ECLI:NL:RBGEL:2022:7234

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
ARN 21/5004
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering giftenaftrek voor buitenlandse instellingen en de ANBI-status

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland geoordeeld over de weigering van de aftrek van giften die eiser heeft gedaan aan buitenlandse instellingen. De verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, heeft de aftrek geweigerd op basis van het feit dat de instellingen geen ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling) hadden. Eiser betoogde dat de buitenlandse instellingen voldeden aan de Nederlandse materiële voorwaarden voor het verkrijgen van de ANBI-status en dat de eis om in Nederland een ANBI-status aan te vragen in strijd was met het vrije verkeer van kapitaal. De rechtbank oordeelde echter dat de giftenaftrek geen onderscheid maakt tussen binnenlandse en buitenlandse instellingen en dat elke instelling, ongeacht haar vestigingsplaats, een aanvraag kan indienen voor de ANBI-status. De rechtbank concludeerde dat de giftenaftrek terecht was geweigerd, omdat de instellingen geen ANBI-status hadden en dat de verwijzing naar het arrest Persche niet leidde tot een ander oordeel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de ANBI-eis een belemmering vormt voor het vrije kapitaalverkeer. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem Belastingrecht
zaaknummer: AWB 21/5004

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiser] , te [vestigingsplaats] , eiser, en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2020 een aanslag (aanslagnummer [nummer] ) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 oktober 2021 de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij brief van 8 oktober 2021 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2022.
Eiser is verschenen. Namens verweerder is verschenen [persoon A] en [persoon B] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft over het jaar 2020 aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting. In de aangifte heeft eiser ter aftrek een aantal giften, die hij in 2020 heeft gedaan, opgevoerd.
Instelling
Land van vestiging
Omvang gift
[instelling 1]
Duitsland
€ 500
[instelling 2]
Duitsland
€ 110
[instelling 3]
Zwitserland
€ 479
2. Verweerder heeft de giftenaftrek gecorrigeerd in de aanslag.
Geschil
3. Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat eiser in 2020 de opgevoerde giften heeft gedaan en evenmin is de hoogte van de giften (nog) in geschil. In geschil is uitsluitend of de giften aftrekbaar zijn.
Beoordeling van het geschil
Juridisch kader
4. Giften aan algemeen nut beogende instellingen (hierna: ANBI’s) zijn aftrekbare giften.1
5. Een instelling wordt op verzoek als een ANBI aangemerkt,2mits zij voldoet aan de wettelijke voorwaarden.3
Aftrekbaarheid giften
6. Niet in geschil is dat de instellingen in 2020 geen ANBI-status hadden, noch dat die was aangevraagd, door de instellingen waaraan eiser de giften heeft gedaan.
7. Eiser voert aan dat de buitenlandse instellingen waaraan hij de giften heeft gedaan door de bevoegde buitenlandse belastingautoriteiten naar buitenlandse maatstaven zijn erkend als algemeen nut beogend. Verder voldoen die buitenlandse instellingen ook aan de Nederlandse materiële voorwaarden om een ANBI-status te verkrijgen. Dat zij geen ANBI- status hebben (aangevraagd), kan geen grond zijn om de aftrek te weigeren. Van buitenlandse instellingen kan, vanwege de bewerkelijkheid van het traject, namelijk niet in redelijkheid worden verlangd dat zij in Nederland een ANBI-status aanvragen. Volgens eiser is daarom sprake van strijdigheid met de vrijheid van kapitaal. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar het arrest Persche.4
8. Verweerder stelt dat de giften niet aftrekbaar zijn, omdat de buitenlandse instellingen geen ANBI-status hebben. Van strijdigheid met het vrije verkeer van kapitaal is zijns inziens geen sprake, omdat de Nederlandse wetgeving geen onderscheid maakt tussen giften aan binnenlandse en buitenlandse instellingen met een ANBI-status. Het arrest Persche is niet van toepassing, omdat dat arrest handelde over een geval waarin een lidstaat de giftenaftrek had geweigerd op de grond dat de betrokken instelling in een ander land was gevestigd. Dat is hier anders: de giften komen niet voor aftrek in aanmerking, omdat de instellingen geen ANBI-status hebben. Zij kunnen deze status wel verkrijgen, mits zij een aanvraag doen en als zij dan aannemelijk maken dat zij aan de voorwaarden voldoen.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de giftenaftrek terecht heeft geweigerd. De instellingen, waaraan eiser een gift heeft gedaan, hebben namelijk geen ANBI-status en voldoen daarom niet aan de voorwaarde voor giftenaftrek. Het antwoord op de vraag of de instellingen voldoen aan de materiële voorwaarden voor een ANBI-status, kan in het midden blijven, aangezien de aftrek geweigerd is op de grond dat de instellingen geen ANBI-status hebben en de instellingen de ANBI-status hadden kunnen aanvragen. De verwijzing naar het arrest Persche leidt niet tot een ander oordeel. De Nederlandse giftenaftrek maakt, anders dan
1. Artikelen 6.32 tot en met 6.35 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
2 Artikel 5b, zesde lid, van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen.
3 Artikel 5b, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
4 Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2009, C-318/07, ECLI:EU:C:2009:33.
in het arrest Persche aan de orde was, geen onderscheid tussen giften aan binnenlandse en buitenlandse instellingen. In beide gevallen is vereist dat de instelling volgens de Nederlandse wetgeving als een ANBI wordt aangemerkt. Elke instelling kan een verzoek indienen om als zodanig te worden aangemerkt, ongeacht haar vestigingsplaats. In zoverre worden giften aan binnenlandse en buitenlandse instellingen gelijk behandeld. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van een belemmering van het vrije kapitaalverkeer.
10. Voor zover eiser stelt dat het voor een buitenlandse instelling moeilijker is om de ANBI-status te krijgen, heeft eiser zijn stelling niet onderbouwd. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de ANBI-eis bij een grensoverschrijdende gift de facto de vrijheid van kapitaalverkeer belemmerd.
Conclusie
11. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Zippelius, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Zeldenrust, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via
www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn.
Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).