In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen, beiden onder bewind gesteld, met betrekking tot het tijdelijk gebruiksrecht van een huurwoning. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. J.L. Vermeer, vorderde dat het tijdelijk gebruiksrecht van de woning aan haar zou worden toegewezen, met uitsluiting van de gedaagde partij, die werd vertegenwoordigd door mr. J.H.J. Joosten. De partijen zijn de ouders van een minderjarig kind, en de rechter heeft in zijn overwegingen het belang van het kind en de hoofdverblijfplaats bij de moeder zwaar laten wegen.
De procedure begon met een dagvaarding op 23 november 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 december 2022. De rechter heeft vastgesteld dat de affectieve relatie tussen de partijen was beëindigd en dat er een voorlopige regeling was getroffen voor de zorg van het kind. De eisende partij stelde dat de huidige situatie in de woning niet langer houdbaar was en dat het in het belang van het kind was dat zij het gebruiksrecht van de woning kreeg.
De gedaagde partij betwistte de spoedeisendheid van de vordering en voerde aan dat hij geen ander onderdak had. De rechter heeft echter geoordeeld dat het belang van de moeder en het kind zwaarder weegt, vooral gezien de omstandigheden waarin de gedaagde partij zich bevond. De rechter heeft de vordering van de eisende partij toegewezen en bepaald dat de gedaagde partij de woning binnen één maand na betekening van het vonnis moest verlaten. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.