Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiser] en [eiseres], te [woonplaats], eisers
het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal, verweerder(gemachtigde: J. Leenders).
[derde-partij]en
[derde-partij], te [woonplaats]
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft eisers in het verleden een last onder dwangsom opgelegd waarin hen is opgedragen het toiletgebouw te verwijderen en verwijderd te houden. Nadat een toezichthouder van verweerder heeft geconstateerd dat eisers aan deze last geen gevolg hebben gegeven, heeft verweerder op 4 september 2018 een tweede last onder dwangsom opgelegd en eisers onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,- ineens, opnieuw gelast het toiletgebouw te verwijderen en verwijderd te houden.
Waarover gaat deze uitspraak?
In deze uitspraak zal de rechtbank eerst de beroepsgronden bespreken die eisers hebben aangevoerd tegen het bestreden besluit dat gaat over de invordering van de verbeurde dwangsom. Daarna zal de rechtbank ingaan op de oplegging van de last onder bestuursdwang.
Het betoog slaagt niet.
Wat eisers aanvoeren over de afspraak die zij hebben gemaakt met verweerder met betrekking tot het indienen van een voorontwerp-bestemmingsplan gaat over de vraag of verweerder handhavend mocht optreden. Omdat deze procedure niet gaat over het handhavingsbesluit van 4 september 2018, maar over het invorderingsbesluit, kunnen eisers in deze procedure in beginsel niet met succes gronden aanvoeren die zij tegen de last onder dwangsom naar voren hadden kunnen brengen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan dat alleen in uitzonderlijke gevallen. Dat is bijvoorbeeld het geval als evident is dat geen overtreding is gepleegd en/of eisers geen overtreders zijn. [1] Een dergelijk uitzonderlijk geval doet zich hier niet voor. De rechtbank kan bij de bespreking van het invorderingsbesluit dan ook niet ingaan op deze beroepsgrond van eisers.
Het betoog slaagt niet.