ECLI:NL:RBGEL:2022:7202

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
10183707
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van tijdelijk gebruiksrecht van huurwoning in kort geding met betrekking tot minderjarig kind

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen, beiden onder bewind gesteld, met betrekking tot het tijdelijk gebruiksrecht van een huurwoning. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. J.L. Vermeer, vorderde dat het tijdelijk gebruiksrecht van de woning aan haar zou worden toegewezen, met uitsluiting van de gedaagde partij, die werd vertegenwoordigd door mr. J.H.J. Joosten. De partijen zijn de ouders van een minderjarig kind, en de rechter heeft in zijn overwegingen het belang van het kind en de hoofdverblijfplaats bij de moeder zwaar laten wegen.

De procedure begon met een dagvaarding op 23 november 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 december 2022. De rechter heeft vastgesteld dat de affectieve relatie tussen de partijen was beëindigd en dat er een voorlopige regeling was getroffen voor de zorg van het kind. De eisende partij stelde dat de huidige situatie in de woning niet langer houdbaar was en dat het in het belang van het kind was dat zij het gebruiksrecht van de woning kreeg.

De gedaagde partij betwistte de spoedeisendheid van de vordering en voerde aan dat hij geen ander onderdak had. De rechter heeft echter geoordeeld dat het belang van de moeder en het kind zwaarder weegt, vooral gezien de omstandigheden waarin de gedaagde partij zich bevond. De rechter heeft de vordering van de eisende partij toegewezen en bepaald dat de gedaagde partij de woning binnen één maand na betekening van het vonnis moest verlaten. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10183707 \ VV EXPL 22-161
uitspraak van 15 december 2022
vonnis in kort geding
in de zaak van
Harmannus Nicolaas Maria Bisschop h.o.d.n. Simul Bewindvoering, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [onder bewind gestelde sub 1]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie
gemachtigde mr. J.L. Vermeer
procederende krachtens toevoegingsnummer 4PG2848
tegen
Harmannus Nicolaas Maria Bisschop h.o.d.n. Simul Bewindvoering, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [onder bewind gestelde sub 2]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in voorwaardelijke reconventie
gemachtigde mr. J.H.J. Joosten
Partijen worden hierna [onder bewind gestelde sub 1] en [onder bewind gestelde sub 2] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 november 2022 met producties;
- het e-mailbericht van 1 december 2022 van de gemachtigde van [onder bewind gestelde sub 2] , waarin hij zich stelt en aankondigt twee voorwaardelijke reconventionele vorderingen in te zullen stellen;
- de mondelinge behandeling van 2 december 2022 mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van [onder bewind gestelde sub 1] en de gemachtigde van [onder bewind gestelde sub 2] .

2.De feiten

2.1.
[onder bewind gestelde sub 1] en [onder bewind gestelde sub 2] hebben thans nog dezelfde bewindvoerder. Conform het beleid van de rechtbank op dit punt, is de bewindvoerder doende de twee dossiers te splitsen.
2.2.
Partijen huren sinds 17 september 2020 de woning aan de [adres van de woning 1] van De Woningstichting (hierna: de woning).
2.3.
Partijen zijn de ouders van [dochter van de onder bewind gestelden] , geboren op [datum] te [geboorteplaats] (hierna: [dochter van de onder bewind gestelden] ).
2.4.
De affectieve relatie tussen partijen is begin augustus 2022 beëindigd.
2.5.
Partijen zijn een ‘(voorlopig) ouderschapsplan’ overeengekomen. In dat plan is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
c. Moeder heeft het eenhoofdig gezag over [dochter van de onder bewind gestelden] . (…)
d. Op dit moment is er begeleiding voor partijen vanuit Solidez en het interventieteam
van de [gemeente] , zulks in verband met de situatie zoals deze is ontstaan
na het verbreken van de relatie tussen en de persoonlijk problematiek van beide ouders.
e. De ouders hebben overlegd over de wijze waarop zij voorlopig de zorg- en
opvoedingstaken zullen gaan verdelen, de wijze waarop zij elkaar informatie zullen
verschaffen en elkaar zullen raadplegen bij gewichtige onderwerpen betreffende
[dochter van de onder bewind gestelden] en de wijze waarop zij zullen bijdragen in de kosten van de verzorging en
opvoeding van [dochter van de onder bewind gestelden] .
(…)
Artikel 2. Hoofdverblijfplaats en verhuizing
2.1
Het hoofdverblijf van [dochter van de onder bewind gestelden] is bij de moeder en zij staat op haar adres ingeschreven.
(…)
Artikel 4. Zorg- en contactregeling
(…)
4.2
De ouders zijn een voorlopige regeling overeengekomen krachtens welke [dochter van de onder bewind gestelden] wekelijks op zondag gedurende twee uur bij vader verblijft. (…)”
2.6.
[onder bewind gestelde sub 1] heeft [onder bewind gestelde sub 2] herhaaldelijk verzocht de woning te verlaten.
heeft daarop laten weten geen ander onderdak te hebben.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
[onder bewind gestelde sub 1] vordert dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
bepaalt dat het tijdelijk voortgezet gebruiksrecht van de woning met uitsluiting van [onder bewind gestelde sub 2] aan [onder bewind gestelde sub 1] toekomt met uitsluiting van [onder bewind gestelde sub 2] , waarbij [onder bewind gestelde sub 2] wordt veroordeeld om de woning, gelegen aan de [adres van de woning 1] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en deze niet meer te betreden, onder afgifte van de sleutels aan [onder bewind gestelde sub 1] , zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag dat [onder bewind gestelde sub 2] nalaat aan de veroordeling te voldoen en machtiging van [onder bewind gestelde sub 1] dit vonnis zonodig zelf ten uitvoer te (doen) leggen, met behulp van de sterke arm van de politie en justitie;
bepaalt dat [onder bewind gestelde sub 2] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.2.
[onder bewind gestelde sub 1] legt aan haar vordering ten grondslag dat de situatie waarin beide partijen in de woning verblijven niet langer mogelijk is. Volgens haar dient de in dit kader te maken belangenafweging, in het bijzonder de omstandigheid dat [dochter van de onder bewind gestelden] haar hoofdverblijfplaats bij [onder bewind gestelde sub 1] heeft, in haar voordeel uit te vallen.
3.3.
[onder bewind gestelde sub 2] betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang. [onder bewind gestelde sub 2] voert verder aan dat hij zelf geen ander onderdak heeft, terwijl [onder bewind gestelde sub 1] en [dochter van de onder bewind gestelden] bij haar zus terecht kunnen waar zij zo lang mogen blijven als zij willen. Ook heeft [onder bewind gestelde sub 1] zijn voorstel om gezamenlijk in de woning te blijven met afspraken over het gebruik van de woning zonder legitieme reden afgewezen. [onder bewind gestelde sub 1] komt bovendien als alleenstaande vrouw met de dagelijkse zorg over een minderjarig kind (als de vordering wordt afgewezen) in aanmerking voor een urgentieverklaring, terwijl hij daarvoor niet in aanmerking komt. [onder bewind gestelde sub 2] is daardoor aangewezen op de particuliere verhuurmarkt, waarvan de huurprijzen voor hem niet op te brengen zijn of waar weerstand bestaat tegen de betrokkenheid van een bewindvoerder.

4.De vordering en het verweer in voorwaardelijke reconventie

4.1.
[onder bewind gestelde sub 2] vordert, indien de kantonrechter meent dat [onder bewind gestelde sub 1] in haar vorderingen kan worden ontvang en van oordeel is dat haar belang bij het tijdelijk voortgezet gebruik van de woning prevaleert/ c.q. de vordering tot ontruiming wordt toegewezen,
om aan hem een redelijke termijn te gunnen van tenminste twee maanden, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, waarbinnen hij de woning dient te verlaten;
om [onder bewind gestelde sub 1] te veroordelen om vanaf de datum waarop hij de woning verlaat alle aan deze woning verbonden huur- en overige (gebruikers)lasten te voldoen en [onder bewind gestelde sub 2] daarvoor te vrijwaren.
4.2.
[onder bewind gestelde sub 2] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij indien hij de woning moet verlaten geen onderdak heeft en tijd nodig heeft om onderdak te realiseren. Daarnaast acht hij het vanzelfsprekend dat indien hij de woning moet verlaten [onder bewind gestelde sub 1] de aan de woning verbonden lasten dient te voldoen.
4.3.
[onder bewind gestelde sub 1] voert daartegen aan dat zij [onder bewind gestelde sub 2] wel een termijn van één maand wil gunnen om de woning te verlaten, maar niet langer aangezien hij al geruime tijd de gelegenheid heeft gehad om elders onderdak te vinden. Dat zij de woonlasten van de woning betaalt als [onder bewind gestelde sub 2] de woning verlaat, acht zij vanzelfsprekend. De bewindvoerder acht [onder bewind gestelde sub 1] daartoe ook financieel in staat.

5.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

5.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
5.2.
[onder bewind gestelde sub 2] betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang. [onder bewind gestelde sub 2] voert daartoe aan dat hij zelf geen ander onderdak heeft, terwijl [onder bewind gestelde sub 1] en [dochter van de onder bewind gestelden] bij haar zus terecht kunnen waar zij zo lang mogen blijven als zij willen. Daarnaast heeft [onder bewind gestelde sub 1] zijn voorstel om gezamenlijk in de woning te blijven met afspraken over het gebruik van de woning zonder legitieme reden afgewezen. [onder bewind gestelde sub 1] heeft daartegen ingebracht dat zij niet langer bij haar zus kan blijven. Haar zus zit eveneens midden in een relatiebreuk, waardoor de spanningen bij haar zus thuis vaak hoog oplopen. Dit zorgt voor veel stress bij haar en [dochter van de onder bewind gestelden] . [onder bewind gestelde sub 1] en [onder bewind gestelde sub 2] kunnen voorts niet gezamenlijk in de woning blijven. Dit hebben zij al eens geprobeerd waarna zich een incident heeft voorgedaan waarvan [onder bewind gestelde sub 1] aangifte heeft gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat daarmee het spoedeisend belang is gegeven.
5.3.
In het kader van deze procedure dient beoordeeld te worden of de vordering van [onder bewind gestelde sub 1] te bepalen dat dat zij met uitsluiting van [onder bewind gestelde sub 2] het tijdelijk voortgezet gebruiksrecht heeft in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is daarop door toewijzing van de vordering vooruit te lopen. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. Er is in dit geval geen reden om van deze regel af te wijken. De kantonrechter baseert de beslissing daarom op feiten die erkend of onweersproken zijn of die voorshands aannemelijk zijn geworden.
5.4.
Op grond van artikel 7:267 lid 7 BW kan een huurder of medehuurder als bedoeld in lid 4 van dat artikel de rechter verzoeken om te bepalen dat de huur van de andere (mede)huurder niet langer wordt voortgezet. De rechter wijst de vordering toe indien dit naar billijkheid, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, geboden is. Deze toetsingsmaatstaf kan ook analoog worden toegepast als het gaat om twee contractuele medehuurders. De billijkheid die in artikel 7:267 lid 7 BW wordt genoemd brengt mee dat de rechter een belangenafweging maakt om te bepalen aan wie het – tijdelijk- gebruiksrecht wordt toegekend.
5.5.
Hoewel voor beide partijen geldt dat het moeilijk zal zijn andere passende woonruimte te vinden, moet het belang van [onder bewind gestelde sub 1] , voorshands oordelend, toch zwaarder wegen. Doorslaggevend daarbij is het feit dat [dochter van de onder bewind gestelden] de hoofdverblijfplaats bij [onder bewind gestelde sub 1] heeft en de voornaamste zorg heeft over [dochter van de onder bewind gestelden] . Gelet op de huidige, door [onder bewind gestelde sub 2] niet weersproken, situatie bij de zus van [onder bewind gestelde sub 1] is daar niet langer sprake van een passend alternatief. Nu de relatie tussen partijen is verbroken en een gezamenlijk gebruik van de woning heeft geleid tot een incident, waarvan [onder bewind gestelde sub 1] aangifte heeft gedaan, is ook dit door [onder bewind gestelde sub 2] geschetste alternatief op dit moment niet passend. Uit het bericht van de [gemeente] blijkt tot slot dat [onder bewind gestelde sub 1] thans geen aanspraak kan maken op een urgentieverklaring.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat het voorlopig voortgezet gebruik van de woning, met uitsluiting van [onder bewind gestelde sub 2] , aan [onder bewind gestelde sub 1] zal worden toegekend. [onder bewind gestelde sub 2] zal worden veroordeeld de woning te verlaten en de sleutels van de woning aan [onder bewind gestelde sub 1] af te geven.
5.7.
[onder bewind gestelde sub 1] verzoekt om de termijn voor [onder bewind gestelde sub 2] om de woning te verlaten te bepalen op drie dagen na betekening van dit vonnis. [onder bewind gestelde sub 2] voert daartegen verweer en verzoekt de kantonrechter een termijn van ten minste twee maanden toe te kennen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [onder bewind gestelde sub 1] aangegeven [onder bewind gestelde sub 2] een termijn van een maand te gunnen. De kantonrechter ziet in de stellingen van partijen, het belang van [onder bewind gestelde sub 1] en [dochter van de onder bewind gestelden] om vooralsnog in de woning te kunnen verblijven en het feit dat [onder bewind gestelde sub 2] al drie maanden de tijd heeft gehad om ander onderdak te zoeken geen aanleiding voor het toekennen van een langere termijn. De kantonrechter stelt de termijn voor [onder bewind gestelde sub 2] om de woning te verlaten en tot afgifte van de sleutels daarom op één maand na betekening van dit vonnis.
5.8.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf, met inroeping van de sterke arm, uit te doen voeren, zal worden afgewezen, omdat de bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming reeds voortvloeit uit de artikel 556 lid 1 en 557 jo artikel 444 Rv.
5.9.
De door [onder bewind gestelde sub 1] gevorderde dwangsom zal eveneens worden afgewezen. Met de toewijzing van de vordering tot ontruiming heeft zij een titel om zelf, via reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan. Zij heeft niet, althans onvoldoende onderbouwd waarom zij daarnaast nog belang heeft bij een financiële prikkel voor [onder bewind gestelde sub 2] om tot ontruiming over te gaan
5.10.
Nu de vordering tot ontruiming wordt toegewezen, is voldaan aan de voorwaarde voor de vordering in reconventie. Over de termijn waarop [onder bewind gestelde sub 2] de woning dient te verlaten is hiervoor in de conventie onder r.o. 5.7. reeds geoordeeld. [onder bewind gestelde sub 2] vordert daarnaast om [onder bewind gestelde sub 1] te veroordelen om vanaf de datum waarop hij de woning verlaat alle aan deze woning verbonden huur- en overige (gebruikers)lasten te voldoen. [onder bewind gestelde sub 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het voor haar vanzelfsprekend is dat zij de aan de woning verbonden lasten gedurende het tijdelijk voortgezet gebruik betaalt als
[onder bewind gestelde sub 2] de woning verlaat. Haar bewindvoerder, de heer H.N.M. Bisschop q.q., heeft bovendien aangegeven dat hij dat mogelijk acht. Gelet op deze toezegging en nu dit nooit eerder tussen partijen ter discussie is geweest, is de kantonrechter van oordeel dat
geen belang heeft bij een rechterlijk oordeel in deze. De vordering wordt om die reden afgewezen.
5.11.
In het feit dat partijen ex-partners zijn wordt aanleiding gezien de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren.

6.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
bepaalt dat het tijdelijk voortgezet gebruiksrecht van de woning aan de [adres van de woning 1] aan [onder bewind gestelde sub 1] toekomt met uitsluiting van [onder bewind gestelde sub 2] ;
6.2.
veroordeelt [onder bewind gestelde sub 2] om de woning, gelegen aan de [adres van de woning 1] , binnen één maand na betekening van dit vonnis te verlaten en deze niet meer te betreden, onder afgifte van de sleutels aan [onder bewind gestelde sub 1] ;
6.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.6.
wijst het gevorderde af;
6.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2022.