Uitspraak
Uitleveringswet
[opgeëiste persoon],
Rechtbank Gelderland
Op 9 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van een opgeëiste persoon in het kader van een uitleveringsverzoek van Turkije. De opgeëiste persoon was op 3 december 2021 aangehouden naar aanleiding van dit uitleveringsverzoek en was sindsdien in voorlopige hechtenis. De rechtbank had eerder op 29 april 2022 de uitlevering toelaatbaar geacht, maar de Hoge Raad verwierp het daartegen ingestelde beroep op 21 oktober 2022, waardoor de beslissing onherroepelijk werd. De gevangenhouding was voor het laatst verlengd op 11 november 2022, en de officier van justitie verzocht op 2 december 2022 om een verdere verlenging van 30 dagen.
De rechtbank oordeelde dat, volgens artikel 38 van de Uitleveringswet, de gevangenhouding slechts één keer kan worden verlengd na de onherroepelijkheid van de uitspraak die uitlevering toelaat. Aangezien de minister niet binnen de gestelde termijn van 59 dagen had beslist over de uitlevering, was er geen grondslag voor verdere verlenging van de gevangenhouding. De rechtbank wees de vordering tot verlenging af, met de opmerking dat de minister nog steeds de mogelijkheid had om een beslissing te nemen voordat de opgeëiste persoon in vrijheid zou worden gesteld.
De rechtbank benadrukte dat er geen zicht was op de periodes van tenuitvoerlegging van de beslissingen tot verlenging, en dat de huidige termijn van dertig dagen zou eindigen zonder verdere verlenging. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de meervoudige strafkamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig.