ECLI:NL:RBGEL:2022:6652

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1564
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van ziekengeld op grond van de Ziektewet en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om ziekengeld op grond van de Ziektewet, met ingang van 2 juni 2021. De aanvraag was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen op 14 juli 2021, en het bezwaar daartegen werd bij besluit van 9 februari 2022 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft op 14 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van het Uwv aanwezig waren.

Eiseres, die eerder als administratief medewerker werkte, had zich ziek gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek dat door het Uwv is uitgevoerd, onzorgvuldig is geweest, omdat er geen fysiek spreekuurcontact heeft plaatsgevonden met een verzekeringsarts. De rechtbank stelt dat de Controlevoorschriften Ziektewet 2020 geen grondslag bieden voor een telefonisch spreekuurcontact, zoals het Uwv had gesteld. De rechtbank verwijst naar de zorgvuldigheidsvereisten die gelden voor medische beoordelingen en concludeert dat het Uwv een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres moet nemen, met inachtneming van de uitspraak.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het Uwv op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen. Tevens moet het Uwv het griffierecht van € 50,- vergoeden en eiseres een proceskostenvergoeding van € 1.518,- betalen. De uitspraak is gedaan door rechter G.J.H. Boerhof en is openbaar uitgesproken op 23 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/1564
Zittingsplaats Arnhem

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022

in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: mr. L. Leusink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing
van de aanvraag om haar met ingang van 2 juni 2021 (datum in geding) ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
1.1.
Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 14 juli 2021 afgewezen. Met het
bestreden besluit van 9 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is werkzaam geweest als administratief medewerker voor 38 uur per week.
Nadat het dienstverband per 31 oktober 2020 is beëindigd is eiseres aansluitend in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
2.1.
Eiseres heeft zich vanuit de WW met ingang van 2 juni 2021 ziekgemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. Bij het besluit van 14 juli 2021 heeft het Uwv bepaald dat eiseres arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk als administratief medewerker.
Aan deze vaststelling ligt een sociaal-medisch onderzoek van arts S. Faiz, getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts M. Klerkx, van 14 juli 2021 en de rapporten van 2 november 2021 en 7 februari 2022 van verzekeringsarts B. Frenay ten grondslag.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht heeft geweigerd om aan eiseres per de datum in geding ziekengeld toe te kennen. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Het medisch onderzoek in de bezwaarfase is niet zorgvuldig geweest. Het Uwv moet daarom een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.
Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat er geen psychisch onderzoek tijdens een fysiek spreekuur met een (verzekerings)arts heeft plaatsgevonden. Daarnaast stelt eiseres dat zij gelet op haar medische situatie niet in staat is om te werken.
5. Op grond van artikel 19, eerste lid en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek, recht op ziekengeld.
6. De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat het Uwv in beginsel mag
afgaan op de juistheid van de bevindingen van een verzekeringsarts (bezwaar en beroep). Dit is anders wanneer het onderzoek van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) niet zorgvuldig of niet volledig is geweest, inconsistenties bevat of andere gebreken vertoont.
7. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 juni 2021 volgt dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar met zich brengt dat wanneer de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. [1]
8. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat voornoemde uitspraak van de CRvB niet van toepassing is. De uitspraak ziet op WIA- en eerstejaars ZW-beoordelingen, waarbij het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) van toepassing is. In onderhavige zaak gaat het om een zogenaamde enkelvoudige ZW-beoordeling waarbij het Schattingsbesluit niet van toepassing is.
9. De rechtbank volgt het standpunt van het Uwv niet. In voornoemde uitspraak van de CRvB was weliswaar een WIA-beoordeling aan de orde, echter ziet naar het oordeel van de rechtbank het door de CRvB gegeven zorgvuldigheidsvereiste, zoals weergegeven onder rechtsoverweging 7, niet alleen op arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen waarop het Schattingsbesluit van toepassing is. Het fysiek spreekuurcontact dient namelijk plaats te vinden op grond van de zorgvuldigheid. Dit is neergelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is daarom (in beginsel) van toepassing op alle arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen waarop de Awb van toepassing is. Ook op arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen waarop het Schattingsbesluit niet van toepassing is.
Uit voornoemde uitspraak van de CRvB blijkt niet dat de CRvB ten aanzien van dit zorgvuldigheidsvereiste voor beoordelingen waarop het Schattingsbesluit niet van toepassing is een andere zorgvuldigheidsnorm heeft gesteld dan voor beoordelingen waarop het Schattingsbesluit wel van toepassing is. De vraag of het zorgvuldig is dat het fysieke spreekuur in enkelvoudige ZW-zaken, en waarop het Schattingsbesluit dus niet van toepassing is, met een arts, niet zijnde verzekeringsarts, plaatsvindt is een andere vraag die in deze procedure niet voorligt.
10. Voorts stelt het Uwv zich op het standpunt dat de Controlevoorschriften Ziektewet 2020 (Controlevoorschriften) grondslag bieden voor een telefonisch spreekuurcontact. In het bijzonder verwijst het Uwv naar artikel 3 van de Controlevoorschriften en de bijbehorende toelichting. In de Controlevoorschriften is het volgende opgenomen:
“Artikel 3. Controle en bereikbaarheid
1.De verzekerde vult op verzoek van het UWV een vragenlijst in omtrent de reden van ziekmelding en zorgt dat deze vragenlijst binnen een kalenderweek in bezit van het UWV is.
2.De verzekerde geeft gevolg aan de aanwijzing van het UWV om gedurende een bepaalde periode telefonisch bereikbaar te zijn, of op bepaalde tijdstippen telefonisch contact met het UWV op te nemen.
3.De verzekerde meldt een wijziging van zijn telefoonnummer uiterlijk op de tweede dag na de wijziging aan het UWV.
4.De verzekerde die in het buitenland woont of verblijft, houdt zich tot het eerste contact telefonisch bereikbaar op de in het betreffende land geldende tijdzone tussen 09.00 en 18.00 uur op het op het aanvraagformulier aangegeven telefoonnummer.”
In de toelichting is het volgende opgenomen:

Controle en bereikbaarheid voor verzekerden woonachtig in Nederland
Bij verzekerden die in Nederland wonen, reageert het UWV op een ziekmelding door de verzekerde of een ziekteaangifte door de werkgever door de verzekerde die daarvoor in aanmerking komt een digitale vragenlijst toe te sturen met het verzoek om de reden van de ziekmelding en de verwachte hersteltermijn beschikbaar te stellen. Aan de hand van deze vragenlijst, bepaalt het UWV de vervolgstappen van de verzuimcontrole. Vandaar dat het UWV verplicht stelt dat de verzekerde de gevraagde informatie aan het UWV levert. Nadien zal het UWV initiatief nemen richting de verzekerde, doorgaans via een telefonisch contact of een oproep voor een spreekuur bij de (verzekerings)arts. De verzekerde is verplicht de aanwijzingen van het UWV in verband met de bereikbaarheid op te volgen. Voor verzekerden met een Nederlands woonadres die in het buitenland verblijven, zorgt het UWV voor voortzetting van de verzuimcontrole in het betreffende land dan wel na terugkeer in Nederland.”.11. De rechtbank is van oordeel dat artikel 3 van de Controlevoorschriften en de bijbehorende toelichting zien op de wijze waarop een ziekmelding wordt behandeld en onder andere aan de verzekerde de verplichting oplegt om telefonisch bereikbaar te zijn. Daarnaast volgt uit de toelichting dat het Uwv initiatief neemt richting de verzekerde en dat dit doorgaans via telefonisch contact geschiedt. Naar het oordeel van de rechtbank biedt artikel 3 en de toelichting geen grondslag om een spreekuur telefonisch te laten plaatsvinden. De rechtbank volgt het UWV daarom niet.
12. Vast staat dat eiseres in bezwaar de medische grondslag van het primaire besluit heeft betwist. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar in dit geval met zich brengt dat eiseres door een (verzekerings)arts tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van contact met deze (verzekerings)arts.
De rechtbank stelt vast dat er in de primaire fase een telefonisch spreekuurcontact is geweest en in de bezwaarfase geen spreekuurcontact heeft plaatsgevonden. Ook staat vast dat de (verzekerings)artsen niet hebben gemotiveerd waarom is afgezien van een fysiek spreekuurcontact. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is.
Conclusie en gevolgen
13. Het beroep is gegrond. omdat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden het Uwv op te dragen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus), omdat het medisch onderzoek in bezwaar opnieuw zal moeten worden gedaan.
14. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het Uwv hiervoor tien weken de tijd. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking.
15.
Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- dat eiseres heeft betaald moet vergoeden;
  • veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiseres.

23 november 2022

Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.