ECLI:NL:RBGEL:2022:6889

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
C/05/400232 / FZ RK 22/518 & C/05/405974 / FZ RK 22/1892
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen met betrekking tot kinderalimentatie en hoofdverblijfplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 december 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw verzocht om de echtscheiding uit te spreken, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, en om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar een andere regio. De man verzocht eveneens om de echtscheiding uit te spreken, maar verzet zich tegen de verhuizing en de door de vrouw verzochte zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vrouw vastgesteld, en de zorgregeling is definitief vastgesteld zoals eerder bepaald. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen, omdat dit niet in het belang van de kinderen werd geacht. Wat betreft de kinderalimentatie heeft de rechtbank de draagkracht van beide ouders beoordeeld en geconcludeerd dat de man, gezien zijn financiële situatie, geen kinderalimentatie kan betalen voor de periode dat de echtelijke woning nog niet is verkocht. De rechtbank heeft het verzoek om kinderalimentatie van de vrouw afgewezen en het verzoek om een convenant of ouderschapsplan te hechten aan de beschikking afgewezen, omdat partijen hier niet in zijn geslaagd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de beslissing omtrent de echtscheiding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/400232 / FZ RK 22/518 (echtscheiding) & C/05/405974 / FZ RK 22/1892 (verdeling)
Datum uitspraak: 12 december 2022
beschikking echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster, hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. M.B. Winthagen te IJsselstein,
t e g e n
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder, hierna te noemen de man,
advocaat: mr. D. van Haaften te Ermelo.

1.Het procesverloop

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
het verzoekschrift met bijlage, ingekomen op 21 februari 2022;
het journaalbericht met bijlagen van mr. Winthagen van 28 februari 2022;
het exploot van betekening van 3 maart 2022;
het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen op 10 mei 2022;
het verweerschrift tegen zelfstandige verzoeken, ingekomen op 1 juli 2022;
het journaalbericht met bijlagen van mr. Van Haaften van 8 november 2022;
het journaalbericht met bijlagen van mr. Winthagen van 24 november 2022;
et journaalbericht met vermeerdering kinderalimentatieverzoek van mr. Winthagen van 5 december 2022.
1.2.
Gehoord ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 6 december 2022 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, en een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad. Op de mondelinge behandeling heeft
mr. Winthagen een set berekeningen ten behoeve van de kinderalimentatie overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De vrouw en de man, die de Nederlandse nationaliteit bezitten, zijn op [datum] 2016 te [plaats] met elkaar gehuwd in de wettelijke gemeenschap van goederen.
2.2.
Zij zijn ouders van de navolgende minderjarige kinderen:
[kind 1], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] en
[kind 2], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
2.3.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 25 januari 2022 heeft deze rechtbank:
  • de kinderen toevertrouwd aan de vrouw;
  • bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning;
  • verstaan dat de man de hypotheekrente van de echtelijke woning betaalt tot een bedrag van € 2.962,-- bruto per jaar en de helft van de aflossingen tot een bedrag van € 377,-- per maand en de helft van de eigenaarslasten;
  • de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen zo verdeeld dat zij de ene week van woensdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur bij de man verblijven en de andere week van woensdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, en de helft van de vakantie- en feestdagen, te verdelen in onderling overleg;
  • bepaald dat de man met ingang van 23 december 2021 € 80,-- per kind per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen.
2.4.
De vrouw heeft op 11 maart 2022 verzocht voornoemde beschikking te wijzigen. Bij beschikking van 25 april 2022 heeft deze rechtbank dit verzoek afgewezen.

3.Het verzoek, het verweer tevens zelfstandig verzoek en de reactie daarop

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw zullen hebben;
te bepalen dat de vrouw vervangende toestemming krijgt voor verhuizing met de kinderen naar de regio [plaats] en inschrijving op een basisschool c.q. kinderopvang aldaar;
te bepalen dat de zorgregeling zoals beschreven in punten 33 en 34 van het verzoekschrift zal gelden;
indien en voor zover het verzoek tot vervangende toestemming afgewezen zou worden, te bepalen dat de vrouw het voortgezet gebruik van de echtelijke woning zal verkrijgen;
te bepalen dat de man met ingang van de datum van de echtscheidingsbeschikking een kinderalimentatie zal voldoen van € 133,-- per kind per maand;
te bepalen dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw zal betalen, te voldoen uiterlijk op de eerste dag van de maand;
te bepalen dat de tussen partijen overeen te komen regeling in het door de rechtbank aan de beschikking te hechten en/of te waarmerken ouderschapsplan en/of convenant deel uitmaakt van de beschikking.
3.2.
De man verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
te bepalen dat de kinderen het hoofdverblijf zullen hebben bij de vrouw;
het verzoek van de vrouw tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning voor de duur van zes maanden toe te wijzen;
de door de vrouw verzochte zorgregeling af te wijzen en te bepalen dat als zorgregeling zal gelden dat de kinderen de ene week van woensdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de man zijn en de andere week van woensdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur en verder de helft van de vakantie- en feestdagen, in onderling overleg te verdelen, althans een zorgregeling te bepalen waarvan de rechtbank meent dat deze juist is;
het kinderalimentatieverzoek van de vrouw af te wijzen voor de periode dat de vrouw de echtelijke woning bewoont;
te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vanaf de dag dat de echtelijke woning is verkocht met een bedrag van € 101,-- per kind per maand;
het partneralimentatieverzoek van de vrouw af te wijzen;
het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [plaats] , af te wijzen.
3.3.
De vrouw blijft bij haar verzoeken, behalve bij haar verzoek tot vaststelling van partneralimentatie, dat zij op de mondelinge behandeling heeft ingetrokken.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid/ouderschapsplan
4.1.
Op grond van artikel 815 lid 2 sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
4.2.
Ondanks het feit dat er geen ouderschapsplan is overgelegd, is de rechtbank van oordeel dat partijen kunnen worden ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding. Uit de gestelde feiten en omstandigheden en het onderzoek ter terechtzitting is immers voldoende aannemelijk geworden dat een gezamenlijk ondertekend ouderschapsplan op dit moment redelijkerwijs niet kan worden overgelegd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank beslissingen nemen in het belang van de kinderen.
Echtscheiding, hoofdverblijfplaats en voortgezet gebruik
4.3.
Partijen stellen allebei dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht en verzoeken beiden de echtscheiding. Deze verzoeken zullen daarom worden toegewezen.
4.4.
De gevraagde nevenvoorzieningen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen en het voorwaardelijke verzoek tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning kunnen ook worden toegewezen, omdat daartegen geen verweer is gevoerd.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
4.5.
De kinderen verblijven al bijna een jaar de ene week van woensdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur en de andere week van woensdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, en de helft van de vakantie- en feestdagen, bij de man. De vrouw vindt een weekendregeling passender. Dit is echter vooral ingegeven door haar wens met de kinderen naar [plaats] te verhuizen. De regeling loopt goed. De Raad heeft op de mondelinge behandeling aangegeven geen reden te zien om de regeling te wijzigen. De kinderen zijn pas vijf en drie jaar en hebben goed contact met beide ouders en dat is in hun belang. Conform het verzoek van de man zal de rechtbank de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken die bij de beschikking voorlopige voorzieningen is vastgesteld dan ook definitief vaststellen.
Vervangende toestemming verhuizing
4.6.
De vrouw wil met de kinderen naar [plaats] verhuizen. Zij voelt zich niet fijn en veilig meer in [woonplaats] en denkt in [plaats] beter te kunnen herstellen. Volgens de vrouw zullen de kinderen dan ook het meest floreren. De vrouw heeft in [plaats] 12 jaar inschrijftijd voor een huurwoning en zal daar daarom wel woonruimte kunnen vinden. In [woonplaats] heeft zij die inschrijftijd niet. De echtelijke woning zal verkocht moeten worden. De vrouw stelt daarom dat de kans groot is dat zij en de kinderen dan in een andere gemeente in de buurt van [woonplaats] aan een nieuwe omgeving, school, et cetera zullen moeten wennen. Haar familie en netwerk bevinden zich in [plaats] . Volgens de vrouw heeft een verhuizing naar [plaats] geen ingrijpende gevolgen. De afstand tussen [woonplaats] en [plaats] is 50 kilometer en de man werkt in [plaats 2] . De man wil echter ook de dagelijkse zorg aan de kinderen verlenen en stelt dat de afstand daarvoor te groot is. Hij vindt het in het belang van de kinderen als beide ouders een actieve rol in hun leven hebben.
4.7.
De rechtbank moet op het verzoek van de vrouw om met de kinderen te mogen verhuizen een beslissing nemen die in het belang van de kinderen is. Uit vaste jurisprudentie volgt dat andere belangen zwaarder kunnen wegen. De Hoge Raad heeft in 2008 (HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901) de omstandigheden uiteengezet die relevant zijn bij een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing. Dit zijn:
- de noodzaak om te verhuizen;
- hoe goed de vrouw de verhuizing heeft voorbereid en doordacht;
- de voorstellen die de vrouw heeft gedaan om de gevolgen van de verhuizing te verzachten;
- hoe goed de ouders met elkaar kunnen overleggen;
- hoe vaak er contact plaatsvindt tussen de kinderen en de man voor en na de verhuizing;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de leeftijd van de kinderen, hun mening en in hoeverre zij zijn gewend aan hun omgeving of juist aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
4.8.
Een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats] zou tot gevolg hebben dat de zorgregeling zou moeten worden aangepast. De man zou dan slechts in het weekend de zorg voor de kinderen kunnen hebben. De Raad heeft aangegeven dat dit niet in het belang van de kinderen is. De Raad acht het in het belang van de kinderen dat hun ouders bij elkaar in de buurt wonen. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [plaats] , afwijzen.
Kinderalimentatie
4.9.
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt de ‘behoefte’ van het kind genoemd. Partijen zijn het er over eens dat deze behoefte € 482,-- per kind per maand bedraagt.
4.10.
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd. Volgens de wet moeten de ouders namelijk naar draagkracht in de behoefte van de kinderen voorzien. Om de draagkracht te berekenen maakt de rechtbank gebruik van de methode die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld. Het netto besteedbaar maandinkomen (NBI) van een ouder is daarbij het uitgangspunt. Verder rekent de rechtbank met een forfaitair bedrag aan vaste lasten, dat ieder jaar wordt bijgesteld. Ook rekent zij met een budget voor – primair – wonen van 30% van het NBI. Deze twee posten vormen samen het ‘draagkrachtloos inkomen’. Na aftrek van die posten van het NBI blijft dan de ‘draagkrachtruimte’ over. Daarvan is 70% beschikbaar voor kinderalimentatie. In dit geval ziet die berekening er als volgt uit: 70% [NBI – (NBI X 0,3 + 1020)].
4.11.
Voor het bepalen van de draagkracht van de man rekent de rechtbank op basis van de overlegde loonstrook over oktober 2022 met de volgende bruto gegevens:
-salaris € 3.018,-- per maand;
-keuzebudget € 457,45 per maand;
-inconveniëntentoelage € 90,-- per maand;
-uitbetaling PGB per maand € 41,55;
-inhouding premie AOP - € 3,76 per maand;
-inhouding premie aanvulling WW - € 3,11 per maand;
-inhouding IPAP collectief - € 21,22 per maand;
-inhouding pensioen/NP - € 183,80 per maand;
en een netto inhouding WGA premie van - € 8,28 per maand.
4.12.
Het NBI van de man is dan € 2.612,-- per maand. De man heeft zich erop beroepen dat voor hem een uitzondering moet gelden met betrekking tot het budget voor wonen. Zolang de vrouw nog in de echtelijke woning woont, betaalt hij € 950,-- per maand aan huur voor zijn eigen woning, de volledige hypotheekrente van de echtelijke woning van € 247,-- per maand en € 377,-- per maand aan aflossing. Dat is in totaal € 1.574,-- per maand. Het budget voor wonen bedraagt maar € 784,-- per maand. Omdat de werkelijke woonlast van de man meer dan het dubbele bedraagt, en de man onbetwist heeft gesteld dat hij hierdoor in de financiële problemen zit, zal de rechtbank rekening houden met deze werkelijke woonlast. Volgens de aangepaste berekening 70% [NBI – (1574 + 1020)] heeft de man dan een draagkracht van € 13,-- per maand.
4.13.
Voor het bepalen van de draagkracht van de vrouw rekent de rechtbank op basis van de overlegde loonstroken over augustus tot en met oktober 2022 met de volgende bruto gegevens:
-salaris € 1.466,-- per maand;
-vakantietoeslag van 8% over het salaris;
-ORT gemiddeld € 274,24 per maand;
-eindejaarsuitkering € 1.465,44 per jaar;
-inhouding premie OP gemiddeld - € 168,77 per maand;
-inhouding premie aanvulling WW gemiddeld - € 2,98 per maand;
-inhouding premie AP gemiddeld - € 0,16 per maand;
-inhouding premie WIA aanvullende verzekering gemiddeld - € 5,31 per maand.
4.14.
Ook rekent de rechtbank met een kindgebonden budget van € 5.611,- per jaar. Het NBI van de vrouw is dan € 2.270,-- per maand. Volgens de hiervoor vermelde methode heeft de vrouw een draagkracht van € 398,-- per maand.
4.15.
Partijen hebben samen niet genoeg draagkracht (€ 411,-- per maand) voor alle kosten van de kinderen (€ 964,-- per maand). Zij komen samen een bedrag van € 553,- per maand tekort. Dat betekent dat de man met zijn volledige draagkracht moet bijdragen in de kosten van de kinderen.
4.16.
De man maakt op de dagen dat de kinderen bij hem verblijven kosten voor eten en drinken, energielasten et cetera: de verblijfskosten. Daarmee voldoet hij – deels – aan zijn onderhoudsverplichting. Omdat daartegenover een besparing in die kosten van de vrouw staat, verlaagt de rechtbank in beginsel de bijdrage van de man met een percentage van de behoefte van de kinderen: de ‘zorgkorting’. De kinderen verblijven gemiddeld drie dagen per week bij de man. Daarbij past een zorgkorting van 35% van de behoefte, dus € 338,-- per maand. Maar omdat er hier een tekort aan draagkracht is, zou het niet eerlijk zijn als de man deze korting volledig mag toepassen. Als de man namelijk alle kosten die hij maakt voor de kinderen in mindering mag brengen op de alimentatie, dan komt het hele tekort aan draagkracht op de schouders van de vrouw te rusten. De vrouw moet tenslotte ook kosten voor de kinderen maken, die zij eigenlijk niet kan dragen. In dat geval moet ieder de helft van het tekort dragen, dus een bedrag van € 277,-- per maand. Dit betekent dat de rechtbank een zorgkorting van (338 - 277 = (afgerond)) € 62,-- per maand in mindering brengt. Er blijft dan gezien de draagkracht van de man geen bedrag over dat hij aan kinderalimentatie moet betalen.
4.17.
De rechtbank zal het kinderalimentatieverzoek van de vrouw dan ook afwijzen voor de periode dat de echtelijke woning nog niet is verkocht en geleverd. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen voor de periode nadien zelf de door de man eventueel verschuldigde kinderalimentatiebijdrage kunnen berekenen.
Aanhechten convenant of ouderschapsplan
4.18.
Partijen zijn niet tot een convenant of ouderschapsplan gekomen, zodat het verzoek dit deel te laten uitmaken van de beschikking zal worden afgewezen. Hiermee ligt er in de zaak met zaakgegevens C/05/405974 / FZ RK 22/1892 ook geen verzoek tot verdeling aan de rechtbank ter beoordeling voor. Deze zaak zal worden gesloten.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.19.
Het verzoek deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is toewijsbaar, behalve ten aanzien van de beslissing omtrent de echtscheiding.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen de partijen, die met elkaar gehuwd zijn op [datum] 2016 te [plaats] ;
5.2.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen:
[kind 1], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ; en
[kind 2], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ;
bij de vrouw zal zijn;
5.3.
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen aldus vast, dat zij de ene week van woensdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur en de andere week van woensdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, en de helft van de vakantie- en feestdagen, te verdelen in onderling overleg, bij de man zullen verblijven;
5.4.
bepaalt dat de vrouw, als deze op het ogenblik van de inschrijving van de beschikking, voor zover daarbij de echtscheiding is uitgesproken, de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats] bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden voort te zetten;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de beslissing omtrent de echtscheiding;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.L. de Jongh, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Grosscurt-van Voskuilen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2022.