ECLI:NL:RBGEL:2022:6925

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
05.158104.22 en 05.024120.22 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere diefstallen en poging tot diefstal met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man, geboren in 1982, die zich schuldig had gemaakt aan meerdere diefstallen uit woningen en een poging daartoe. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was in de PI Vught, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.W.J. Rosendaal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan vijf feiten, waaronder diefstal door middel van braak en insluiping, en een poging tot diefstal. De feiten vonden plaats in Arnhem tussen april en mei 2022. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan alle ten laste gelegde feiten, waarbij de verdachte in de meeste gevallen een bekennende houding aannam. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en behandeling voor zijn problematiek. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en middelengebruik. De rechtbank besloot dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf in een PPC (Penitentiaire Psychiatrische Centrum) moet worden uitgevoerd, zodat de verdachte verder gediagnosticeerd kan worden en de medicatie kan worden afgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.158104.22 en 05.024120.22 (tul)
Datum uitspraak : 6 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1982] in [geboortejaar 1982] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de PI Vught.
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 8 april 2022 te Arnhem twee, althans een of meerdere, pinpas(sen) (behorend bij rekeningnummer(s) [rekeningnummer 1] en/of [rekeningnummer 2] ), althans enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 2
hij op of omstreeks 17 april 2022 te Arnhem, een pinpas (behorend bij rekeningnummer [rekeningnummer 3] ) en/of baklava, althans enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of zijn echtgenote, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 3] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en/of insluiping;
feit 3
hij op of omstreeks 11 mei 2022 te Arnhem, een (bruine, lederen) portemonnee met inhoud (te weten een pinpas behorend bij [rekeningnummer 4] , een rijbewijs, een politieperskaart, een abonnement voor zwembad Klarenbeek, een OV-Chipkaart en/of een ANWB-pas), althans enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in/uit een woning (gelegen aan de [adres 4] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming en/of insluiping;
feit 4
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 april 2022 tot en met 11 mei 2022 te Arnhem, althans in Nederland, (telkens) een of meerdere geldbedrag(en) (in totaal 130,50 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toe behoorde(n), te weten aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte (telkens) dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een pinpas, tot het gebruik waarvan hij niet gerechtigd was, meermalen, althans éénmaal (telkens) één of meerdere geldbedrag(en) (contactloos) te pinnen van een (bank)rekening van die voorgenoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ;
feit 5
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een schuur en/of op een besloten erf waarop een woning stond (gelegen aan de [adres 5] ), alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, geld en/of goederen van zijn gading, althans enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte, te weten aan [slachtoffer 7] , toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, immers heeft verdachte via het dak van een (op het perceel gelegen) schuur zich de toegang tot voorgenoemd perceel verschaft en/of (vervolgens) met een lamp/licht de sloten van de (schuur- en/of tuin) deur (en) geïnspecteerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 5 bepleit dat geen sprake is van een strafbare poging, nu het schijnen met een lichtje in sloten onvoldoende is om vast te stellen dat er sprake is van een begin van uitvoering. Voor zover dat begin van uitvoering bestaat, is volgens de raadsman sprake van vrijwillige terugtred. De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Er is ten aanzien van feit 1 tot en met 4 sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
feit 1
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 42-45;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2022.
feit 2
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 26-27;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2022.
feit 3
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 78-80;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2022.
feit 4
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 26-27;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 42-45;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 78-80;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 97-99;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2022.
feit 5
Aangever [slachtoffer 7] heeft verklaard dat hij op camerabeelden van zijn woning zag dat een man over het dak van zijn schuur klom en de tuin in kwam. De man scheen met een lichtje in de sloten van de schuur- en tuindeur en keek in de sloten. De man verliet daarna via de tuindeur de tuin van aangever. [2]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden uitgekeken die hij van aangever heeft ontvangen. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat op de beelden de datum 5 februari 2022 om 01.55 uur werd aangegeven. Hij zag dat een man over de muur heen klom. Hij herkende de man direct als verdachte. Verdachte maakte, vermoedelijk met een aansteker, licht bij een deur. Vervolgens liep verdachte naar de tweede deur en herhaalde het ritueel. Verdachte voelde aan de klink van deze deur, maar de deur werd niet geopend. [3]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij keek of de deuren op het nachtslot zaten. Als de deuren niet op slot waren geweest, was hij naar binnen gegaan. [4]
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van handelingen verricht door verdachte die, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, moeten worden aangemerkt als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. De rechtbank stelt vast dat er sprake was van een begin van uitvoering waarbij het voornemen van verdachte om zich de toegang te verschaffen tot de woning zich heeft geopenbaard door meerdere handelingen, namelijk dat verdachte is ingeklommen in een tuin, vervolgens met een lichtje in de sloten heeft geschenen en aan een deurklink heeft gevoeld. De rechtbank is daarmee van oordeel dat er sprake is van een strafbare poging en komt tot een bewezenverklaring van feit 5.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1
hij
op ofomstreeks 8 april 2022 te Arnhem twee
, althans een of meerdere,pinpas(sen) (behorend bij rekeningnummer
(s
)[rekeningnummer 1] en
/of[rekeningnummer 2] ),
althans enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander dan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
feit 2
hij op
of omstreeks17 april 2022 te Arnhem, een pinpas (behorend bij rekeningnummer [rekeningnummer 3] ) en
/ofbaklava
, althans enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en
/ofzijn echtgenote, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 3] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van inklimming en/ofinsluiping;
feit 3
hij op
of omstreeks11 mei 2022 te Arnhem, een (bruine, lederen) portemonnee met inhoud (te weten een pinpas behorend bij [rekeningnummer 4] , een rijbewijs, een politieperskaart, een abonnement voor zwembad Klarenbeek, een OV-Chipkaart en
/ofeen ANWB-pas),
althans enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 4]en/ofC.L. Douma, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 4] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van
inklimming en/ofinsluiping;
feit 4
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 8 april 2022 tot en met 11 mei 2022 te Arnhem,
althans in Nederland,(telkens)
een ofmeerdere geldbedrag(en)
(in totaal 130,50 euro),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte toe behoorde(n), te weten aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte (telkens)
dat/die weg te nemen goed
(eren
)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een pinpas, tot het gebruik waarvan hij niet gerechtigd was, meermalen,
althans éénmaal(telkens)
één ofmeerdere geldbedrag
(en
)(contactloos) te pinnen van een (bank)rekening van die voorgenoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] ;
feit 5
hij op
of omstreeks5 februari 2022 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in
/uiteen schuur en
/ofop een besloten erf waarop een woning stond (gelegen aan de [adres 5] ), alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, geld en/of goederen van zijn gading, althans enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte, te weten aan [slachtoffer 7] , toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengendoor middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, immers heeft verdachte via het dak van een (op het perceel gelegen) schuur zich de toegang tot voorgenoemd perceel verschaft en
/of(vervolgens) met een
lamp/licht de sloten van de (schuur- en
/oftuin) deur
(en
)geïnspecteerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
‘diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’
feit 2:
‘diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van insluiping’
feit 3:
‘diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van insluiping’
feit 4:
‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd’
feit 5:
‘poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel’

5.De strafbaarheid van de feiten

Standpunten
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 5 op het standpunt gesteld dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk. De verdachte is weggegaan bij de woning van aangever omdat het “niet goed voelde”. Aldus is er sprake van vrijwillige terugtred. Daarmee vervalt de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en dient ontslag van alle rechtsvervolging te volgen, aldus de verdediging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van vrijwillige terugtred.
Beoordeling door de rechtbank
Ingevolge artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht bestaat een poging niet indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. Beslissend is de vraag of een dergelijke vrijwillige terugtred het gevolg was van spontane besluitvorming aan de zijde van de verdachte en niet plaatsvond uitsluitend onder invloed van externe prikkels. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de woning niet heeft betreden omdat het “niet goed voelde”. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij wél naar binnen was gegaan als de deuren niet op het nachtslot hadden gezeten. Dit moet worden aangemerkt als een omstandigheid die niet van de wil van de verdachte afhankelijk was. Het verweer wordt verworpen.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie vraagt de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 8 november 2022.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank rekening houdt met de persoon van verdachte en met artikel 63 Sr. De raadsman heeft gevraagd dat de rechtbank een straf oplegt gelijk aan het voorarrest dan wel een straf met een groot voorwaardelijk deel, zodat verdachte zijn woning niet verliest. Wegens het mogelijke verlies van de woning door verdachte vraagt de raadsman de rechtbank om de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen in woningen waarbij hij zich de toegang verschafte door middel van braak of insluiping. Daarnaast heeft hij een poging daartoe ondernomen. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en heeft hij in de buurt voor onrust gezorgd. Dergelijke feiten brengen bij veel mensen een groot gevoel van onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. Verdachte heeft zich daarnaast meermalen schuldig gemaakt aan het stelen van geldbedragen door gebruik te maken van bankpassen die niet van hem waren. Dit levert schade en overlast op voor de slachtoffers.
De rechtbank heeft in strafverminderende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte steeds enkel kleine bedragen heeft ontvreemd. De rechtbank zal in strafverminderende zin ook rekening houden met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft het merendeel van de feiten bekend en heeft grotendeels openheid van zaken gegeven. Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 3 oktober 2022 waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen jaren eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
In het reclasseringsrapport van 8 november 2022 wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. De reclassering ziet de omstandigheid dat verdachte geen medicatie meer slikt voor zijn psychiatrische problematiek ten grondslag liggen aan de onderhavige feiten. In plaats van medicatie is verdachte meer middelen gaan gebruiken. Met het leefgeld dat verdachte van zijn bewindvoerder kreeg, kon hij zijn drugsgebruik niet financieren. Verdachte had schulden
bij een buurman, tevens zijn dealer, en stond onder bedreiging zijn pinpas af. Verdachte kwam tot het plegen van de feiten door inadequate coping in combinatie met (mogelijk) een licht verstandelijke beperking. De reclassering ziet dat verdachte zijn leven niet meer zelfstandig op de rit krijgt waardoor hij steeds verder afglijdt. Er zijn problemen ontstaan op vele leefgebieden. Er zijn onder andere grote zorgen omtrent zijn middelengebruik, zijn psychische gezondheid, zijn veiligheid en de hygiënische omstandigheden in zijn woning. Verdachte blijft recidiveren. De inspanningen van de reclassering hebben daarbij niet geleid tot gedragsverandering, omdat verdachte zich onttrekt aan voorwaarden. Verdachte heeft duidelijk meer begeleiding en kader nodig. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank neemt dit advies over. De rechtbank zal het deel van de bijzondere voorwaarden dat ziet op de klinische opname niet opleggen gezien het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1027. In dit arrest wordt bepaald dat een bijzondere voorwaarde, voor zover deze de beslissing of verdachte zich gedurende proeftijd onder klinische behandeling moet stellen, in handen legt van de reclassering (voor indicatie verantwoordelijke instantie en/of justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing) onverenigbaar is met art. 14c.2.10 Sr. Blijkens dit recente arrest blijft deze beslissing voorbehouden aan de rechter.
Bij de op te leggen straf is in strafverminderende zin rekening gehouden met de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Kijkend naar de LOVS-oriëntatiepunten, waarin wordt uitgegaan van onvoorwaardelijke gevangenisstraf bij een woninginbraak of -insluiping, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf conform de al ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis zoals door de raadsman is bepleit. Gelet op de kwetsbaarheid van verdachte en zijn problematiek, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 8 november 2022. De rechtbank merkt op dat het wenselijk is dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd in een PPC, zodat verdachte verder gediagnosticeerd kan worden en de medicatie op deze diagnose(s) kan worden afgesteld.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05.024120.22)

De politierechter heeft verdachte op 21 april 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf. De raadsman heeft gevraagd de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, nu de betekeningsstukken van het destijds gewezen vonnis niet zijn toegevoegd aan het procesdossier. Daarmee kan aldus de raadsman niet worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de onderhavige feiten op de hoogte was of kon zijn van de voorwaardelijke veroordeling.
Beoordeling door de rechtbank
Ingevolge artikel 366 Sv hoeft geen mededeling van het vonnis te worden gedaan aan de verdachte aan wie de dagvaarding in persoon is betekend. Blijkens de stukken bij de vordering tenuitvoerlegging is de dagvaarding van parketnummer 05.024120.22 in persoon aan verdachte betekend. Daarmee wordt verondersteld dat de verdachte van de datum van de uitspraak op de hoogte was, althans kon zijn en daarmee op de hoogte was of kon zijn van de voorwaardelijke veroordeling ten tijde van de onderhavige feiten.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Verdachte zich direct na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 6] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Wanneer de reclassering dat nodig acht, verdachte zich laat behandelen door [naam] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk/noodzakelijk is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
Verdachte zich ambulant laat begeleiden door het RIBW of een andere soortgelijke organisatie, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start wanneer de reclassering dat nodig acht. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de afspraken die gemaakt worden en stelt zich begeleidbaar op. Als de reclassering dat nodig acht, werkt verdachte mee aan het verhuizen naar een beschermde woonvorm;
Wanneer de reclassering dat nodig acht, verdachte bij de RIBW of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start wanneer de reclassering dat nodig acht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Verdachte blijft meewerken aan het beschermingsbewind en zich houdt aan de afspraken die met hem gemaakt worden. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
Verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 21 april 2021 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten gevangenisstraf van één maand (parketnummer 05.024120.22).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022264845, gesloten op 20 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , p. 108.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 109.
4.de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2022.