ECLI:NL:RBGEL:2022:6981

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
AWB 21/1697
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de raad bij geheimhouding van onderzoeksdocumenten op basis van de Archiefwet 1995

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de raad van de gemeente Zevenaar. De zaak betreft de geheimhouding van onderzoeksdocumenten die door de enquêtecommissie van de gemeente Zevenaar zijn opgelegd op basis van de Archiefwet 1995. De rechtbank heeft vastgesteld dat de enquêtecommissie niet bevoegd was om deze geheimhouding op te leggen, aangezien alleen het college van burgemeester en wethouders deze bevoegdheid heeft. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het besluit van de raad van 11 februari 2021 vernietigd. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, maar de rechtbank oordeelde dat het college had moeten beslissen op het bezwaar van eiser.

De rechtbank heeft ook voorlopige oordelen gegeven over de bekendmaking van besluiten en de externe werking van het beperkingsbesluit van 25 oktober 2017. De rechtbank concludeert dat het besluit van de enquêtecommissie extern rechtsgevolg heeft en dat eiser tijdig bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft bepaald dat de raad het griffierecht van € 181 aan eiser moet vergoeden, maar dat eiser geen proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, en is openbaar uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/1697

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de raad van de gemeente Zevenaar

(gemachtigden: mr. T.E.P.A. Lam en mr. M.J.O. Copier).

Inleiding

1. Bij besluit van 25 oktober 2017 heeft de enquêtecommissie gemeente Zevenaar met toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Archiefwet 1995 (Archiefwet) geheimhouding opgelegd op onderzoeksdocumenten gedurende de maximale termijn van 75 jaar na 16 mei 2012 en bepaald dat deze geheime onderzoeksdocumenten worden overgebracht naar en bewaard in het Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg.
1.1.
Met het bestreden besluit van 11 februari 2021 heeft de raad het door eiser daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De raad heeft met een verweerschrift op het beroep gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens de raad mr. T.E.P.A. Lam en E.J.M. Sloot-Vet.

Beoordeling door de rechtbank

Was de raad bevoegd?
2. In haar uitspraak van 29 juni 2022 [1] heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – het volgende overwogen. Alleen het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar (college) mocht beperkingen aan de openbaarheid stellen. De enquêtecommissie was niet bevoegd om het besluit tot beperking van de openbaarheid te nemen.
2.1.
De rechtbank is nog steeds van oordeel, op de gronden zoals weergegeven in de uitspraak van 29 juni 2022, dat de enquêtecommissie niet bevoegd was om het besluit van 25 oktober 2017 te nemen.
2.2.
Op 5 juli 2022 heeft het college het besluit van de enquêtecommissie van 25 oktober 2017 bekrachtigd. Voor deze zaak betekent dit dat het college had moeten beslissen op het bezwaar van eiser. De raad was hiertoe niet bevoegd. Daarom is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit van 11 februari 2021 worden vernietigd. Een nieuw besluit op bezwaar zal door het college genomen moeten worden.
3. In verband met het nieuw te nemen besluit op bezwaar door het college geeft de rechtbank de volgende voorlopige oordelen.
3.1.
Ten eerste. In de zaak 21/3662 tussen eiser en het college waarin de rechtbank vandaag ook uitspraak heeft gedaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zijn beslissing van 17 november 2020 - een vergelijkbaar beperkingsbesluit als in deze zaak - geen externe werking (lees: geen extern rechtsgevolg) heeft en dat het college het bezwaar van eiser tegen dat besluit ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank neemt haar oordeel en de daaraan ten grondslag liggende motivering in zaak 21/3662 in deze zaak over. Dat leidt tot het voorlopige oordeel dat het beperkingsbesluit van 25 oktober 2017 extern rechtsgevolg heeft.
3.2.
Ten tweede. Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt op een in de Bekendmakingswet bepaalde wijze. Dat betekent dat deze besluiten in een officieel elektronisch publicatieblad bekend worden gemaakt. Het besluit van 25 oktober 2017 is een besluit dat niet tot een of meer belanghebbenden is gericht. Dit betekent dat dit besluit door de publicatie in het Gemeenteblad van 12 augustus 2020, nr. 206781, op 12 augustus 2020 is bekendgemaakt. Niet in geschil is dat de raad het bezwaarschrift van eiser op 16 september 2020 heeft ontvangen. Eiser heeft naar voorlopige oordeel van de rechtbank dus tijdig bezwaar gemaakt.
Wat moet de raad aan eiser vergoeden?
4. Omdat het beroep gegrond is moet de raad het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 februari 2021;
- bepaalt dat de raad het griffierecht van € 181 aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.