder van dit bedrijf. Deze stichting was tussen 28 september 2012 en 1 oktober 2012 ook de bestuurder van het bedrijf en is dat ook weer sinds 2 mei 2013.
[Medeverdachte 3] is enige tijd de bestuurder van de vennootschap geweest, namelijk tussen 1 oktober 2012 en 2 mei 2013. Daarnaast is [Medeverdachte 3] tussen 1 juli 2012 en 1 oktober 2012 en tussen 2 mei 2013 en 20 februari 2014 de bestuurder van de stichting geweest. Op 26 februari 2014 is geregistreerd dat [Naam] m.i.v. 20 februari 2014 bestuurder is van de stichting. [49]
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat er volgens hem niets in dit bedrijf is gebeurd. Dit is weer een papieren B.V. en stichting. Hij wist niet dat er mensen op de loonlijst stonden. De mensen op de getoonde lijst hebben totaal niet gewerkt. Zij stonden op de loonlijst om een uitkering te krijgen via [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 4] . [Medeverdachte 3] heeft ook geen loonheffing et cetera afgedragen aan de Belastingdienst. Hij hoorde op enig moment van [Medeverdachte 1] dat de diverse [BV 10] onderdelen vol zaten met schulden en daarom niet meer te gebruiken waren. Hij wist dat iemand uit Bulgarije gehaald zou worden om de [BV 10] onderdelen op zijn naam te zetten. [Naam] kwam toen met [Naam] aan en de zaak werd op deze naam gezet. Ze kreeg hiervoor € 1.000,-. [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 4] regelden dat. [50]
In het jaar 2012 en 2013 werd er geen aangifte omzetbelasting gedaan bij de Belastingdienst en evenmin werd loonheffing afgedragen. Er werden in 2012 zes personen als werknemer van de vennootschap bij de Belastingdienst aangemeld. [51]
Op de bankrekening van Bouwbedrijf [BV 4] staat bij een tweetal overboekingen aan [Naam] vermeld ‘salaris [BV 10] ’. [52]
- [Coöperatie]
Van 31 oktober 2011 tot 28 september 2012 is [BV 10] bestuurder geweest. Van 1 oktober 2012 tot en met 2 mei 2013 is [Medeverdachte 3] bestuurder geweest. [53]
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat in de BV’s waarin hij als directeur, bestuurslid of aandeelhouder betrokken was nooit iemand gewerkt heeft. [54]
[Verdachte] heeft verklaard dat hij bij [Coöperatie] in loondienst was, maar daar toen niet werkte. [55]
Uit van de Belastingdienst ontvangen informatie bleek dat [Coöperatie] in de jaren 2012, 2013 en 2014 geen omzet heeft aangegeven. [56]
- [BV 11]
Vanaf 16 september 2013 was [Medeverdachte 2] aandeelhouder/algemeen directeur van [BV 11] . Van 4 februari 2013 tot 16 september 2013 is [Medeverdachte 4] aandeelhouder/algemeen directeur geweest. Van 14 januari 2013 tot 4 februari 2013 was dat wederom [Medeverdachte 2] .
Vanaf 3 december 2013 was [BV 10] B.V. bestuurder.
Van 1 oktober 2012 tot en met 2 mei 2013 is [Medeverdachte 3] bestuurder geweest. [Medeverdachte 3] was de bestuurder van [BV 10] B.V. in de periodes 1 juli 2012 tot 1 oktober 2012 en 2 mei 2013 tot 20 februari 2014. [57]
Uit informatie van de Belastingdienst bleek dat over het jaar 2013 voor drie kwartalen geen omzet was aangegeven. Over het jaar 2014 was in het geheel geen omzet aangegeven. [58]
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat er wel eens mensen koffie kwamen drinken bij [BV 11] , maar dat niemand daar heeft gewerkt. [59]
Overweging van de rechtbank over de bedrijven
De rechtbank overweegt dat [Medeverdachte 4] van twee bedrijven het aandelenkapitaal heeft gestort en dat voor alle verdachten geldt dat zij, al dan niet via een stichting of een andere B.V., als bestuurder en/of aandeelhouder betrokken zijn geweest bij één of meer van de hiervoor besproken bedrijven.
De bedrijven hebben geen loonheffing afgedragen. Uitzondering daarop is [BV 9] , maar gelet op de verklaring van de vorige eigenaar van dat bedrijf dat deze B.V. leeg was ten tijde van de overdracht, kan deze aangifte niet juist zijn. Voor alle andere bedrijven geldt dat zij geen loonheffing hebben afgedragen. Verder volgt uit de gegevens van de Belastingdienst dat alle bedrijven, met uitzondering van [BV 4] en [BV 8] , geen omzet bij de Belastingdienst hebben gemeld. Van [BV 4] en [BV 8] zijn die gegevens niet bekend.
De rechtbank overweegt verder dat bij een groot aantal B.V.’s veelvuldig contante stortingen werden gedaan op de bankrekening van die B.V., direct gevolgd door overmaking van (nagenoeg) dezelfde bedragen als salarisoverboekingen. Hierbij valt op dat door [BV 1] , [BV 2] , [BV 4] , [BV 5] en [BV 6] bedragen werden overgemaakt met vermelding van ‘loon’ of ‘salaris’ aan personen die niet als werknemer van het betreffende bedrijf waren aangemeld bij de Belastingdienst. Ook de omgekeerde situatie deed zich voor, nu van de rekeningen van [BV 1] en [BV 3] geen loon werd overgeboekt naar personen die wel als werknemer waren aangemeld. De rechtbank stelt daarnaast vast dat van de rekening van [BV 4] overboekingen werden gedaan met de omschrijving ‘salaris [BV 10] ’ Verder valt op dat geen reguliere bedrijfsactiviteiten zichtbaar zijn op de bankrekeningen. Er vinden amper betalingen plaats, anders dan de overboekingen onder vermelding van “loon” en er zijn geen andere inkomsten dan de contante stortingen te zien. Ten slotte merkt de rechtbank op dat van [BV 8] in het geheel geen bankrekening is aangetroffen en dat van de rekening van [BV 9] geen salarisbetalingen zijn gedaan.
Naast de verklaringen over de specifieke bedrijven, die hierboven zijn opgenomen, zijn er ook verklaringen afgelegd over (het gebruik van) de B.V.’s in het algemeen.
Zo heeft [Naam] verklaard dat hij contact heeft gehad met [Medeverdachte 1] over de verkoop van een B.V.. Hoewel die transactie uiteindelijk niet is doorgegaan, heeft [Medeverdachte 1] [Naam] nog wel eens gebeld om te vragen of [Naam] nog B.V.’s had die hij kon kopen. Dat mochten ook B.V.’s zijn waar ellende in zat. Daarmee bedoelt [Naam] puinhoop van een ander, schulden bijvoorbeeld die nog in de B.V. zaten of goederen die nog afgerekend moesten worden. [Medeverdachte 1] wilde altijd zonder geld te betalen aan een B.V. komen. [60]
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat [Medeverdachte 1] alles uit een B.V. pakte, totdat deze klaar was. Als hij geen btw, tankpasjes et cetera meer kon krijgen op de B.V., zette [Medeverdachte 1] die op naam van iemand anders. De rekeningen werden gewoon niet betaald en dan pakten ze een nieuwe B.V. om dit te doen. [61] Als een B.V. vol schulden zat, werd geprobeerd om die voor het faillissement door te zetten naar een Bulgaar of Roemeen. [62] [Medeverdachte 3] weet onder andere van [Naam] en [Naam] dat zij B.V.’s op naam kregen. [63] Tegenover de curator van Bouwbedrijf [BV 4] heeft [Medeverdachte 3] verklaard dat hij, toen er rekeningen binnenkwamen, heeft geprobeerd een koper te zoeken en dat het de bedoeling was dat de aandelen zouden worden verkocht aan een onbekende vrouw uit Bulgarije. [64]
De Bulgaarse [Naam] heeft zich op 10 oktober 2012 bij de Kamer van Koophandel laten inschrijven als bestuurder van [Stichting 1] , met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2012. Deze stichting is met ingang van 10 oktober 2012 de bestuurder van [BV 12] , een bedrijf waarvan [Medeverdachte 2] enig aandeelhouder is. [65] Met ingang van 25 maart 2013 staat [Naam] niet langer ingeschreven in Nederland. [66]
De eveneens Bulgaarse [Naam] is tussen 20 februari 2014 en 3 juni 2014 bestuurder geweest van [BV 1] . [67] Vanaf 20 februari 2014 was zij ook bestuurder van [BV 10] . Deze stichting was in die periode zowel bestuurder van Stichting Administratiekantoor [BV 8] [68] als enig aandeelhouder en bestuurder van [BV 10] . [69]
[Medeverdachte 3] heeft over [Naam] verklaard dat zij het adres van [Medeverdachte 6] heeft gebruikt voor de Kamer van Koophandel in Enschede. Dit was van [Naam] . Volgens [Medeverdachte 3] kreeg deze vrouw 1.000,- of 2.000,- euro om haar handtekening te zetten. Direct daarna is ze weer op de bus naar Bulgarije gezet. [70]
Uit een GBA-bevraging volgt dat [Naam] met ingang van 24 juni 2014 niet meer in Nederland staat ingeschreven. [71] Het onderzoeksteam heeft haar verblijfplaats niet kunnen traceren. [72] De curator van [BV 1] heeft beschreven dat hij enkel contact heeft gehad met [Medeverdachte 1] , de voormalig bestuurder, en dat hij ondanks herhaalde pogingen geen informatie heeft gekregen van [Naam] . [73]
De rechtbank stelt verder vast dat een aantal bedrijven, te weten [BV 11] , Stichting Administratiekantoor [BV 8] , [Coöperatie] , Bouwbedrijf [BV 4] en [BV 8] , werd ingeschreven op een adres in Duisburg. [74] Volgens [Medeverdachte 3] was dat makkelijk omdat de curator er dan niet bij kon. [75]
Gelet op de informatie van de Belastingdienst, de gegevens met betrekking tot de bankrekeningen en de vermelde verklaringen komt de rechtbank tot het oordeel dat alle genoemde bedrijven ‘leeg’ waren en dat niemand daadwerkelijk heeft gewerkt voor deze bedrijven. Hierbij overweegt de rechtbank nog dat het vanuit bedrijfseconomisch oogpunt buitengewoon moeilijk voorstelbaar is dat geen omzet wordt gedraaid terwijl er wel personeel aan het werk zou zijn, dat bovendien betaald moet worden.
De rechtbank zal bij de bespreking van de criminele organisatie (feit 1) ingaan op de wijze waarop deze bedrijven zijn gebruikt door en ten behoeve van de criminele organisatie.
Feit 2 (hennepkwekerij)
In de woning aan [Adres] te ’s-Heerenberg is op 8 mei 2014, 17 kilogram henneptoppen aangetroffen. In de woning waren op dat moment [Naam] en [Naam] aanwezig. De woning was door [Verhuurder] verhuurd aan [Naam] , waarbij een salarisspecificatie van [BV 1] werd overlegd. [Verhuurder] heeft verklaard dat bij de bezichtiging van de woning, naast [Naam] , [Verdachte] aanwezig was. Toen [Naam] de huur eenmalig contant kwam betalen, was [Verdachte] daar eveneens bij aanwezig. [Verdachte] heeft verklaard dat hij met [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 3] bij [BV 11] zat en dat werd besloten dat [Verdachte] met de Chinees mee naar de bezichtiging moest. Toen de verhuurster loonstroken en een arbeidsovereenkomst wilde zien, hoorde [Verdachte] van [Medeverdachte 3] dat de Chinees verder geholpen zou worden. Een paar dagen later had de Chinees een enveloppe van een van de jongens gekregen. Nadat in de woning een kwekerij was aangetroffen, wist [Verdachte] wel hoe het zat.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande betrokkenheid bij de woning volgt maar dat betekent nog niet dat bewezen kan worden dat [Verdachte] ook betrokken was bij of wetenschap had van de kwekerij. De rechtbank zal [Verdachte] daarom vrijspreken van dit feit.
Feit 3 (bedrieglijke bankbreuk)
Uit het dossier volgt dat bedrijf [Bedrijfsnaam] babyvoeding wilde exporteren en voor het leveren van die babyvoeding in contact kwam met [Verdachte] . [Bedrijfsnaam] gaf aan alleen zaken te willen doen met personen die een bedrijf hadden. Vanaf januari 2014 werden aan [Bedrijfsnaam] facturen gestuurd op naam van [BV 1] , op basis waarvan door [Bedrijfsnaam] deze facturen, als voorschotten, werden betaald ten behoeve van [BV 1] . In aanvang werden de facturen contant betaald, voor een totaalbedrag van € 55.742,25. Daarna werden de facturen betaald op de privérekening van [Verdachte] , in totaal een bedrag van € 187.040,50.
Op 3 juni 2014 is [BV 1] in staat van faillissement verklaard. Curator [Curator] heeft verklaard dat naar zijn oordeel de van [Bedrijfsnaam] contant ontvangen bedragen en op de privérekening van [Verdachte] ontvangen betalingen zijn onttrokken aan de boedel van [BV 1] . [Verdachte] heeft verklaard dat de koop en verkoop van melkpoeder uitging van hemzelf en niet van een B.V.. [Verdachte] hield zich bezig met de koop en verkoop, maar de facturen waren niet zijn taak.
De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat de bedrijfsnaam [BV 1] op een factuur staat nog niet betekent dat de handel plaatsvond vanuit of door middel van de B.V.. Met het gebruik van die facturen, werd enkel de schijn gewekt dat via een B.V. werd gehandeld, en dat daarmee werd voldaan aan de voorwaarde van [Bedrijfsnaam] . Zoals hiervoor overwogen was [BV 1] een lege B.V. waarin geen activiteiten plaatsvonden. Ook van de handel met [Bedrijfsnaam] blijkt uit de administratie van [BV 1] niet. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat de door [Bedrijfsnaam] betaalde geldbedragen tot de failliete boedel van [BV 1] zijn gaan behoren. De rechtbank zal [Verdachte] daarom vrijspreken van het tenlastegelegde.
Feit 4 (valsheid in geschrift)
Uit bevindingen van het UWV volgt dat op naam van [Verdachte] op 8 januari 2012 een aanvraag voor een WW-uitkering is ingediend. Op deze aanvraag stond dat hij van 1 juli 2011 tot 1 januari 2012 een dienstverband had gehad bij [BV 3] en per 2 januari 2012 werkloos was geworden. Per 2 januari 2012 is aan [Verdachte] een WW-uitkering toegekend. [76]
Uit bevindingen van het UWV volgt verder dat op naam van [Verdachte] op 10 maart 2013 een aanvraag voor een WW-uitkering is ingediend. Op deze aanvraag stond dat hij van 1 september 2012 tot 1 maart 2013 een dienstverband had gehad bij [Coöperatie] en per 1 maart 2013 werkloos was geworden. Per 1 maart 2013 is aan [Verdachte] een WW-uitkering toegekend. [77]
[Verdachte] heeft ten aanzien van de WW-aanvraag van 8 januari 2012 die ziet op het eindigen van zijn dienstverband bij [BV 3] verklaard dat deze aanvraag niet naar waarheid is ingevuld, omdat het een papieren dienstverband was, waarmee hij bedoelt dat hij niet het aantal uren had gewerkt dat op papier bestond. [78]
Hij heeft verklaard dat zijn broertje [Medeverdachte 2] de baas was van [BV 3] en dat zijn broers hem wilden helpen. Een van zijn broertjes heeft een DigiD-code voor hem aangevraagd en de WW-aanvraag van 8 januari 2012 vervolgens ingediend. [Verdachte] heeft verklaard dat hij aan het telefoonnummer op de aanvraag van 8 januari 2012 kan zien dat [Medeverdachte 2] degene moet zijn geweest die de aanvraag heeft ingediend. [79]
Ten aanzien van de WW-aanvraag van 10 maart 2013 die ziet op het eindigen van zijn dienstverband bij [Coöperatie] heeft [Verdachte] verklaard dat hij daar niet heeft gewerkt en dat zijn broer [Medeverdachte 2] ook toen voor hem de uitkering had aangevraagd: hij is liever moe dan lui en vraagt zelf niets aan. [80]
De uitkering van [Verdachte] werd gestort op de rekening van [Medeverdachte 2] . [81] [Verdachte] heeft hierover verklaard dat hij zelf geregeld had dat het geld naar de bankrekening van [Medeverdachte 2] ging, omdat hij een schuld had bij [Medeverdachte 2] . [82]
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [Verdachte] en [Medeverdachte 2] . Weliswaar lijkt de uitvoering hoofdzakelijk bij zijn broers te liggen, maar werkt [Verdachte] , waar nodig, mee aan de gepleegde fraude door middel van valse stukken. [Verdachte] wist tot in detail, zoals bij de aanvraag van een DigiD-code, ook waar zijn broers mee bezig waren. [Verdachte] heeft aldus een ondergeschikte maar duidelijke rol. De rechtbank acht aldus het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, te weten dat [Verdachte] op 24 februari 2012 en 10 maart 2013 tezamen en in vereniging met een ander een valselijk opgemaakt geschrift heeft ingediend, met het oogmerk om dat geschrift als echt te gebruiken.
Feit 1 (criminele organisatie)
Organisatie
Onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
[Verdachte] is gevraagd naar de rollen van [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 2] , [Werknemer] (
de vrouw van [Medeverdachte 1]) en [Medeverdachte 4] . Hem is de vorm van een kerstboom voorgehouden. Hij heeft toen verklaard dat aan de toplaag één persoon zit en daaronder zitten er drie, waaronder [Medeverdachte 4] . De bovenste en de twee anderen onder de bovenste wil [Verdachte] niet noemen in verband met zijn verschoningsrecht. Op de laag daaronder zitten [Medeverdachte 6] , [Medeverdachte 7] , [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 5] en [Verdachte] zelf. Hij twijfelt een beetje over [Medeverdachte 3] , want die kan mogelijk iets hoger zitten. [83]
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij niet de grote baas is, maar dat [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 1] dat zijn. [Medeverdachte 2] regelde heel vaak de financiële kant. [Medeverdachte 7] heeft ook B.V.'s op naam gezet. Dit geldt ook voor [Medeverdachte 6] en [Medeverdachte 3] zelf. Ook [Medeverdachte 5] had B.V.'s op naam. Volgens [Medeverdachte 3] zijn [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 4] de boomstammen en hebben ze wat takken en bladeren en dat zijn de anderen. [84]
[Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 4] waren de baas en [Medeverdachte 7] , [Medeverdachte 6] , [Oud bestuurder BV 5] en [Medeverdachte 3] deden wat zij zeiden. Zij ( [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 4] ) bedachten de systemen met de B.V.’s en de anderen voerden die systemen uit. [85]
Gelet op deze verklaringen, de eerdere vaststelling dat alle verdachten één of meer B.V.’s op naam hebben gehad en hetgeen de rechtbank hierna zal overwegen, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
Oogmerk van de organisatie
Vervolgens is de vraag of dit samenwerkingsverband, hierna “de organisatie”, tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Dit oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Bij het beantwoorden van de vraag of de organisatie het oogmerk had op het plegen van misdrijven kent de rechtbank betekenis toe aan de volgende feiten en omstandigheden.
In de onderhavige zaak had de organisatie volgens de tenlastelegging het oog op drie specifieke categorieën van misdrijven: valsheid in geschrift, oplichting dan wel flessentrekkerij en overtredingen van de Opiumwet (hennepkwekerijen).
De rechtbank overweegt dat betrokkenheid bij -kort gezegd- het telen van hennep bij een aantal verdachten ook als afzonderlijk feit ten laste is gelegd. Alleen bij [Medeverdachte 3] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het hennepfeit. Naar het oordeel van de rechtbank is die enkele bewezenverklaring onvoldoende om het telen van hennep als oogmerk van de organisatie aan te merken. Dat er mogelijk een link bestaat tussen enkele in het betreffende zaaksdossier besproken woningen en een aantal bedrijven die in het onderzoek voorkomen, maakt dit oordeel niet anders. Het gaat dan om de omstandigheid dat woningen door verschillende personen zijn gehuurd met behulp van loonstroken en werkgeversverklaringen van die bedrijven en verder om auto’s op naam van in het onderzoek betrokken bedrijven die incidenteel in de buurt van die woningen zijn gezien dan wel een enkel document (zoals een loonstrook) van die bedrijven die in die woningen zijn gevonden. Daarmee zou een verband tussen de bewoners en die bedrijven kunnen worden aangetoond maar dat betekent nog niet dat daarmee ook een verband is aangetoond tussen de kwekerijen en de bedrijven. Dat het doel van die handelingen was om hennepkwekerijen in te richten door de organisatie acht de rechtbank dan ook niet bewezen. Voor dit onderdeel zal dan ook vrijspraak volgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin komen vast te staan dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van oplichting. Zoals de rechtbank hierna verder zal bespreken, bestond de handelwijze van verdachten uit het namens een bedrijf afsluiten van telefoonabonnementen en het vervolgens niet betalen van het abonnementsgeld. De enkele omstandigheid dat verdachten zich bij het afsluiten van die contracten voordeden als bonafide klanten, is onvoldoende om te concluderen dat sprake is geweest van oplichting. Daarom zal ook voor dit onderdeel vrijspraak volgen.
De rechtbank vindt wel bewezen dat de organisatie het plegen van valsheid in geschrift en flessentrekkerij tot oogmerk had. Daarbij is het volgende van belang.
- Valsheid in geschrift
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 4] werkgeversverklaringen konden vervalsen, konden zorgen voor het vervalsen van loonstroken en alle soorten papieren indienden bij de Belastingdienst en het UWV. Verder konden ze er ook voor zorgen dat je op die manier een hypotheek kon afsluiten of leningen kon krijgen. [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 4] zorgden voor papieren zodat alles, maar dan ook alles geregeld kon worden. [86] Zij deden de administratie van de B.V.’s: wie ging de Ziektewet in, wie kreeg een UWV-uitkering, huurovereenkomsten, hypotheken, alles konden zij regelen, aldus [Medeverdachte 3] . [87]
Bij de IND zijn ingediend een werkgeversverklaring van 20 december 2011 waarin is vermeld dat [Medeverdachte 7] een dienstverband heeft bij [BV 3] (met vermelding van “ [(Mede)verdachte] ” bij de naam van de werkgever), [88] en een arbeidsovereenkomst van 7 september 2013, een werkgeversverklaring (met vermelding van “ [(Mede)verdachte] ” als directeur) van 11 december 2013 en loonstroken waaruit volgt dat [Medeverdachte 6] werkzaamheden verricht voor [BV 1] . [89]
Bij de ING Bank is een werkgeversverklaring van 9 februari 2011 ingediend waarin staat dat [Werknemer] werkt bij [BV 2] , met als naam van de ondertekenaar [(Mede)verdachte] . [90] Ook is een werkgeversverklaring van 4 april 2014 ingediend bij Argenta Spaarbank waarin staat vermeld dat [Naam] een dienstverband heeft bij [BV 1] , met de naam van [(Mede)verdachte] bij de ondertekening. [91]
Ook zijn aanvraagformulieren voor uitkeringen ingediend bij het UWV, waaronder:
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 8 januari 2012 waarin is vermeld dat [Verdachte] werknemer was van [BV 3] [92] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 24 februari 2013 waarin staat dat [Medeverdachte 2] werkzaamheden heeft verricht voor [BV 10] [93] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 10 maart 2013 waarin vermeld is dat [Verdachte] werkzaam was bij [Coöperatie] [94] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 29 april 2013 waarin staat dat [Medeverdachte 5] werkzaam was voor [Coöperatie] [95] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 3 juni 2013 waarin is vermeld dat [Medeverdachte 4] werknemer was van [Coöperatie] [96] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 6 november 2013 waarin staat dat [Medeverdachte 3] werknemer was van [BV 1] [97] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 15 november 2013 waarin is vermeld dat [Medeverdachte 1] werkzaam was voor [BV 1] [98] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 23 mei 2014 waarin staat dat [Medeverdachte 4] werknemer was van [BV 11] [99] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 24 mei 2014 waarin vermeld is dat [Medeverdachte 2] heeft gewerkt voor [BV 9] Beheer. [100]
Verder zijn stukken ingediend bij Sité Woondiensten, te weten salarisspecificaties van 30 april 2011 en 31 mei 2011 waarin staat dat [Medeverdachte 3] werkt bij [BV 2] [101] en een werkgeversverklaring (met als naam van de werkgever “ [Medeverdachte 7] ”) van 1 juli 2014 met enkele salarisstroken waarin staat dat [Werknemer] een dienstverband heeft bij [BV 9] Beheer. [102]
[Werknemer] heeft verklaard dat hij een telefoongesprek heeft gevoerd met de Turkse man die de papieren voor hem heeft geregeld. Dit betreft het tapgesprek met sessienummer 3718. [103] Tijdens dit gesprek van 27 juni 2014 wordt het volgende gezegd door [Werknemer] (nummer eindigend op [Telefoonnummer] ) en de man met het nummer eindigend op [Telefoonnummer] :
.. [Telefoonnummer] : Ja ik moet eu ik ga eu een andere woning huren in Arnhem zeg maar voor mijzelf en eu voor mijn gezin
.. [Telefoonnummer] : Ja
.. [Telefoonnummer] : En dan moet ummmm en dan hoef je niks speciaals te zijn hoor
.. [Telefoonnummer] : Drie loonstrookjes, arbeidsovereenkomst en een werkgeversverklaring denk ik?
.. [Telefoonnummer] : Ja precies, ja precies, ja alleen maar dat en dan hoef een simpele hoeft het er uit te zien.
(..) Hallo ja net zo als we toen hadden weet je wel.
(…)
.. [Telefoonnummer] : Um ja de vraag is wat dat kost mij dan.
.. [Telefoonnummer] : Ja eu een arbeidsovereenkomst, werkgeversverklaring drie loonstrookjes ongeveer dat eu
ja eu ja wat heb je er voor over?
.. [Telefoonnummer] :( Lacht hard)
.. [Telefoonnummer] : Ja ik pak normaal andere mensen twee en een half duizend euro (2500) maar je bent .... (niet te verstaan)
.. [Telefoonnummer] : (lacht nog steeds) ja
.. [Telefoonnummer] : Dus ik kan niet met die prijs aankomen natuurlijk
.. [Telefoonnummer] : Nee, nee nee snap ik ja eu ik weet niet eu [Naam] (Ion) zei tegen mij toen heb jij toen voor drievijftig (350) zeg maar toen
.. [Telefoonnummer] : Ja maar dat was toen snel effe twee loonstrookjes dat eu eu heb ik ook echt alleen voor hem gedaan dat was ook een bult verlies waar ik geld achter an moest.
.. [Telefoonnummer] : Ja eu
.. [Telefoonnummer] : Dat was meer uren van de boekhouder in dan eu (lachje)
.. [Telefoonnummer] : Ja dat klopt ja ut is gewoon ja het is maar een woning van zeshonderd en vijftig Euro in de maand dus snap je het hoeft niet echt ja eu ja eu
.. [Telefoonnummer] : Heb je er duizend (1000) Euro voor over?
.. [Telefoonnummer] : Das wel erg veel joh!
.. [Telefoonnummer] : Ach das niet erg veel man voor mij pfft nee das niet veel (wordt zacht gezegd) Maar dan maak ik alles tip top honderd procent klaar hé
(…)
.. [Telefoonnummer] : Maak ik drie loonstrookjes en een werkgeversverklaring en dan kunnen ze gewoon het bedrijf bellen en dan wordt het gewoon bevestigd als. [104]
Bij het tonen van de foto’s uit de fotomap onderzoek Goud verklaarde [Werknemer] dat de man op foto 1 de Turkse man is van wie hij de loonstroken en de werkgeversverklaring heeft gekregen. [105] Hoewel de betreffende foto niet achter het proces-verbaal is gevoegd, stelt de rechtbank vast dat foto 1 in de fotomap van onderzoek Goud de foto van [Medeverdachte 1] is. [106]
[Werknemer] heeft verklaard dat hij zonder werk zat en dat [Medeverdachte 1] tegen hem zei dat hij wel een uitkering kon regelen. [107]
De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat in geen van de in het onderzoek betrokken bedrijven, in de periode waarin de bedrijven door de organisatie werden gebruikt, daadwerkelijk personen werkzaam zijn geweest. Dat betekent dat alle hierboven specifiek genoemde stukken valselijk zijn opgemaakt omdat daaruit ten onrechte blijkt dat iemand wél werkzaam was bij een bepaald bedrijf. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het tapgesprek tussen [Medeverdachte 1] en [Werknemer] en de verklaring van [Werknemer] dat nog veel vaker stukken (tegen betaling) valselijk zijn opgemaakt.
Met gebruikmaking van deze documenten zijn uitkeringen, verblijfsvergunningen, hypotheken en huurwoningen aangevraagd. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de organisatie tot oogmerk heeft gehad het valselijk opmaken van documenten en het gebruik maken van valse documenten.
- Flessentrekkerij
KPN/Telfort, Vodafone en T-Mobile hebben aangifte gedaan en daarbij beschreven dat telefoonabonnementen zijn afgesloten en de daarbij horende telefoons zijn geleverd, maar dat vervolgens de abonnementsgelden niet zijn betaald. [108]
In de aangifte van KPN/Telfort zijn de volgende contracten vermeld:
- op naam van Bouwbedrijf [BV 4] zijn op 3 april 2013 en 5 april 2013 contracten afgesloten door [Medeverdachte 4] . Dit betreft in totaal honderd aansluitnummers van Telfort;
- op naam van Bouwbedrijf [BV 4] is op 17 mei 2013 een contract afgesloten door [Medeverdachte 4] . Dit betreft twee aansluitnummers van KPN;
- op 25 september 2013 heeft [Medeverdachte 5] namens [BV 8] een contract afgesloten met Telfort voor tien aansluitnummers;
- op naam van [BV 11] is op 14 oktober 2013 een contract afgesloten voor vier aansluitnummers. Dit contract is afgesloten door [Medeverdachte 2] ;
- op 2 april 2014 heeft [Medeverdachte 3] namens [BV 7] een contract afgesloten met KPN voor vier aansluitnummers;
- op naam van [BV 6] is op 19 juni 2014 een contract met KPN afgesloten door
[Medeverdachte 6] . Dit contract ziet op vijf aansluitnummers;
- [Oud bestuurder BV 5] heeft op 18 juli 2014 en 29 juli 2014 namens [BV 5] Transport contracten afgesloten met KPN en Telfort voor in totaal zes aansluitnummers (drie van KPN en drie van Telfort). [109]
De aangifte van Vodafone vermeldt de volgende contracten:
- op naam van [BV 8] zijn op 25 september 2013 twee contracten afgesloten door [Medeverdachte 5] ;
- op 17 april 2014 zijn drie contracten afgesloten door [Medeverdachte 6] , op naam van [BV 6] ;
- op 20 mei 2014 heeft [Medeverdachte 6] twee contracten afgesloten op naam van [BV 6] ;
- [Oud bestuurder BV 5] heeft op 22 juli 2014 drie contracten afgesloten op naam van [BV 5] Transport. [110]
Ten slotte zijn de volgende contracten opgenomen in de aangifte van T-Mobile:
- op 27 september 2013 zijn drie contracten afgesloten door [Medeverdachte 5] op naam van [BV 8] , waarbij drie iPhones 5s zijn geleverd;
- op 30 september 2013 zijn op naam van [BV 8] negen contracten afgesloten door [Medeverdachte 5] , waarbij zes iPhones 5 en drie Samsungs Galaxy S4 zijn geleverd;
- op 25 maart 2014 zijn door [Medeverdachte 3] vier contracten afgesloten op naam van [BV 7] , waarbij vier iPhones 5s zijn geleverd;
- op 2 juni 2014 is een contract afgesloten door [Medeverdachte 6] , op naam van [BV 6] , waarbij een iPhone 5s is geleverd;
- op 11 juni 2014 zijn zes contracten afgesloten door [Medeverdachte 6] , weer op naam van [BV 6] . [111]
[Medeverdachte 3] heeft verklaard over een ‘systeem’ met de telefoons. Er werd altijd gevraagd om een Samsung S3/S4 of een iPhone 5s. Ze keken welke telefoons het duurst waren en die pakten ze dan. Vervolgens werden de telefoons verkocht. De B.V. werd daarna op een andere naam gezet. De rekeningen werden gewoon niet betaald en dan pakten ze een nieuwe B.V. om dit te doen. [112]
[Oud bestuurder BV 5] heeft op naam van [BV 5] telefoonabonnementen afgesloten. Zij deed dit in opdracht van [Medeverdachte 1] . Het abonnement moest van [Medeverdachte 1] altijd zo hoog mogelijk zijn, binnenland en buitenland bellen en veel MB’s. Ze moest het duurste abonnement nemen en altijd met toestel iPhone 5 en een enkele keer Samsung Galaxy. De telefoons die ze meekreeg gaf ze direct aan [Medeverdachte 1] . [Oud bestuurder BV 5] is ook een keer mee geweest met [Medeverdachte 6] . Ze moest mee van [Medeverdachte 1] omdat het er betrouwbaar uitzag als er een Nederlandse vrouw naast hem stond. [Medeverdachte 1] regelde dat zij samen naar die winkel gingen en ze moesten samen abonnementen afsluiten. [Medeverdachte 6] kreeg toen zes iPhones type 5. Hij gaf de telefoons aan [Medeverdachte 1] , die zei dat hij de helft van die telefoons voor zijn bedrijf gebruikte en dat hij de rest doorverkocht. [113]
Op 17 juni 2014 is [Medeverdachte 1] geobserveerd. Hij is die dag met [Medeverdachte 6] en [Medeverdachte 7] onderweg geweest. [Medeverdachte 1] is ingestapt bij een man in een Opel Astra met kenteken [Kenteken] . Daarna is [Medeverdachte 6] samen met een NNvrouw de winkel van T-Mobile in Doetinchem binnengegaan, waar zij een telefoon hebben gekocht. Zij zijn daarna ook bij andere telefoonwinkels (Belcompany en The Phone House) naar binnen gegaan. De NNvrouw is weggereden in een Renault Twingo met kenteken [Kenteken] . [114]
Deze auto staat op naam van [Oud bestuurder BV 5] . [115]
De eigenaar van de Opel Astra, [Eigenaar Opel Astra] , heeft verklaard dat hij twee of drie keer telefoons van [Medeverdachte 1] heeft gekocht. In totaal één of twee iPhones 5s en twee of drie Samsungs. Die dag heeft hij [Medeverdachte 1] ontmoet en heeft hij ook telefoons van [Medeverdachte 1] gekocht. [Eigenaar Opel Astra] zou aanvankelijk vijf telefoons kopen voor 2000 euro. Uiteindelijk heeft hij er twee of drie gekocht voor 415 euro per stuk. De andere telefoons die [Medeverdachte 1] aanbood heeft [Eigenaar Opel Astra] niet gekocht omdat daar geen bon bij zat. Hij kan zich de telefoongesprekken herinneren waarmee de politie hem confronteert. [Eigenaar Opel Astra] maakte gebruik van telefoonnummer [Telefoonnummer] . [116]
Een van die gesprekken is van 17 juni 2014 om 12:48 uur en wordt gevoerd tussen [Eigenaar Opel Astra] en de gebruiker van nummer [Telefoonnummer] , waarvan de rechtbank gelet op de eerste zin en de bovenstaande verklaring van [Eigenaar Opel Astra] vaststelt dat het om [Medeverdachte 1] gaat.
.. [Telefoonnummer] : hai broeder, ik ben [Medeverdachte 1] uit Winterswijk.
(…)
.. [Telefoonnummer] : het kost 425 per stuk.
[Eigenaar Opel Astra] : dat kan toch niet, voor een winst van 15 euro doe je toch geen handel in de telefoon. Heb je ook iPhone5s?
.. [Telefoonnummer] : ook dat komt.
[Eigenaar Opel Astra] : als je 400 euro per stuk wil verkopen, dan neem ik.
.. [Telefoonnummer] : kom dan nu direct naar Winterswijk.
[Eigenaar Opel Astra] : hoeveel heb je?
.. [Telefoonnummer] : 5 stuks. Maak er maar 410 euro van. Hiermee kan ik de brandstof betalen.
[Eigenaar Opel Astra] : je moet mij echt geloven dat ik aan de telefoonwinkel een stuk voor 425 euro heb verkocht. Als je dat zelf wilt brengen, wil ik je naast 2000 euro 20 euro voor de brandstof betalen.
.. [Telefoonnummer] : neen, ik moet nu vanuit Zutphen richting Winterswijk rijden.
[Eigenaar Opel Astra] : moet ik naar jou komen?
.. [Telefoonnummer] : ja, het moet.
[Eigenaar Opel Astra] : oke, ik breng 2000 euro mee en ik kom naar jou. [117]
Op 17 juni 2014 voert [Medeverdachte 1] (stemherkenning) om 13:53 uur een gesprek met een NNman die gebruik maakt van telefoonnummer [Telefoonnummer] .
[Medeverdachte 1] : Oke, ik heb vijf stuks binnen.
[Telefoonnummer] : Oh das yh mooi.
[Medeverdachte 1] : Dus je kunt er gelijk uh tien achter aan bestellen, maar liefst lphone (phon).
[Telefoonnummer] : Jajajajaja.
[Medeverdachte 1] : Maar hoeveel moest je nou bijbetalen?
[Telefoonnummer] : tweeenhalf.
[Medeverdachte 1] : tweeenhalf honderd?
[Telefoonnummer] : Nee duizend.
[Medeverdachte 1] : Nee, bij Telfort.
[Telefoonnummer] : Oh nee niets, ja met uh nee bij Telfort waren het uh vijf uh Galaxies (phon) he.
[Medeverdachte 1] : Ja, die heb ik binnen nou, maar lphones van maken …. (onverstaanbaar).
[Telefoonnummer] : Uh ja want wat ik nu heb gedaan was vijf lphone en vijf Galaxie dus als dat uh tien uhm ja dat weet ik niet moet ik een nieuwe offerte aanvragen.
[Medeverdachte 1] : Oke.
[Telefoonnummer] : Dat moet ik effe doen dan.
[Medeverdachte 1] : Maar d‘e 'bonnet’es' (phon) moeten ze bij hebben, van die Samsung S5, daar kun je niet bij, heb je ergens in mail staan ofzo?
[Telefoonnummer] : Bonnetjes?
[Medeverdachte 1] : Bonnetjes of factuur of..
[Telefoonnummer] : Ja zit allemaal in de mail, want waar heb je die voor nodig dan?
[Medeverdachte 1] : Ja die man die dat wil kopen .... (onverstaanbaar) bonnetjes.
[Telefoonnummer] : Ow oke ja maar dan mail ik die straks wel effe naar je toe.
[Medeverdachte 1] : .... (onverstaanbaar)
[Telefoonnummer] : Ik mail straks wel even naar je toe.
[Medeverdachte 1] : ja is goed.
[Telefoonnummer] : he, dan uh, want kun j’ d'r vierhonderd voor pakken of wat?
[Medeverdachte 1] : Ja daar ben ik nou aan onderhandelen maar ik zat te twijfelen of er nou wel of geen bonnetjes bij zit, zonder bonnetjes kun je niks. [118]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bovenstaande dat door verschillende personen die deel uitmaakten van de organisatie steeds op naam van een bedrijf waarvan de organisatie gebruik maakte telefooncontracten werden afgesloten en dat de daarmee verkregen telefoons (iPhones en Samsungs) meestal werden doorverkocht. De rekeningen van de telecomaanbieders werden vervolgens niet betaald. De rechtbank is daarom van oordeel dat de organisatie het plegen van flessentrekkerij tot oogmerk heeft gehad.
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat zowel bij de valsheid in geschrift als de flessentrekkerij gebruik is gemaakt van een fors aantal bedrijven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze bedrijven uitsluitend opgericht dan wel aangekocht en in de meeste gevallen op naam gezet van één van de verdachten uit het onderzoek met het doel om strafbare feiten te plegen.
Zoals de rechtbank al eerder heeft geconcludeerd, heeft in de periode waarin de strafbare feiten zijn gepleegd niemand binnen deze bedrijven gewerkt en hebben binnen deze bedrijven geen werkzaamheden plaatsgevonden. Als eerder overwogen ging het om “lege” B.V.’s. De bedrijfsgegevens werden echter wel gebruikt om arbeidsovereenkomsten, werkgeversverklaringen en loonstroken vals op te maken. Ook konden door het gebruik van die gegevens zakelijke contracten met de telecomaanbieders worden afgesloten voor meerdere aansluitingen, zodat meer telefoons konden worden verkregen.
De rechtbank overweegt verder dat het innen van vorderingen door bijvoorbeeld de telecomaanbieders bewust is bemoeilijkt doordat sommige bedrijven op naam werden gezet van een persoon uit het buitenland (die vervolgens uit Nederland vertrok) en doordat enkele bedrijven in Duitsland stonden ingeschreven. Zo is namens T-Mobile gemeld dat er vorderingen naar een incassobureau zijn gestuurd en dat de vorderingen op [BV 7] en [BV 8] zijn teruggekomen als zijnde oninbaar. [119]
De rechtbank concludeert dan ook dat het gebruik maken van de gegevens van deze bedrijven een wezenlijk onderdeel vormde van de handelwijze van de verdachten en daarmee van hun samenwerkingsverband.
Gelet op al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat tussen 1 januari 2011 en 22 oktober 2014 sprake was van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, met als oogmerk het valselijk opmaken van documenten en het gebruik maken daarvan en flessentrekkerij.
Deelneming
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband én als de verdachte een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt bij, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oogmerk.
Zoals de rechtbank eerder heeft vastgesteld is [Verdachte] met ingang van 30 april 2014 bestuurder geweest van [BV 6] , welke stichting aandeelhouder was van [BV 6] . Daarnaast was hij met ingang van 1 augustus 2014 bestuurder van [BV 9] Beheer.
De rechtbank heeft verder bewezen verklaard dat [Verdachte] aanvragen heeft ingediend voor een WW-uitkering, waarbij hij in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij werkzaam is geweest bij [Coöperatie] respectievelijk [BV 3] .
De rechtbank overweegt dat [Verdachte] volgens zijn eigen verklaring, die hierboven is weergegeven, deel uitmaakte van de organisatie. Verder heeft hij verklaard dat hij deed wat zijn broers hem opdroegen en dat hij als tegenprestatie een uitkering kreeg en soms ook wel eens geld. [120] Die uitkering werd overigens overgemaakt naar een rekening van [Medeverdachte 2] , omdat [Verdachte] nog een schuld bij zijn broer [Medeverdachte 2] had. [121]
In een tapgesprek tussen [Medeverdachte 1] (stemherkenning) en [Medeverdachte 2] (stemherkenning) wordt het volgende gezegd:
[Medeverdachte 2] : is de kopie van het paspoort van [Verdachte] al binnen?
[Medeverdachte 1] : ik heb dat per mail verzonden
[Medeverdachte 2] : wie moet het tekenen?
[Medeverdachte 1] : [Verdachte] . Weet je hoe je zijn handtekening kan natekenen?
[Medeverdachte 2] : neen, ik weet het niet. Ik ga wel naar [Verdachte] .
[Medeverdachte 1] : oke, is goed. [122]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat [Verdachte] zijn paspoort heeft afgegeven zodat een kopie daarvan kon worden gebruikt.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bovenstaande dat [Verdachte] heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat [Verdachte] het onder 1 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2011 tot en met 22 oktober 2014
in de gemeente Winterswijk, althansin Nederland
,heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van:
- het
(telkens
)valselijk (doen) opmaken
en/of vervalst en/of vervalsenvan
(een)geschrift
(en
), te weten
(een)werkgeversverklaring
(en
)en
/ofarbeidsovereenkomst
(en
)en
/ofsalarisstro
(o)k
(en
)en
/ofuitkeringsformulier
(en
),
(elk
)zijnde
(een)geschrift
(en
)die
/datbestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, en
/ofhet
(telkens
)opzettelijk gebruik maken van die
/datgeschrift
(en
)als ware die
/datgeschrift
(en
)echt
en onvervalst, en
/ofhet
(telkens
)opzettelijk afleveren en
/ofvoorhanden hebben van die
/datvals
(e
) of vervalst(e)geschrift
(en
), terwijl verdachte
(n)wist
(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoedendat die
/datgeschrift
(en
)bestemd
was/waren als ware het
(telkens
)echt
en onvervalst, en
/of
-
het (telkens) met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of een of meer listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels bewegen van (een) (telefoon)provider(s) tot de afgifte van een of meer telefoonabonnement(en) en/of contract(en) en/of (mobiele) telefoon(s) dan welhet maken van een gewoonte van het kopen van goederen (telefoonabonnementen en
/ofcontracten en
/ofmobiele telefoons) telkens met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren
, en/of;
- het (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middels als bedoeld bij de Opiumwetwet behorende lijst II;
4.
hij op
of omstreeks8 januari 2012
te Gaanderen, in de gemeente Doetinchemen
/ofop
of omstreeks10 maart 2013
in de gemeente Winterswijk, in elk geval (telkens
)in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleenmeermalen
, althans eenmaaleen geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten:
* een aanvraagformulier WW (Werkloosheidswet) d.d. 8 januari 2012, en
/of
* een aanvraagformulier WW (Werkloosheidswet) d.d. 10 maart 2013, waarop
(telkens
)opgave moest worden gedaan
(onder meer
)van verdachtes
(laatste
)werkgever
(s
)/dienstverband
(en
)- valselijk heeft opgemaakt
en/of vervalst en/of doen opmaken en/of laten vervalsen, immers hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s)valselijk en
/ofin strijd met de waarheid op:
* dat aanvraagformulier d.d. 8 januari 2012 vermeld/aangegeven dat verdachte in de periode van 1 juli 2011 tot (en met) 1 januari 2012 werknemer was/werkzaamheden zou verrichten/een dienstverband had bij/voor [BV 3] , en
/of
* dat aanvraagformulier d.d. 10 maart 2013 vermeld/aangegeven dat verdachte in de periode van 1 september 2012 tot en met 28 februari 2013 werknemer was/werkzaam was geweest/een dienstverband had bij/voor [Coöperatie] , zulks met
(telkens
)het oogmerk om dat geschrift als echt
en onvervalstte gebruiken
of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
feit 4:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte, naast de tijd dat hij in voorarrest heeft verbleven, geen onvoorwaardelijke straf wordt opgelegd. Voorgesteld is dat aan verdachte naast het voorarrest een voorwaardelijke taakstraf met een proeftijd van een jaar wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van aanvraagformulieren voor een WW-uitkering, waardoor verdachte onrechtmatig een tweetal WW-uitkeringen ontvangen heeft. Deze strafbare feiten werden gepleegd met behulp van feitelijk ‘lege’ B.V.’s. Met behulp van deze lege B.V.’s werden op grote schaal valselijk werkgeversverklaringen, arbeidsovereenkomsten en salarisstroken opgemaakt, die voor het plegen van verschillende vormen van fraude en flessentrekkerij werden gebruikt. Dit alles gebeurde in het kader van een crimineel samenwerkingsverband waarvan verdachte onderdeel uitmaakte. Het criminele samenwerkingsverband heeft voor een periode van bijna vier jaar bestaan, waarin het plegen van genoemde strafbare feiten frequent plaatsvond.
Verdachte heeft met zijn handelen enkel eigen gewin voor ogen gehad en heeft geen rekening gehouden met de belangen van de diverse bedrijven en instanties. Deze bedrijven en instanties hebben veelal forse financiële schade opgelopen. Bovendien heeft verdachte schade toegebracht aan het vertrouwen dat zulke bedrijven en instanties in het financiële verkeer en de dienstverlening over en weer in elkaar moeten kunnen stellen.
De bewezenverklaarde feiten zien op de periode 2011-2014. De rechtbank wijst vonnis op
23 december 2022. Bij de beoordeling van de vraag of de behandeling van de zaak binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft in onderhavige zaak de dag waarop de doorzoekingen hebben plaatsgevonden, te weten 22 oktober 2014, te gelden als aanvangsdatum van de redelijke termijn. Er zijn nadien ruim acht jaren verstreken. Dit tijdsverloop kan gedeeltelijk worden verklaard door de omvang en complexiteit van het onderzoek en het uitvoering geven aan de onderzoekswensen van de verdediging. Er zijn op verzoek van de verdediging vele getuigen gehoord. Een aantal getuigen bleek moeilijk traceerbaar, zodat veel tijd is besteed aan het met behulp van rechtshulpverzoeken traceren van deze getuigen. Dit zijn omstandigheden die maken dat in deze zaak een langere duur dan twee jaren redelijk is. Verder is het coronavirus van invloed is geweest op het plannen en uitstellen van de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak. Tot slot is ook sprake van periodes waarbij de zaak “op de plank heeft gelegen” zonder dat daarvoor een oorzaak aan te wijzen is.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) bepaald dat een overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Indien sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met zes maanden of minder wordt een strafkorting van 5% toegepast, in geval van een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan zes maanden maar minder dan twaalf maanden wordt een strafkorting van 10% toegepast en in de gevallen waarin de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden is overschreden dan dient de rechter volgens de Hoge Raad naar bevind van zaken te handelen.
De rechtbank zal in onderzoek Goud een strafkorting van 25 procent toepassen. Dat doet naar haar oordeel recht aan alle omstandigheden van het geval en aan de forse overschrijding van de redelijke termijn. Verder kan de overschrijding ook betekenen dat niet langer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar een taakstraf passend wordt geacht.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat verdachte sinds het tenlastegelegde tot 2021 niet met justitie in aanraking is gekomen. Sinds 2021 is verdachte twee keer veroordeeld, voor mishandeling en overtreding van de Wet tijdelijk huisverbod. Het betreffen dus geen feiten die verband houden met fraude of vermogensfeiten. Van een delictpatroon is dan ook geen sprake.
De reclassering heeft in haar rapport van 5 oktober 2022 beschreven dat het [Verdachte] de afgelopen jaren is gelukt meer stabiliteit in zijn leven aan te brengen. Verdachte werkt fulltime via een uitzendbureau. Er lopen momenteel twee toezichten bij de reclassering. Er is sprake van schuldhulpverlening en bewindvoering. De reclassering adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. In geval van een gevangenisstraf zal verdachte hoogstwaarschijnlijk zijn werk kwijtraken, waardoor hij ook niet meer in staat is aan zijn financiële verplichtingen aangaande de schuldhulpverlening te voldoen.
De vraag is welke straf passend is. Gelet op de ernst van de feiten zou eigenlijk alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn. De andere kant is dat verdachte een ondergeschikte rol heeft gehad. Verdachte heeft veelal gedaan wat zijn broers hem opdroegen en zijn broers regelden in ruil daarvoor bijvoorbeeld zakgeld en huisvestiging. Verdachte liet zich dit wel makkelijk aanleunen maar was niet de initiator. Verder zijn de feiten acht tot elf jaar geleden gepleegd, is er sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn en is verdachte na het plegen van de onderhavige feiten niet meer voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen. Daarbij komt dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven, waarbij hij niet enkel belastend heeft verklaard over anderen maar ook over zichzelf.
Uiteindelijk kent de rechtbank doorslaggevend gewicht toe aan het forse tijdsverloop, aan het feit dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en aan het feit verdachte na deze feiten niet meer voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest. Onder die omstandigheden zal de rechtbank aan verdachte een forse taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt een proeftijd van drie jaar verbonden.
Verdachte krijgt zo voor nu het voordeel van de twijfel, maar komt hij lopende de proeftijd alsnog in aanraking met justitie, dan kan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf alsnog ten uitvoer worden gelegd. Verdachte krijgt daarmee de kans om
te laten zien dat hij inderdaad afscheid heeft genomen van het plegen van strafbare feiten maar blijkt later dat dit toch niet het geval is, dan hangt hem alsnog een langdurige gevangenisstraf boven het hoofd.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met dien verstande dat voor iedere dag twee uren taakstraf in mindering wordt gebracht. De rechtbank acht 100 uren passend, gelet op al hetgeen hierboven is overwogen en ook op de rol van verdachte in het geheel. Hoewel sprake is van deelname aan een criminele organisatie, is de rol van verdachte kleiner dan de rol van anderen. De op te leggen straf is daarom niet in modaliteit maar ook in zwaarte anders dan de eis van de officier van justitie.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [Curator] (curator van [BV 1] ) heeft namens de failliete boedel van [BV 1] in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 287.460,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich, wegens de gevorderde vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen.
De verdediging heeft zich, wegens de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Overweging van de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van feit 3. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair en subsidiair en onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op
een taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 verklaart de benadeelde partij [Curator] (feit 3) niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en mr. Y. Yeniay-Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar en mr. E.A. Clevers, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [Verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 201506201100, onderzoek 07TAC14002 Goud, gesloten op 11 juni 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 11295-11298.
3.Proces-verbaal van verhoor [Aandeelhouder] , p. 823-824.
4.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 328, p. 331-335 en p. 1050.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 723.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 826.
7.Proces-verbaal, p. 828.
8.Overzicht bankrekening, p. 863-869 en proces-verbaal van bevindingen, p. 826-827.
9.Verslag curator, p. 731-733.
10.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 1157-1160.
11.Proces-verbaal van verhoor [Nieuwe bestuurder BV 2] , p. 1178-1179.
12.Informatie Belastingdienst, p. 1170-1171.
13.Proces-verbaal, p. 1154.
14.Informatie Belastingdienst, p. 1243-1248 en rekeningafschriften, p. 1270-1274
15.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 1381.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 873 en proces-verbaal van bevindingen, p. 1376.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 873 en rekeningafschriften, p. 1645-1649.
18.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2934-2937.
19.Tweede faillissementsverslag, p. 2944-2945.
20.Eerste faillissementsverslag, p. 2939.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 874.
22.Overzicht bankrekening, p. 853-854.
23.Overzicht bankrekening [Medeverdachte 4] , p. 1066.
24.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2113-2115
25.Proces-verbaal van verhoor [Oud bestuurder BV 5] , p. 2140-2141.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 874.
27.Overzicht bankrekening, p. 856-859 en proces-verbaal van bevindingen, p. 874.
28.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2968-2974.
29.Proces-verbaal van verhoor [Verdachte] , p. 239.
30.Proces-verbaal van verhoor [Verdachte] , p. 252.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 874.
32.Overzicht bankrekening, p. 860-862 en proces-verbaal van bevindingen, p. 874.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2586-2588.
34.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 2333.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 875.
36.Overzicht bankrekening [Medeverdachte 4] , p. 1066.
37.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2600-2608.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 875.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2598.
40.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 5] , p. 6457.
41.Proces-verbaal van verhoor van [Medeverdachte 3] , p. 483.
42.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2617-2621.
43.Proces-verbaal van verhoor [Verdachte] , p. 239.
44.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 7] , p. 1742.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 875.
46.Bevindingen aangiften loonheffing [BV 9] Beheer BV, p. 2625-2627.
47.Proces-verbaal van verhoor [Een bestuurder BV 9] , p. 2629-2634.
48.Overzicht bankrekening, p. 855.
49.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2510-2517.
50.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 326 en p. 2743
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 876.
52.Overzicht bankrekening, p. 853-854.
53.Uittreksel KvK, p. 14050-14051.
54.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 334.
55.Proces-verbaal van verhoor [Verdachte] , p. 15670.
56.Proces-verbaal van het UWV, nummers 192768 en 1895673, p. 15432 en p. 15570-15571.
57.Uittreksel KvK, p. 14102-14112.
58.Proces-verbaal van het UWV, nummers 1895671 en 1935299, p. 14017 en proces-verbaal van bevindingen, p. 14098.
59.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 14086.
60.Proces-verbaal van verhoor [Naam] , p. 228-229.
61.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 331-335.
62.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 340.
63.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 2743.
64.Faillissementsverslag 1 augustus 2014, p. 2944.
65.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2846-2848.
66.Proces-verbaal, p. 2843.
67.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 821-822.
68.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2600-2608.
69.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2510-2511.
70.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 483.
71.Uitdraai GBA bevraging, p. 739.
72.Proces-verbaal, p. 722.
73.Openbaar faillissementsverslag 8 oktober 2014, p. 732.
74.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2507.
75.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 484.
76.Proces-verbaal van het UWV, nummers 192768 en 1895673, p. 15422-15424.
77.Proces-verbaal van het UWV, nummers 192768 en 1895673, p. 15425-15426.
78.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 15668.
79.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 15666-15668.
80.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 15670.
81.Proces-verbaal van bevindingen, p. 9694.
82.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 7147.
83.Proces-verbaal van verhoor [Verdachte] , p. 253.
84.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 322-323.
85.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 327.
86.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 328.
87.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 334.
88.Werkgeversverklaring, p. 10763. Salarisspecificaties, p. 10666-10668.
89.Arbeidsovereenkomst, p. 10661-10663, Werkgeversverklaring, p. 10664-10665 en Salarisspecificaties,
90.Werkgeversverklaring, p. 11213.
91.Werkgeversverklaring, p. 11348.
92.Aanvraagformulier, p. 15441-15443.
93.Aanvraagformulier, p. 15211-15213.
94.Aanvraagformulier, p. 15468-15471.
95.Aanvraagformulier, p. 15721-15724.
96.Aanvraagformulier, p. 14029-14031.
97.Aanvraagformulier, p. 14911-14913.
98.Aanvraagformulier, p. 15027-15029.
99.Aanvraagformulier, p. 14040-14042
100.Aanvraagformulier, p. 15229-15231.
101.Salarisspecificaties, p. 12074-12075.
102.Werkgeversverklaring en salarisstroken, p. 12038-12041.
103.Proces-verbaal van verhoor [Werknemer] , p. 12066-12068.
104.Uitwerking tapgesprek sessie 3718, p. 12021-12023.
105.Proces-verbaal van verhoor [Werknemer] , p. 12068.
106.Inhoudsopgave fotomap onderzoek Goud, p. 305.
107.Proces-verbaal van verhoor [Werknemer] , p. 9196.
108.Proces-verbaal van aangifte namens KPN en Telfort, p. 12520-12529; Proces-verbaal van aangifte namens Vodafone, p. 13012-13016 en Proces-verbaal van aangifte namens T-Mobile, p. 13513-13516.
109.Proces-verbaal van aangifte namens KPN en Telfort, p. 12520-12529.
110.Proces-verbaal van aangifte namens Vodafone, p. 13012-13016.
111.Proces-verbaal van aangifte namens T-Mobile, p. 13513-13516.
112.Proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 3] , p. 333.
113.Proces-verbaal van verhoor [Oud bestuurder BV 5] , p. 12813-12814.
114.Proces-verbaal van observatie, p. 13567-13574.
115.Proces-verbaal, p. 13507.
116.Proces-verbaal van verhoor [Eigenaar Opel Astra] , p. 13607-13609.
117.Uitwerking tapgesprek sessie 2009, p. 13610.
118.Uitwerking tapgesprek sessie 2025, p. 13598-13599.
119.Proces-verbaal van aangifte namens T-Mobile, p. 13515-13516.
120.Proces-verbaal van verhoor [Verdachte] , p. 7138.
121.Proces-verbaal van verhoor [Verdachte] , p. 7147.
122.Uitwerking tapgesprek sessie 1454, p. 7142.