ECLI:NL:RBGEL:2022:6562

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
881162-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsfraude en bedrieglijke verkorting van schuldeisersrechten door bestuurder van failliete vennootschappen

Op 17 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude. De verdachte, die als bestuurder van de failliete vennootschappen [failliet 1] en [failliet 2] optrad, werd beschuldigd van het onttrekken van goederen aan de boedel en het verstrekken van onjuiste informatie aan de curator. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 30 augustus 2014 tot en met 24 oktober 2016, terwijl hij in staat van faillissement was verklaard, goederen aan de boedel heeft onttrokken en niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om een deugdelijke administratie te voeren. Dit leidde tot bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers.

De verdachte heeft meerdere geldleningen afgesloten met verschillende slachtoffers, waarbij hij hen misleidde door te doen voorkomen dat zijn onderneming financieel gezond was en dat er grote opdrachten in het verschiet lagen. Hij heeft valse facturen opgemaakt en deze gebruikt om onterecht BTW terug te vragen bij de Belastingdienst. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan meerdere feiten, waaronder oplichting, valsheid in geschrift en het niet voldoen aan de informatieplicht als failliet verklaarde.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en legde een proeftijd van 2 jaar op. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding, omdat hierover al in een civiele procedure was beslist.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/881162-17
Datum uitspraak : 17 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. R.B.H. Beune, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij, in of omstreeks de periode van 30 augustus 2014 tot en met 24 oktober 2016, te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, terwijl hij bij vonnis van de Rechtbank te Zutphen van 14 april 2015 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van verdachte (een) goed(eren) aan de boedel heeft onttrokken en/of baten niet heeft verantwoord, te weten
-drie paarden genaamd [naam paard] en/of [naam paard] en/of [naam paard] en/of
-aandelen in [failliet 1] en/of de waarde die die aandelen vertegenwoordigden en/of de inkomsten die vanuit (het bezit van) die aandelen werden gegenereerd;
Artikel 341 onder a sub 1 WvSr (oud)
Feit 2:
hij, terwijl hij bij vonnis van de Rechtbank te Zutphen op 14 april 2015 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 15 april 2015 tot en met 24 oktober 2016, te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, meerdere malen wettelijk opgeroepen door de curator tot het geven van inlichtingen, (telkens) opzettelijk heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde/onjuiste inlichtingen heeft gegeven, immers heeft hij, verdachte, daartoe herhaaldelijk opgeroepen, opzettelijk
- geen (financiële) administratie en/of stukken en/of boekhouding en/of informatie over het vermogen en/of eigendom van onroerende goederen van [failliet 1] althans inlichtingen betreffende verdachtes aandelen en/of (financiële) belangen in en/of vorderingen op [failliet 1] en/of informatie over de waarde van de aandelen [failliet 1] , overhandigd en/of verstrekt en/of
- geen en/of verkeerde/onjuiste/onvolledige inlichtingen verstrekt met betrekking tot (de eigendom en/of verkoop en van) drie paarden (te weten [naam paard] en/of [naam paard] en/of [naam paard] ); Artikel 194 WvSr (oud)
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 2 juni 2016 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van de rechtspersoon [failliet 2] welke besloten vennootschap op 14 april 2015 door de rechtbank Zutphen failliet was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van die besloten vennootschap niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en/of te voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in die/dat artikel(en) bedoeld, immers heeft verdachte met dat opzet
geen (volledige) administratie gevoerd en/of bewaard over de jaren 2013, 2014 en 2015 en/of (vervolgens) op (een) daartoe strekkend(e) verzoek(en)/vra(a)g(en) van de curator die (volledige) (fysieke en digitale) administratie niet aangeleverd, waaronder (informatie over)
-de oprichtingsakte, statuten en aandeelhoudersregister van [failliet 2] en/of
-de concept jaarrekening 2013 en/of
-grootboek, balans en verlies- en winstrekening 2014
Art 343 ahf/sub 4 WvSr oud
Feit 4
hij op of omstreeks 20 juni 2016 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van de rechtspersoon [failliet 1] / [failliet 1] welke besloten vennootschap op 21 juni 2016 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, failliet was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van die besloten vennootschap(pen) lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen één of meerdere van de schuldeisers, bevoordeeld heeft immers heeft verdachte met dat opzet een of meer van de hieronder genoemde goederen/geldbedragen onttrokken aan de boedel van voornoemde rechtspersoon en/of schuldeisers bevoordeeld, te weten (onder meer):
-een geldbedrag van 3200 euro overgemaakt naar de rekening van [naam] ( [rekeningnummer] ) en/of
-een geldbedrag van 2226,40 euro overgemaakt op zijn, verdachtes, prive-rekening onder vermelding van 'Loon [failliet 1] mei 2016' ( [rekeningnummer] ) en/of
-een geldbedrag van 3750 euro overgemaakt op de rekening van [naam] ( [rekeningnummer] ) ter betaling van de huur van zijn, verdachtes, prive-woning aan de [adres] en/of
-een geldbedrag van 3240 euro contant opgenomen en/of
-een geldbedrag van (in totaal) 5481,33 overgemaakt naar de bankrekeningen van [werknemer/schuldeiser] en/of [werknemer/schuldeiser] en/of [werknemer/schuldeiser] en/of [werknemer/schuldeiser] en/of [werknemer/schuldeiser] en/of [werknemer/schuldeiser] zijnde werknemers en/of schuldeisers van [failliet 1] ;
Art 343 ahf/sub 1 WvSr oud
Feit 5
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 juni 2016 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van de rechtspersoon [failliet 1] / [failliet 1] welke besloten vennootschap op 21 juni 2016 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, failliet was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van die besloten vennootschap niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en/of te voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in die/dat artikel(en) bedoeld, immers heeft verdachte met dat opzet geen (volledige) administratie gevoerd en/of bewaard en/of (vervolgens) op (een) daartoe strekkend(e) verzoek(en)/vra(a)g(en) van de curator die (volledige) (fysieke en digitale) administratie niet aangeleverd, waaronder (informatie over)
-de jaarcijfers over 2013, 2014 en 2015,
-exploitatieoverzicht over 2013, 2014, 2015 en 2016,
-grootboekkaarten over de twee voorgaande jaren,
-lijst met NAW gegevens van de medewerkers,
-bankafschriften over de periode mei 2016 tot en met datum faillissement,
-register van aandeelhouders,
-bewijs van volstorting van de aandelen,
-overeenkomsten met klanten,
-lijst van onderhanden werk met facturen,
-debiteurenlijst met NAW gegevens,
-crediteurenlijst met NAW gegevens,
-huur- en leaseovereenkomsten,
-kasboek en/of
-managementovereenkomst;
Feit 6
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 15 augustus 2017 (datum eindverslag/sluiting faill) te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van de rechtspersoon [failliet 1] / [failliet 1] welke besloten vennootschap op 21 juni 2016 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, failliet was verklaard tijdens het faillissement van de rechtspersoon, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft verstrekt, immers heeft verdachte met dat opzet in het faillissement van genoemde rechtspersoon niet alle administratie, waaronder
-de jaarcijfers over 2013, 2014 en 2015,
-exploitatieoverzicht over 2013, 2014, 2015 en 2016,
-grootboekkaarten over de twee voorgaande jaren,
-lijst met NAW gegevens van de medewerkers,
-bankafschriften over de periode mei 2016 tot en met datum faillissement,
-register van aandeelhouders,
-bewijs van volstorting van de aandelen,
-overeenkomsten met klanten,
-lijst van onderhanden werk met facturen,
-debiteurenlijst met NAW gegevens,
-crediteurenlijst met NAW gegevens,
-huur- en leaseovereenkomsten,
-kasboek en/of
-managementovereenkomst van voornoemde rechtspersoon afgegeven en/of verstrekt en/of ter beschikking gesteld aan de curator;
Feit 7
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 21 juni 2016 tot en met 31 juni 2016 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [failliet 1] / [failliet 1] terwijl deze besloten vennootschap op 21 juni 2016 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, failliet waren/was verklaard, en meerdere malen wettelijk door de curator opgeroepen tot het geven van inlichtingen heeft geweigerd bij de curator te verschijnen en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde/onjuiste/onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, waaronder met betrekking tot
-overboekingen van geldbedragen naar [naam] en/of familieleden van verdachte en/of contante stortingen en/of pinopnames vanaf de rekeningen van [failliet 1] en/of
-geldleningen van [failliet 1] en/of verdachte bij derden; (art 194 WvSr oud)
EN
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 31 juni 2016 tot en met 15 augustus 2017 (datum eindverslag/sluiting faill) te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [failliet 1] / [failliet 1] terwijl deze besloten vennootschap op 21 juni 2016 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, failliet waren/was verklaard, en wettelijk verplicht tot het geven van inlichtingen heeft geweigerd bij de curator te verschijnen en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde/onjuiste/onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, waaronder met betrekking tot
-overboekingen van geldbedragen naar [naam] en/of familieleden van verdachte en/of contante stortingen en/of pinopnames vanaf de rekeningen van [failliet 1] ,
-geldleningen van [failliet 1] en/of verdachte bij derden;
(art 194 WvSr nieuw)
Feit 8
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 31 mei 2015 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven en/of Lobith, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] en/of [naam beheermaatschappij] B.V . heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
-tot het aangaan van één of meerdere (geldlenings)overeenkomsten en/of
-het verstrekken van een of meerdere geldleningen (dd 20-04-2015, 28-04-2015, 12-05-2015, 28-05-2015) en/of
-het ter beschikking stellen van een of meerdere bedragen (15.000 euro en/of 23.000 euro en/of 8.800 euro en/of 7.500 euro) van in totaal 54.300 euro, althans een geldbedrag, door
- te doen voorkomen dat [failliet 1] een goedlopende solvabele onderneming is,
- te doen voorkomen dat / te vertellen dat er grote opdrachtgevers/klanten zijn en/of veel werk is en/of op korte termijn grote betalingen binnen zullen komen,
- te vertellen dat hij in verband met een cash flow tekort, ten behoeve van het betalen van de inkoop van producten, (een) kortdurende lening(en) nodig heeft,
- te vertellen dat / vast te leggen dat deze lening(en) snel terugbetaald zullen worden met rente,
- pandakte(s) op te stellen waarin is opgenomen dat uitgaande facturen van [failliet 1] verpand zijn tot zekerheid van terugbetaling van een of meerdere te verstrekken / verstrekte lening(en),
- deze pandaktes te overleggen/verstrekken aan [slachtoffer] ,
- te vertellen / aan te geven dat hij deze pandakte(s) zou (laten) registreren bij de belastingdienst,
- te vertellen dat / aan te geven dat / te doen voorkomen dat [failliet 1] opdrachten heeft ontvangen van / uitgevoerd voor de Provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat,
- een valse factuur op naam van [failliet 1] aan de Provincie Zuid-Holland (AH02.01-006b) te verstrekken aan / te doen toekomen aan [slachtoffer] ,
- een valse factuur op naam van [failliet 1] aan Rijkswaterstaat (AH02.01-006a) te verstrekken aan / te doen toekomen aan [slachtoffer] ,
- het doen van (kleine) terugbetalingen van eerder door van [slachtoffer] verstrekte
leningen,
- een paard genaamd [naam paard] op te nemen in de pandakte / akte van geldlening ondertekend op 28 mei 2015 (AH01.01-009) (terwijl hij in verband met zijn persoonlijke faillissement niet meer over dit paard kon beschikken);
art 326 lid 1 WvSr
Feit 9
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 31 juli 2015 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
- tot het aangaan van één of meerdere (geldlenings)overeenkomsten (dd 19-06-2015, 24-06-2015 en 30-07-2015),
- het verstrekken van een of meerdere geldleningen (dd 19-06-2015, 24-06-2015) en/of
- het ter beschikking stellen van een of meerdere bedragen van in totaal 28.300/27.300 euro, althans een geldbedrag en/of door
- het aangaan van een (liefdes)relatie met [aangeefster] en te doen voorkomen / te vertellen een gezamenlijke toekomst te willen opbouwen,
- te doen voorkomen dat [failliet 1] een goedlopende solvabele onderneming is,
- te doen voorkomen dat / te vertellen dat er grote opdrachtgevers/klanten zijn en/of veel werk is en/of op korte termijn grote betalingen binnen zullen komen,
- te vertellen dat hij in verband met een cash flow tekort, ten behoeve van het betalen van de inkoop van producten, (een) kortdurende lening(en) nodig heeft,
- te vertellen dat / vast te leggen dat deze lening(en) snel terugbetaald zullen worden met rente,
- een pandakte op te stellen waarin is opgenomen dat uitgaande facturen van [failliet 1] verpand zijn tot zekerheid van terugbetaling van de op 19 juni 2015 verstrekte lening,
- te vertellen dat deze pandakte is opgemaakt met/door een advocaat,
- deze pandakte te overleggen/verstrekken aan [aangeefster] ,
- ( overall)aktes op te stellen met betrekking tot de verstrekte leningen op 24 juni 2016,
- te vertellen dat er op korte termijn financiering moet komen om orders/opdrachten binnen te kunnen halen,
- te vertellen dat / aan te geven dat / te doen voorkomen dat [failliet 1] grote opdracht(en) heeft ontvangen van de Provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat en geld nodig had voor de inkoop van producten/apparaten,
- een valse factuur op naam van [failliet 1] aan de Provincie Zuid-Holland (A04.01-002) te verstrekken aan / te doen toekomen aan [aangeefster] ,
- te vertellen dat er goederen bij de douane stonden waarvoor invoerrechten betaald moesten worden,
- te vertellen / te doen voorkomen / te beloven dat hij voor [aangeefster] een BV zou oprichten en een website zou laten maken (ten behoeve van het door [aangeefster] overnemen van een groothandel [naam groothandel] ) en/of
- te vertellen dat [aangeefster] zijn hele bedrijf als onderpand krijgt en hij haar zekerheid wil geven;
art 326 lid 1 WvSr
Feit 10
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 31 juli 2015 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven en/of Lobith en/of Elst (Gelderland), althans in Nederland, een of meer geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan de Financiële administratie van de Provincie Zuid-Holland, met factuurnummer 20150124 en factuurdatum 25-04-2015 (AH02.01-006b) en/of
b. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan de Financiële administratie van Rijkswaterstaat Corporate Dienst, met factuurnummer 20150123 en factuurdatum 25-04-2015 (AH02.01-006a) en/of
c. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan Financiële Administratie van de Provincie Zuid-Holland, met factuurnummer 20150124 en factuurdatum 22-06-2015
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door
-in deze facturen op te nemen dat er door [failliet 1] werkzaamheden zijn / worden verricht ten behoeve van / in opdracht van de Provincie Zuid-Holland en/of Rijkswaterstaat en/of
-in deze facturen op te nemen dat de gefactureerde / te betalen bedragen (deels) overgemaakt dienen te worden naar bankrekeningen van [naam beheermaatschappij] B.V . en/of [aangeefster] en/of de belastingdienst
en/of
een geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
-een geldleningsovereenkomst / een akte van geldlening gedateerd 19 juni 2015 tussen [naam BV] en [benadeelde partij] voor een leningsbedrag van 18.000 euro (A05.01-01)
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door in deze overeenkomst op te nemen dat de geldlener het bedrijf [naam BV] is en dat het bedrijf [naam BV] Holding B.V. garant staat tot zekerheid van voldoening van het verschuldigde/geleende bedrag,
met het oogmerk om deze factu(u)r(en) en/of eldleningsovereenkomst / akte van geldlening als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode 1 april 2015 tot en met 31 juli 2015 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven en/of Lobtih en/of Elst (Gelderland), althans in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
a. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan de Financiële administratie van de Provincie Zuid-Holland, met factuurnummer 20150124 en factuurdatum 25-04-2015 (AH02.01-006b) en/of
b. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan de Financiële administratie van Rijkswaterstaat Corporate Dienst, met factuurnummer 20150123 en factuurdatum 25-04-2015 (AH02.01-006a) en/of
c. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan Financiële Administratie van de Provincie Zuid-Holland, met factuurnummer 20150124 en factuurdatum 22-06-2015.
te verstrekken aan / toe te zenden / te doen toekomen aan [slachtoffer] en/of [naam beheermaatschappij] B.V . en/of [aangeefster] ten behoeve van het aangaan van/verkrijgen van (een) lening(en) en/of ten bewijze van het bestaan van vorderingen op de Provincie Zuid-Holland en/of Rijkswaterstaat en/of ter zekerheid (als onderpand) behorende bij (een) pand(akte)
en/of
opzettelijk gebruik heeft gemaakt een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door
-een geldleningsovereenkomst / een akte van geldlening gedateerd 19 juni 2015 tussen [naam BV] en [benadeelde partij] voor een leningsbedrag van 18.000 euro (A05.01-01) te verstrekken aan / toe te zenden / te doen toekomen aan [benadeelde partij] ten behoeve van het aangaan van/verkrijgen van een geldlening;
Artikel 225 lid 1 en/of lid 2 WvSr
Feit 11
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 juli 2016 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven en/of Elst (Gelderland), althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
-het verstrekken van een of meerdere geldleningen (dd 19-06-2016, 13-07-2016) en/of
-het ter beschikking stellen van een of meerdere bedragen (van 18.000 euro en/of 15.500 euro) van in totaal 33.500 euro, althans een geldbedrag en/of
- het aangaan van (geldlenings)overeenkomsten door
- het aangaan van een (liefdes)relatie met [benadeelde partij] ,
- te vertellen dat er ziekte en problemen in de familie en/of in zijn bedrijf zijn,
- te doen voorkomen dat [failliet 1] een goedlopende solvabele onderneming is,
- te doen voorkomen dat / te vertellen dat er grote opdrachtgevers/klanten zijn en/of veel werk is/opdrachten zijn en/of op korte termijn grote betalingen binnen zullen komen,
- te vertellen dat hij in verband met een cash flow tekort, ten behoeve van het betalen van de inkoop van producten, (een) kortdurende lening(en) nodig heeft,
- te vertellen dat een vriend die een groot bedrag zou investeren zich had teruggetrokken,
- te vertellen dat / vast te leggen dat deze lening(en) snel (binnen 30 dagen) terugbetaald zullen worden met een (hoge) vergoeding,
- te vertellen dat / te doen voorkomen en/of in de geldleningsovereenkomst(en) op te nemen dat hij eigenaar is en/of rechtsgeldige vertegenwoordiger van een bedrijf [naam BV] ,
- te vertellen dat / te doen voorkomen en/of in de geldleningsovereenkomst(en) op te nemen dat [naam BV] Holding B.V. garant staat tot zekerheid van voldoening van het verschuldigde/geleende bedrag,
- te vertellen dat er goederen uit Azië bij de douane stonden waarvoor (op hele korte termijn) invoerrechten betaald moesten worden om deze goederen te krijgen en/of
- te vertellen aan [benadeelde partij] dat wanneer zij een (tweede) geldbedrag/lening zou overmaken hij, verdachte, het eerste (lenings)bedrag zou terugbetalen;
art 326 lid 1 WvSr
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Feit 12
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2015 tot en met 19 oktober 2015
te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland meermalen,
althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
a.
- ( een kopie van) een factuur op naam van [naam BV] . met dagtekening 13-01-15 en inkoopordernummer 2015-004 / factuurnummer 06 met een totaalbedrag van 31.334,33 euro (AH025-003),
-(een kopie van) een factuur op naam van [naam BV] met dagtekening 08-01-15 en factuurnummer 2015002 met een totaalbedrag van 87.225,00 euro (AH025-005),
-(een kopie van) een factuur op naam van [naam VOF] met dagtekening 15-05-15 en factuurnummer 2015-038 met een totaalbedrag van 89.006,20 euro (AH025-004) en/of
-(een kopie van) een factuur op naam van [naam BV] . met dagtekening
nov-11-2014 en factuurnummers 9011010428 met een totaalbedrag van 30.433,92
euro (AH025-006),
te verstrekken aan / te overhandigen aan / te doen toekomen aan de heer [naam medewerker belastingdienst]
van de Belastingdienst en/of aan de Belastingdienst in het kader van een
boekenonderzoek bij [failliet 1] ( [failliet 1] ) door de
Belastingdienst
en/of
b.
-een aangifte omzetbelasting 3e kwartaal 2014 (AH078-004j),
-een suppletie omzetbelasting mbt 3e kwartaal 2014 (AH078-004k),
-een aangifte omzetbelasting 4e kwartaal 2014 (AH078-004l),
-een aangifte omzetbelasting 1e kwartaal 2015 (AH078-004m) en/of
-een aangifte omzetbelasting 2e kwartaal 2015 (AH078-004n)
digitaal in te dienen bij / te sturen naar de Belastingdienst
en/of
c.
-een document eigen kopie aangifte omzetbelasting 3e kwartaal 2014, (AH058-001),
-een document eigen kopie aangifte omzetbelasting 4e kwartaal 2014, (AH058-002),
-een document eigen kopie aangifte omzetbelasting 1e kwartaal 2015, (AH058-003),
-een document eigen kopie aangifte omzetbelasting 2e kwartaal 2015, (AH058-004)
en/of
-een document eigen kopie suppletie omzetbelasting mbt 3e kwartaal 2014, (AH058-005)
te verstrekken aan / te overhandigen aan / te doen toekomen aan de heer [naam medewerker belastingdienst] van de Belastingdienst in het kader van een boekenonderzoek bij [failliet 1] ( [failliet 1] ) door de Belastingdienst;
Artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat overschrijding van de redelijke termijn, waarvan weliswaar sprake is, slechts in uitzonderlijke gevallen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging. Van een uitzonderlijk geval is in de onderhavige strafzaak geen sprake.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) bepaald dat een overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Dit standpunt van de Hoge Raad is standaardjurisprudentie.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval van deze standaardjurisprudentie af te wijken. Gelet op voornoemd standaardarrest van de Hoge Raad wordt het verzoek het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren vanwege een overschrijding van de redelijke termijn,verworpen.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de strafvervolging.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Gelderland op 14 april 2015 in staat van faillissement verklaard. Als curator is benoemd mr. E.R. Looyen [2] . [failliet 2] (hierna: “ [failliet 2] ”) is eveneens op 14 april 2015 bij vonnis van de rechtbank Gelderland in staat faillissement verklaard. Als curator is ook in dat faillissement mr. E.R. Looyen benoemd. [3]
Verdachte was op dat moment enig aandeelhouder en bestuurder van [failliet 2] [4] .
Verdachte was ten tijde van zijn eigen faillietverklaring tevens enig aandeelhouder en bestuurder van [failliet 1] (hierna: “ [failliet 1] ”). [5] Op 21 juni 2016 is [failliet 1] in staat van faillissement verklaard. Als curator is benoemd mr. C.A.M. Nijhuis. [6]
Verdachte is namens [failliet 1] meerdere geldleningen aangegaan met [slachtoffer] en/of [naam beheermaatschappij] B.V . De eerste geldlening is verstrekt op 4 november 2014 en de laatste op 28 mei 2015. [7] Verder is verdachte namens [failliet 1] vier geldleningen aangegaan met [aangeefster] . De eerste geldlening is verstrekt op 19 juni 2015 en de laatste op 30 juni 2015. [8] Verder is verdachte namens [failliet 1] twee geldleningen aangegaan met [benadeelde partij] . De eerste is verstrekt op 19 juni 2016 en de tweede op 13 juli 2016. [9]
Feiten 1 en 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat [naam] (moeder van verdachte) de paarden al op 30 augustus 2014 van verdachte heeft overgenomen. Uit het proces-verbaal blijkt dat voor de drie paarden uiteindelijk (nogmaals) is betaald door de moeder van verdachte en dat de opbrengsten van die verkoop ten gunste van de boedel zijn gekomen. Wellicht is het koopbedrag dat in de overeenkomst is genoemd niet juist, maar de overdracht is door haar bevestigd.
Met betrekking tot de aandelen heeft de verdediging aangevoerd dat de curator het aandelenregister en daarmee het bezit van de aandelen heeft ontvangen. Van onttrekking van goederen kan dus geen sprake zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Door de curator is aangifte gedaan in het persoonlijk faillissement van verdachte ter zake het niet voldoen aan de inlichtingenplicht. Uit die aangifte blijkt dat verdachte, ondanks dat hij (per mail) meerdere brieven van de curator en de rechter-commissaris heeft ontvangen [10] , de curator niet volledig en juist heeft ingelicht over zijn persoonlijke faillissement. De curator heeft verdachte herhaaldelijk, zowel per brief als per e-mail verzocht om stukken aan te leveren. Op 14 december 2015 heeft de rechter-commissaris verdachte aangeschreven en daarbij aangegeven dat de curator heeft laten weten dat verdachte lang niet alle stukken heeft aangeleverd waar om gevraagd is. [11]
Met betrekking tot de paarden [naam paard] , [naam paard] en [naam paard] is het volgende gebleken. Na het uitspreken van het faillissement werd bij de curator bekend dat verdachte drie paarden aan zijn moeder zou hebben verkocht, die zij contant zou hebben betaald. Verdachte heeft tegenover de curator niet betwist dat de paarden zijn eigendom waren. [12] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de paarden [naam paard] , [naam paard] en [naam paard] destijds aan zijn moeder heeft verkocht en daartoe de verkoopovereenkomsten heeft opgesteld. [13]
[naam] (de moeder van verdachte) is als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat de handtekeningen die op de documenten (getoonde verkoopovereenkomsten met betrekking tot de paarden [14] ) staan van haar zijn. Verdachte kwam daar een keer mee. Zij heeft deze ondertekend, maar deze overeenkomsten kwamen niet overeen met de feitelijke gang van zaken. Zij heeft geen bedrag van € 12.000,-- contant betaald. Zij wist bovendien niet waar de paarden waren.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verdachte met betrekking tot de paarden onjuiste informatie heeft verstrekt aan de curator. Verdachte heeft door middel van het opstellen van de koopovereenkomsten het doen voorkomen alsof hij de paarden voorafgaand aan zijn faillissement had verkocht. De paarden en daarmee de waarde die zij vertegenwoordigden zijn daardoor buiten het zicht van de curator gelaten en daarmee onttrokken aan de boedel.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen inlichtingen aan de curator heeft verstrekt betreffende (de waarde van) zijn aandelen in [failliet 1] . Dat verdachte het aandelenregister van [failliet 1] heeft overlegd, maakt dat niet anders. Het aandelenregister geeft immers geen inzicht in de waarde van de aandelen en juist dat aspect is voor de curator in het persoonlijk faillissement van verdachte relevant. Verdachte heeft daarmee de eventuele waarde die de aandelen vertegenwoordigden buiten het zicht van de curator gelaten en dus onttrokken aan de boedel.
Uit het dossier blijkt dat het al geruime tijd voordat de faillissementen werden uitgesproken het in financiële zin slecht ging met verdachte. Bij brief van 21 februari 2013 heeft de Rabobank de aan verdachte verstrekte financiering opgezegd en aanspraak gemaakt op de volledige schuld van verdachte aan de bank, op dat moment een bedrag van € 893.253,75 [15] . Door na het uitspreken van het faillissement niet de volledige administratie over te leggen aan de curator en door vermogensbestanddelen aan de boedel te onttrekken en te onthouden, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daarmee de rechten van schuldeisers zou bekorten. Naar het oordeel van de rechtbank is dus ook sprake van bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers.
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het niet overleggen van de in de tenlastelegging genoemde stukken niet kan leiden tot bedrieglijke verkorting van de crediteuren, omdat de curator de stukken ook op andere wijze had kunnen verkrijgen. Verdachte stelt dat hij alle aanwezige administratie heeft verstrekt. Verdachte heeft jaarcijfers aangeleverd over de jaren 2013 en 2014, waarmee hij heeft voldaan aan de informatieplicht. Er is niet gebleken dat schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld en ook is niet gebleken dat er middelen aan de boedel van [failliet 2] zijn onttrokken.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van de artikelen 2:10 en 3:15i van het Burgerlijk Wetboek en artikel 5 van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen is verdachte verplicht op zodanige wijze een administratie te voeren en de daarbij behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend. Aan deze verplichting heeft verdachte niet voldaan, hetgeen blijkt uit het volgende.
De curator heeft verdachte herhaaldelijk verzocht om toezending van – onderdelen van – de administratie van [failliet 2] [16] . Ook de rechter-commissaris heeft verdachte aangezegd en een termijn gesteld waarbinnen verdachte de stukken bij de curator diende in te leveren. [17]
Uit de aangifte van de curator volgt dat de administratie van [failliet 2] zich op het moment van failleren in een dusdanige staat bevond dat het voor de curator niet op een eenvoudige wijze mogelijk was om de status van de boedel en de positie van de debiteuren en crediteuren vanuit de financiële administratie vast te stellen. De administratie over het lopende boekjaar, 2015, was in het geheel niet ingeboekt. [18] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de administratie inderdaad onvolledig was en onvoldoende door verdachte is bijgehouden. [19]
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder feit 3 is verder vereist dat het nalaten een deugdelijke administratie te voeren moet zijn geschied ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van de rechtspersoon’. Er moet dus sprake zijn geweest van opzet op de benadeling van de schuldeisers, waarbij voorwaardelijk opzet voldoende is. Voor het bewijs van voorwaardelijk opzet is vereist dat verdachte ten minste de aanmerkelijke kans op de benadeling heeft doen ontstaan, en verder moet verdachte die aanmerkelijke kans bewust hebben aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat voorwaardelijk opzet op de benadeling van schuldeisers in dit geval aanwezig is.
Uit het dossier volgt dat het al langere tijd in financiële zin slecht ging met [failliet 2] . De bank heeft bij brief van 13 september 2013 de financiering van [failliet 2] opgezegd. [20] Het had in een dergelijke situatie voor verdachte des te meer reden moeten zijn om een goede en volledige administratie bij te houden, om te weten hoe [failliet 2] er financieel voor stond. Dat heeft hij niet gedaan.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de kans op de verkorting van de rechten op schuldeisers deed ontstaan en dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Op het moment dat een administratie niet of niet deugdelijk wordt gevoerd, bestaat namelijk een aanmerkelijke kans dat onvoldoende zicht kan worden verkregen op de rechten en verplichtingen van de vennootschap en dat schuldeisers worden benadeeld. Door onvoldoende en op enig moment zelfs geen administratie te voeren, terwijl verdachte wist dat het financieel slecht ging met de vennootschap (de financiering was al per 13 september 2013 opgezegd) heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de rechten van de schuldeisers hierdoor verkort zouden worden.
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte kort voor het faillissement van [failliet 1] bedragen heeft overgemaakt, in de overtuiging dat hij een faillissement nog zou kunnen afwenden. Er is niet gebleken dat verdachte opzet heeft gehad om schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheid te benadelen.
Beoordeling door de rechtbank
Uit onderzoek is gebleken dat op 20 juni 2016 een bedrag van € 18.000,-- is bijgeschreven op de bankrekening van [failliet 1] . Op 20 juni 2016 heeft er een contante opname plaatsgevonden en zijn er bedragen vanaf de rekening overgeboekt. Dit betreffen de contante opname en overboekingen van bedragen, de rekeninghouders, de tegenrekeningen en omschrijvingen zoals die ook in de tenlastelegging van feit 4 staan vermeld. [21] [failliet 1] is een dag later, op 21 juni 2016, in staat van faillissement verklaard.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de contante opname en de betreffende overboekingen heeft verricht. [22]
Uit de analyse van de bankafschriften is gebleken dat er al vanaf 21 juni 2015 sprake was van een enorme omzetdaling. [23] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [failliet 1] na de eerdere faillietverklaring op 22 september 2015 veel omzet heeft verloren omdat opdrachtgevers zich terugtrokken. Het bedrijf heeft sindsdien (financieel) niet meer goed gelopen. [24] Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat het faillissement van [failliet 1] veroorzaakt is door het terugtrekken van de enige klant, [naam klant] . Deze klant trok zich terug, omdat zij deurwaarders op de stoep kregen doordat verdachte niet aan zijn verplichtingen voldeed, aldus de getuige. [25]
Gelet op de gedane contante opname en overboekingen door verdachte één dag voordat [failliet 1] in staat van faillissement werd verklaard, terwijl verdachte op dat moment wist dat [failliet 1] er financieel niet rooskleurig voor stond, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzet gehad op het onttrekken van geldbedragen aan de boedel om hemzelf en schuldeisers te bevoordelen. Ook heeft hij daarmee op bedrieglijke wijze de rechten van andere schuldeisers bekort.
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 5, 6 en 7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat niet is gebleken dat verdachte met opzet geen administratie heeft gevoerd en dat verdachte opzet heeft gehad om schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheid te benadelen. Verdachte heeft aan de curator mappen afgegeven waarin de gevraagde – en de in de tenlastelegging opgesomde stukken – zaten.
Beoordeling door de rechtbank
Namens de curator is aangifte gedaan. In het dossier is correspondentie opgenomen tussen de curator en verdachte, waarin wordt verzocht om gevraagde stukken te leveren en gevraagde informatie te leveren. In de brief van 23 juni 2016 verzoekt de curator om ontvangst van stukken. [26] Dit betreft de stukken zoals die ook in de tenlastelegging van feiten 5 en 6 telkens staan opgesomd. In brief van 27 juli 2016 wordt onder meer verzocht om informatie met betrekking tot het overboeken van geldbedragen naar [naam] , familieleden van verdachte, contante stortingen en pinopnames vanaf de rekening van [failliet 1] en geldleningen van [failliet 1] en verdachte bij derden. [27] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet volledig en voldoende de administratie van [failliet 1] heeft bijgehouden. [28] Verdachte stelde zich in eerste instantie meewerkend op en deed toezeggingen om deze informatie aan te leveren, maar deze informatie heeft de curator nooit ontvangen. Ook kreeg de curator geen antwoord meer op verzoeken om informatie te leveren. Daardoor is door de curator geen inzicht verkregen in de winst en het verlies van de onderneming en het vermogen van de onderneming, aldus de curator. [29]
Uit de analyse van de bankafschriften is verder gebleken dat er al vanaf 21 juni 2015 sprake was van een enorme omzetdaling. [30] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [failliet 1] na de eerdere faillietverklaring op 22 september 2015 veel omzet heeft verloren omdat opdrachtgevers zich terugtrokken. [31] Het had in een dergelijke situatie voor verdachte des te meer reden moeten zijn om als bestuurder van [failliet 1] een goede en volledige administratie bij te houden, om te weten hoe [failliet 1] er financieel voor stond. Dat heeft hij echter niet gedaan. Door onvoldoende en op enig moment geen administratie te voeren, terwijl verdachte wist dat het financieel slecht ging met vennootschap heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de rechten van schuldeisers hierdoor verkort zouden worden.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de onder 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 8 en 9
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 8 en 9 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden voor de feiten 8 en 9. Het gaat in feite gaat om het woord van de één tegen de ander. Verdachte heeft middels het aantrekken van gelden gepoogd [failliet 1] , en daarmee de werkgelegenheid, in stand te houden. Verdachte heeft een afspraak gemaakt met het vermeend slachtoffer [slachtoffer] om geld te kunnen lenen en is die afspraak ook nagekomen. Het slachtoffer was op de hoogte van de situatie van verdachte en zijn onderneming en heeft meerdere malen laten zien dat hij de onjuiste voorstelling van zaken door verdachte doorzag. Desondanks heeft het slachtoffer leningen verstrekt.
Aangeefster [aangeefster] heeft haar aangifte willen intrekken omdat zij een aanbod van een gedeeltelijke terugbetaling heeft gehad en het overeengekomen geld heeft terug ontvangen.
Verdachte was er niet op uit het slachtoffer te benadelen, aangezien het niet zo is dat er niets is terug betaald. Volgens vaste jurisprudentie is er dan geen sprake van oplichting.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer]
heeft aangifte gedaan tegen verdachte. Hij heeft verdachte meermalen een geldlening verstrekt. Deze geldleningen heeft hij met privégelden verstrekt, maar ook vanuit zijn beheermaatschappij [naam beheermaatschappij] B.V . (hierna: [naam beheermaatschappij] ). De eerste lening was een bedrag van € 20.000,00. Daarvoor is een akte van verpanding (gedateerd 20 april 2014) opgemaakt. Verdachte heeft de inhoud van de akte voorbereid. Die akte is namens aangever door zijn compagnon ondertekend. Het geldbedrag is op 4 november 2014 naar een bankrekening van [failliet 1] overgemaakt. Verdachte had aangever vooraf verteld dat hij veel werk had. Hij had veel orders, moest veel inkopen, maar kon het niet financieren. Hij gaf aan dat het ging om een kortstondige financiering. Verdachte verwachtte dat op korte termijn grote nota's betaald zouden worden. Aangever heeft gezegd dat hij wel iets wilde financieren maar dat daar zekerheden tegenover moesten staan. Het komt er in feite op neer dat beheermaatschappij [naam beheermaatschappij] een bedrag van € 20.000,00 heeft geleend aan [failliet 1] en dat ter zekerheid facturen verpand werden. De facturen die bij deze akte horen heeft aangever nooit ontvangen maar bij één van de volgende aktes waren de facturen wel bijgevoegd. Verdachte heeft zich niet aan de afspraken in de eerste geldlening gehouden. Verdachte heeft wel wat kleine betalingen gedaan, gedeeltelijk op aangevers privérekening en gedeeltelijk via de rekening van zijn beheermaatschappij. Tot en met 10 april 2015 heeft verdachte in totaal € 10.800,00 terugbetaald.
De tweede lening is op 20 april 2015 aangegaan. Het ging om een bedrag van € 15.000,00. Verdachte belde aangever en gaf aan dat hij zijn personeel en de huur van de bedrijfsbussen niet meer kon betalen, waardoor de continuïteit van het bedrijf in gevaar kwam. Aangever is toen met verdachte overeengekomen hem een bedrag van €15.000,00 te lenen. Aangever ging er vanuit dat hij zijn geld terug zou ontvangen, mede gezien de bedragen die verdachte betaald had. Uit de bankafschriften blijkt dat er tussen 20 april 2015 en 24 juni 2015 geen betalingen meer door verdachte zijn gedaan.
De derde lening is op 28 april 2015 aangegaan. Uit de akte van geldlening blijkt dat aangever in privé een bedrag van € 23.000,00 geleend heeft aan [failliet 1] . Het bedrag is op 29 april 2015 overgemaakt op de bankrekening van [failliet 1] . Aangever meent zich te herinneren dat dit was voor de financiering van twee grote orders. Diezelfde dag is er een akte van verpanding opgemaakt waarbij twee facturen ter zekerheid zijn gevoegd. Om vermoedelijk alle voorgaande geldleningen in een keer onder een akte van verpanding te brengen, is er op 28 april 2015 een soort overall-akte van verpanding opgemaakt van € 50.000,00. Ter zekerheid van de terugbetaling van de verstrekte geldleningen waren bij deze akte een factuur voor Rijkswaterstaat en een factuur voor Provincie Zuid-Holland gevoegd. Daarop stond vermeld dat respectievelijk een bedrag van € 43.761,01 en € 19.501,43 overgemaakt moest worden naar bankrekening [rekeningnummer] ten name van [naam beheermaatschappij] . Verdachte heeft hem toen ook nog e-mailverkeer getoond waaruit bleek dat hij daadwerkelijk opdrachten uitvoerde voor de Provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat. Verdachte verklaarde hierover dat dit werk al uitgevoerd was en dat hij op betaling wachtte. De facturen zijn allebei gedateerd op 25 april 2015. Verdachte heeft in 2015-2016 een aantal betalingen gedaan, maar uiteindelijk is er een bedrag van ruim € 40.000,00 niet terugbetaald.
Met betrekking tot de akte van geldlening van 12 mei 2015 heeft aangever (in privé) een bedrag van € 8.800,00 geleend aan [failliet 1] . Hierbij zijn geen afspraken gemaakt over zekerheden. Aangever heeft dit bedrag contant aan verdachte betaald. In de akte van verpanding van 28 mei 2015 is een paard genaamd [naam paard] verpand voor (opnieuw) een geldlening van € 7.500,00. Verdachte heeft aangever gezegd dat dit zijn paard was. Uit de Whatsapp conversatie blijkt dat verdachte [slachtoffer] een kopie van het paspoort van het paard zou mailen. [32]
Uit de in het dossier gevoegde Whatsapp-conservatie tussen verdachte en aangever volgt bovendien dat verdachte aangever onder meer heeft voorgehouden dat hij een groot project had gekregen, dat er een grote aanvraag kwam die voorgefinancierd moest worden en dat er afspraken werden gemaakt over het overboeken van geldbedragen. [33]
Er is onderzoek gedaan naar de facturen die verdachte als bijlagen bij de akte van verpanding van 28 april 2015 heeft gevoegd. De factuur met een logo vermeldend [failliet 1] , gericht aan Rijkswaterstaat Corporate Dienst, met factuurnummer 20150123 en factuurdatum 25-04-2015 is getoond aan een medewerker van Rijkswaterstaat. Die medewerker meldde direct dat hem opviel dat het op de factuur vermelde postbusnummer niet het postbusnummer van Rijkswaterstaat was en dat er nooit geld naar een derde partij werd overgemaakt. Er is vervolgens gezocht in de database. De factuur bleek niet voor te komen in het systeem van Rijkswaterstaat. [34]
De factuur met een logo vermeldend [failliet 1] , gericht aan Provincie Zuid-Holland, debiteurnummer 1300983 en factuurnummer 20150124, met de factuurdatum 25-04-2015, waarvan volgens deze factuur een deel van het gefactureerde bedrag overgemaakt diende te worden naar [naam beheermaatschappij] is getoond aan een medewerker van de Provincie Zuid-Holland. Die deelde mee bij een order/overeenkomst met een waarde van meer dan € 1.500,- door het systeem als onderdeel van de procedure automatisch een zogenaamd PZH-nummer krijgt toegekend. Dit is een uniek nummer dat aan de opdrachtnemer wordt meegedeeld. De getoonde factuur zou niet in behandeling genomen worden, omdat deze geen PZH-nummer of een kostenplaats vermeldt. Er is vervolgens gezocht in de database van de Provincie. De gebruikte zoektermen leverden geen relevante resultaten op. De medewerker stelde vast dat deze factuur 100% zeker niet door de organisatie heen gegaan was. [35]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het paard [naam paard] aan aangever [slachtoffer] heeft verpand bij akte van verpanding van 28 mei 2015. Ook heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij de verpanding met [slachtoffer] heeft gedaan voordat hij de paarden, waaronder [naam paard] , aan zijn moeder had verkocht. De rechtbank stelt vast dat verdachte hierover tegenstrijdig verklaart, aangezien de verkoop van de paarden aan verdachtes moeder volgens verdachte op 30 augustus 2014 zou hebben plaatsgevonden. Dit zou dus betekenen dat verdachte op 28 mei 2015 een paard zou hebben verpand dat niet van hem was.
Verbeek
[aangeefster] heeft aangifte gedaan tegen verdachte. Zij is in april/mei 2015 met hem in contact gekomen. Zij heeft verdachte geldleningen verstrekt.
De eerste geldlening van € 7.500,00 is verstrekt op 19 juni 2015. Verdachte kwam met het verhaal dat hij een nieuwe zaak was begonnen en dat hij daarvoor geld nodig had. Hij had namelijk een hele grote opdracht gekregen van de Provincie Noord-Holland. Hij moest apparaten inbouwen in auto's en kon daarmee € 150.000,00 verdienen. Hij moest de apparaten inkopen en had daar geen geld voor. Aangeefster vertrouwde verdachte en heeft op 9 juni 2015 een bedrag van € 7.500,00 overgemaakt naar de bankrekening van [failliet 1] , het bedrijf van verdachte.
Over de eerste akte vertelde verdachte dat hij die akte samen met zijn advocaat had opgesteld. In de akte wordt verwezen naar in de considerans omschreven facturen. In eerste instantie zaten er geen facturen bij. Die heeft zij later ontvangen. Verdachte gaf eerst aan dat hij een factuur zou sturen aan de provincie Zuid-Holland en daarin zou opnemen dat de betaling aan aangeefster gedaan zou moeten worden. Hij gaf aangeefster op een gegeven moment een factuur van de Provincie Zuid Holland voor een bedrag van € 41.880,43, waarvan een bedrag van € 39.501,43 op haar rekening moest worden betaald. De factuur was gedateerd op 22 juni 2015. Verdachte zei tegen haar dat zij de rest van het geld kon gebruiken voor haar groothandel. Zij heeft deze factuur voor waar aangenomen. Verdachte heeft zich niet gehouden aan de afspraken gemaakt in de eerste geldlening.
De tweede geldlening van € 3.800,00 is op 24 juni 2015 verstrekt. Omdat er goederen bij de douane stonden, moest verdachte een bedrag van € 3.800,00 betalen aan invoerrechten. Verdachte vertelde dat als hij dat bedrag niet betaalde, hij de spullen niet kon ophalen en dus niets kon verdienen en aangeefster dan niet kon terugbetalen. Voor de beide geldleningen is vervolgens een akte van geldlening voor het totale bedrag van € 11.300,00 opgemaakt. Het opstellen van deze akte kwam uit de koker van verdachte. Verdachte overtuigde haar dat het goed zat en zij heeft vervolgens een bedrag van € 3.800,00 overgemaakt. Het betrof dezelfde bankrekening.
Als reden voor het niet nakomen van zijn verplichtingen gaf verdachte aan dat de bedrijven hem niet betaalden en dat hij eerst het personeel moest betalen. Zij kwam er achter dat de verpande factuur vals was door te bellen met de Provincie Zuid-Holland. Zij heeft verdachte hiermee geconfronteerd, maar hij reageerde verontwaardigd en zei: "Hoe is dat mogelijk" en "Ik doe alles voor hen". Aangeefster heeft daarna nog twee bedragen aan verdachte betaald: een bedrag van € 5.000,00 en een bedrag van € 12.000,00 die bedoeld waren voor de overname van de groothandel waar zij mee bezig was. Verdachte zou het bedrag gebruiken voor het maken van een website en voor het oprichten van de BV. Verdachte zei dat het bouwen van een website € 7.000,00 kostte. Het bedrag van €12.000,00 was volgens verdachte nodig voor het oprichten van de BV. Zij heeft van het begin af aan twijfel gehad over de terugbetaling. Verdachte wist haar iedere keer weer te overtuigen en daarom is zij er in meegegaan. [36]
Ook de factuur die verdachte als bijlage bij de akte van verpanding van 19 juni 2015 heeft gevoegd, is getoond aan een medewerker van de Provincie Zuid-Holland. Ook op deze factuur stond geen PZH-nummer vermeld. Er is vervolgens gezocht in de database van de Provincie. De gebruikte zoektermen leverden geen relevante resultaten op. De medewerker stelde vast dat deze factuur 100% zeker niet door de organisatie heen gegaan was. [37]
Uit de analyse van de rekeningen van [failliet 1] is gebleken dat de bedragen die door aangevers [slachtoffer] en [aangeefster] in de meeste gevallen werden overgeboekt naar andere rekeningen, vervolgens werden besteed voor het doen van betalingen of contant werden opgenomen door verdachte. [38]
Voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangevers [slachtoffer] en [aangeefster] heeft opgelicht.
Verdachte heeft hen door zijn gedane mededelingen en toezeggingen en de opgestelde stukken
- onder meer geldleningsovereenkomsten, aktes van verpanding en facturen - bewogen tot afgifte van geldbedragen. Hij heeft daarmee bij aangevers vertrouwen gewekt en hen geld afhandig gemaakt. Er is niet gebleken dat verdachte de op deze wijze verkregen geldbedragen heeft aangewend, zoals door hem aan aangevers werd voorgehouden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte het in hem gestelde vertrouwen mede in stand gehouden door tussentijds kleinere terugbetalingen aan aangevers te doen, waardoor hij hen vaker kon overhalen een lening aan te gaan.
De rechtbank acht de onder 8 en 9 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Feit 10
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 10 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte constateert dat hem verweten kan worden dat hij in een geldleningsovereenkomst heeft opgenomen “ [naam BV] ” en de garantstelling door [naam BV] . Uit de gedingstukken kan niet afgeleid worden dat [naam BV] niet garant zou staan. De vennootschap bestaat nog steeds en verdachte is haar bestuurder. In de overeenkomst kon opgenomen worden dat de holding garant staat. Daarover is niet gelogen.
Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zelf facturen heeft opgemaakt, namelijk:
- een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan de financiële administratie van de Provincie Zuid-Holland, met factuurnummer 20150124 en factuurdatum 25-04-2015 (AH02.01-006b);
- een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan de financiële administratie van Rijkswaterstaat Corporate Dienst, met factuurnummer 20150123 en factuurdatum 25-04-2015 (AH02.01-006a);
- een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan financiële Administratie van de Provincie Zuid-Holland, met factuurnummer 20150124 en factuurdatum 22-06-2015. [39]
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat verdachte tot zekerheid van de terugbetaling van door hem verkregen geldleningen een factuur voor Rijkswaterstaat en een factuur voor Provincie Zuid-Holland bij de overeenkomst heeft gevoegd. Daarop stond vermeld dat respectievelijk een bedrag van € 43.761,01 en €19.501,43 overgemaakt moest worden naar bankrekening [rekeningnummer] ten name van [naam beheermaatschappij] . [40]
Uit de aangifte van [aangeefster] blijkt dat zij in verband met de opgemaakte akte van verpanding van 19 juni 2015 een factuur van verdachte heeft ontvangen. Hij zou die factuur sturen aan Provincie Zuid-Holland en daarin opnemen dat de betaling aan aangeefster gedaan zou moeten worden. [41]
Er is onderzoek gedaan naar de facturen. Deze bleken niet voor te komen in het systeem van Rijkswaterstaat [42] en in het systeem van de Provincie Zuid-Holland. [43]
Verder heeft [benadeelde partij] aangifte gedaan. Op 20 juni 2016 heeft aangeefster een bedrag van € 18.000,00 overgemaakt. Verdachte heeft voor dit bedrag een geldleningsovereenkomst opgemaakt die zij allebei hebben ondertekend. [44] In de akte van geldlening wordt genoemd dat het bedrijf [naam BV] , rechtsgeldig vertegenwoordigd door [naam] , schuldenaar is en dat [naam BV] garant staat voor terugbetaling van de verschuldigde bedragen. [45]
[naam] , medewerkster van de curator C.A.M. Nijhuis, heeft verklaard dat er contact is geweest met de heer [naam] van [naam BV] . Verdachte zou [naam BV] overnemen. Dat is uiteindelijk niet door gegaan. [46]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meerdere keren facturen en een geldleningsovereenkomst heeft opgesteld om deze als echt en onvervalst te gebruiken. Verdachte heeft de door hem opgestelde stukken gebruikt om [slachtoffer] , [aangeefster] en [benadeelde partij] te bewegen tot afgifte van geldbedragen. Hij heeft daarmee bij aangevers vertrouwen gewekt en hen bewogen tot de afgifte van geldbedragen aan verdachte.
De rechtbank acht het onder 10 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 11
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 11 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in de eerste plaats aangegeven dat er in de tenlastelegging veel omstandigheden staan beschreven waaronder het slachtoffer zou zijn bewogen om gelden ter beschikking te stellen. Uit haar verklaring bij de rechter-commissaris valt op te maken dat het betalen van materialen en het feit dat een derde geen financiering kon verschaffen aanleiding voor haar is geweest om het eerste deel van het geld over te maken. Uit de gedingstukken blijkt dat [failliet 1] geen middelen had om spullen te kopen en dat financieringen niet mogelijk bleken te zijn. In zoverre is die mededeling van verdachte aan het slachtoffer dus niet gelogen.
Verder heeft de verdediging aangegeven dat het er op lijkt dat aangeefster de overboeking heeft gedaan omdat zij ervaarde dat verdachte haar bedreigde en dwang uitoefende. Zodoende is niet voldaan aan de vereisten voor oplichting.
Beoordeling door de rechtbank
[benadeelde partij] heeft aangifte gedaan tegen verdachte. Op 19 juni 2016 vertelde verdachte haar dat er spullen uit Azië bij de douane stonden opgeslagen, die hij nodig had om zijn werk te doen. Verdachte had geld nodig om die goederen vrij te krijgen. Hij vroeg aangeefster of zij € 18.000,00 aan hem kon lenen, die hij met 30 dagen terug zou betalen. Zij zou ook € 7.000,00 krijgen als vergoeding. Verdachte ging direct naar zijn huis om een contract voor de geldleningsovereenkomst te halen. Volgens verdachte gebruikte hij deze vaker en hoefde hij alleen de datum, het geldbedrag en de naam aan te passen. Zij hebben de geldleningsovereenkomst samen ondertekend. Hij vroeg om het geld gelijk over te maken. Dat heeft aangeefster op zondag 20 juni 2016 gedaan. Het moest naar de rekening van [failliet 1] . Verdachte wilde niet dat anderen bij de ondertekening aanwezig waren en ook niet dat anderen door aangeefster op de hoogte gesteld werden van de geldlening. Door de voorwaarden van de geldlening, wat verdachte vertelde over de toestand van zijn bedrijf en de reden dat hij het geld nodig had, heeft verdachte aangeefster bewogen tot het aangaan van de geldlening en het afgeven van het geld.
Op 13 juli 2016 heeft verdachte aangeefster verzocht om € 15.500,00 over te maken. Dat moest direct gebeuren, anders kon hij haar niet terug betalen. Aangeefster moest geld overmaken want het moest voor 17.00 uur geregeld zijn, anders kon verdachte fluiten naar zijn spullen die bij de douane stonden. Aangeefster hoopte door betaling van dit bedrag het eerder betaalde bedrag ook terug zou krijgen. De rekening waar het eerste bedrag naar overgemaakt was, bestond niet meer vanwege een faillissement. Het moest nu overgemaakt worden naar de rekening van zijn moeder, die kon dan direct naar het postkantoor om het bedrag te betalen. Aangeefster heeft het geld overgemaakt. Er is geen contract opgesteld voor deze geldlening. Het tweede bedrag is overgemaakt onder vermelding van " [naam BV] voorschot".
De reden dat volgens verdachte de klanten niet terug betaalden was dat de klanten niet op tijd betaalden. Dingen zouden mis zijn gegaan in het betalingsproces. [47]
In de geldleningsovereenkomst wordt genoemd dat het bedrijf [naam BV] , rechtsgeldig vertegenwoordigd door [naam] , schuldenaar is en dat [naam BV] Holding BV garant staat voor terugbetaling van de verschuldigde bedragen. [48] [naam] , medewerkster van de curator C.A.M. Nijhuis, heeft verklaard dat er contact is geweest met de heer [naam] van [naam BV] . Verdachte zou [naam BV] overnemen. Dat is uiteindelijk niet door gegaan. [49]
Uit de bankafschriften blijkt inderdaad dat aangeefster op 20 juni 2019 een bedrag van € 18.000,00 heeft overgemaakt onder vermelding van “ [failliet 1] ” en op 13 juli 2016 een bedrag van € 15.500,-- onder vermelding van “ [naam BV] voorschot”. [50]
Uit de analyse van de rekeningen van [failliet 1] is gebleken dat het door [benadeelde partij] op 20 juni 2016 overgeboekte bedrag deels is overgeboekt naar andere rekeningen, deels is besteed en deels contant is opgenomen door verdachte, waarna het saldo van de rekening nagenoeg nihil was. [51] De dag erna werd het faillissement van [failliet 1] uitgesproken. Het tweede door [benadeelde partij] verstrekte bedrag is (dus) na datum faillissement betaald.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [benadeelde partij] heeft opgelicht. Verdachte heeft haar door zijn gedane mededelingen en toezeggingen en de door hem opgemaakte geldleningsovereenkomst bewogen tot afgifte van geldbedragen. Hij heeft daarmee bij aangeefster vertrouwen gewekt en haar bewogen tot de afgifte van geldbedragen. Er is niet gebleken dat verdachte het verkregen geld heeft aangewend zoals door hem aan aangeefster werd voorgehouden.
De rechtbank acht het onder 11 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 12
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 12 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat uit de gedingstukken kan worden afgeleid dat er valse facturen aan de Belastingdienst zijn verstrekt en dat daarmee (suppletie)aangiften omzetbelasting niet goed zijn gedaan. Van die stukken is gebruik gemaakt om teruggaven te verkrijgen.
Beoordeling door de rechtbank
De Belastingdienst heeft een boekenonderzoek omzetbelasting uitgevoerd bij [failliet 1] .
Ten behoeve van dat onderzoek heeft verdachte kopieën van de navolgende facturen verstrekt aan de heer [naam medewerker belastingdienst] van de Belastingdienst:
  • een factuur op naam van [naam BV] met dagtekening 13-01-15 en inkoopordernummer 2015-004 / factuurnummer 06 met een totaalbedrag van 31.334,33 euro;
  • een factuur op naam van [naam BV] met dagtekening 08-01-15 en factuurnummer 2015002 met een totaalbedrag van 87.225,00 euro;
  • een factuur op naam van [naam VOF] met dagtekening 15-05-15 en factuurnummer 2015-038 met een totaalbedrag van 89.006,20 euro;
  • een factuur op naam van [naam BV] met dagtekening nov-11-2014 en factuurnummers 9011010428 met een totaalbedrag van 30.433,92 euro (AH025-006).
Uit navraag door de Belastingdienst bij zowel [naam BV] ., [naam BV] en [naam VOF] is gebleken dat de bovenstaande facturen niet door de betreffende partijen zijn verzonden. [52] Een medewerker van [naam BV] heeft het factuur nummer nagekeken. Volgens de gegevens van [naam BV] is de door verdachte overgelegde factuur niet afkomstig van [naam BV] . [53]
Uit onderzoek is verder gebleken dat namens [failliet 1] de navolgende stukken bij de Belastingdienst zijn ingediend:
- een aangifte omzetbelasting 3e kwartaal 2014, indiening 24-09-2015;
- een aangifte omzetbelasting 4e kwartaal 2014, indiening 24-09-2015;
- een aangifte omzetbelasting 1e kwartaal 2015, indiening 25-09-2015;
- een aangifte omzetbelasting 2e kwartaal 2015, indiening 25-09-2015;
- een suppletie omzetbelasting m.b.t. 3e kwartaal 2014, indiening 25-09-2015. [54]
Verder heeft verdachte ter gelegenheid van het boekenonderzoek aan de heer [naam medewerker belastingdienst] van de Belastingdienst overhandigd:
- Eigen kopie aangifte omzetbelasting 3e kwartaal 2014, indiening 24-09-2015;
- Eigen kopie aangifte omzetbelasting 4e kwartaal 2014, indiening 24-09-2015;
- Eigen kopie aangifte omzetbelasting 1e kwartaal 2015, indiening 25-09-2015;
- Eigen kopie aangifte omzetbelasting 2e kwartaal 2015, indiening 25-09-2015;
- Eigen kopie suppletie omzetbelasting m.b.t. 3e kwartaal 2014, indiening 25-09-2015. [55]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meerdere keren valse facturen heeft opgesteld en deze als echt en onvervalst heeft gebruikt. Verdachte heeft deze facturen in de administratie van [failliet 1] opgenomen en vervolgens ook aangiftes namens [failliet 1] bij de Belastingdienst ingediend. Daarmee waren de namens [failliet 1] ingediende aangiftes omzetbelasting niet overeenkomstig de werkelijkheid. Met de indiening van deze facturen en aangiftes heeft verdachte op naam van [failliet 1] ten onrechte BTW teruggevraagd.
De rechtbank acht het onder 12 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder de feiten 1 tot en met 12 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Feit 1:
hij, in
of omstreeksde periode van 30 augustus 2014 tot en met 24 oktober 2016, te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,terwijl hij bij vonnis van de Rechtbank te Zutphen van 14 april 2015 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van verdachte
(een)goed
(eren
)aan de boedel heeft onttrokken en
/ofbaten niet heeft verantwoord, te weten
-drie paarden genaamd [naam paard] en
/of[naam paard] en
/of[naam paard] en
/of
-aandelen in [failliet 1] en
/ofde waarde die die aandelen vertegenwoordigden en
/ofde inkomsten die vanuit
(het bezit van
)die aandelen werden gegenereerd;
Feit 2:
hij, terwijl hij bij vonnis van de Rechtbank te Zutphen op 14 april 2015 in staat van faillissement is verklaard, in
of omstreeksde periode van 15 april 2015 tot en met 24 oktober 2016, te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, meerdere malen wettelijk opgeroepen door de curator tot het geven van inlichtingen,
(telkens
)opzettelijk heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en
/ofopzettelijk verkeerde/onjuiste inlichtingen heeft gegeven, immers heeft hij, verdachte, daartoe herhaaldelijk opgeroepen, opzettelijk
- geen (financiële) administratie en/of stukken en/of boekhouding en/of informatie over het vermogen en/of eigendom van onroerende goederen van [failliet 1] althans inlichtingen betreffende verdachtes aandelen en/of (financiële) belangen in en/of vorderingen op [failliet 1] en/of informatie over de waarde van de aandelen [failliet 1] , overhandigd en/of verstrekt en
/of
-
geen en/of verkeerde/onjuiste
/onvolledigeinlichtingen verstrekt met betrekking tot
(de eigendom en
/ofverkoop
envan
)drie paarden
(te weten [naam paard] en
/of[naam paard] en
/of[naam paard] );
Feit 3
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2014 tot en met 2 juni 2016 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van de rechtspersoon [failliet 2] , welke besloten vennootschap op 14 april 2015 door de rechtbank Zutphen failliet was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser
(s
)van die besloten vennootschap niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en/of te voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in die
/datartikel
(en
)bedoeld, immers heeft verdachte met dat opzet
geen
(volledige
)administratie gevoerd en
/ofbewaard over de jaren 2013, 2014 en 2015 en
/of (vervolgens
)op
(een)daartoe strekkend
(e
)verzoek
(en
)/vra
(a)g
(en
)van de curator die
(volledige
) (fysieke en digitale
)administratie niet aangeleverd, waaronder
(informatie over
)
-de oprichtingsakte, statuten en aandeelhoudersregister van [failliet 2] en
/of
-de concept jaarrekening 2013 en
/of
-grootboek, balans en verlies- en winstrekening 2014.
Feit 4
hij op
of omstreeks20 juni 2016 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van de rechtspersoon [failliet 1]
/ [failliet 1]welke besloten vennootschap op 21 juni 2016 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, failliet was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser
(s
)van die besloten vennootschap
(pen) lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/ofenig goed aan de boedel heeft onttrokken en/
of ter gelegenheid van het faillissement ofop een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen één of meerdere van de schuldeisers, bevoordeeld heeft immers heeft verdachte met dat opzet een of meer van de hieronder genoemde
goederen/geldbedragen onttrokken aan de boedel van voornoemde rechtspersoon en
/ofschuldeisers bevoordeeld, te weten (onder meer):
-een geldbedrag van 3200 euro overgemaakt naar de rekening van [naam] ( [rekeningnummer] ) en
/of
-een geldbedrag van 2226,40 euro overgemaakt op zijn, verdachtes, prive-rekening onder vermelding van 'Loon [failliet 1] mei 2016' ( [rekeningnummer] ) en
/of
-een geldbedrag van 3750 euro overgemaakt op de rekening van [naam] ( [rekeningnummer] ) ter betaling van de huur van zijn, verdachtes, prive-woning aan de [adres] en
/of
-een geldbedrag van 3240 euro contant opgenomen en
/of
-een geldbedrag van (in totaal) 5481,33 overgemaakt naar de bankrekeningen van [werknemer/schuldeiser] en/of [werknemer/schuldeiser] en/of [werknemer/schuldeiser] en/of [werknemer/schuldeiser] en/of [werknemer/schuldeiser] en/of [werknemer/schuldeiser] zijnde werknemers en/of schuldeisers van [failliet 1] ;
Feit 5
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2015 tot en met
31 juni 201630 juni 2016 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van de rechtspersoon [failliet 1]
/ [failliet 1]welke besloten vennootschap op 21 juni 2016 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, failliet was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser
(s
)van die besloten vennootschap niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en/of te voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in die
/datartikel
(en
)bedoeld, immers heeft verdachte met dat opzet geen
(volledige
)administratie gevoerd en
/ofbewaard en
/of (vervolgens
)op
(een)daartoe strekkend
(e
)verzoek
(en
)/vra
(a)g
(en
)van de curator die
(volledige
)(fysieke en digitale) administratie niet aangeleverd, waaronder
(informatie over
)
-de jaarcijfers over 2013, 2014 en 2015,
-exploitatieoverzicht over 2013, 2014, 2015 en 2016,
-grootboekkaarten over de twee voorgaande jaren,
-lijst met NAW gegevens van de medewerkers,
-bankafschriften over de periode mei 2016 tot en met datum faillissement,
-register van aandeelhouders,
-bewijs van volstorting van de aandelen,
-overeenkomsten met klanten,
-lijst van onderhanden werk met facturen,
-debiteurenlijst met NAW gegevens,
-crediteurenlijst met NAW gegevens,
-huur- en leaseovereenkomsten,
-kasboek en
/of
-managementovereenkomst;
Feit 6
hij in
of omstreeksde periode van 1 juli 2016 tot en met 15 augustus 2017
(datum eindverslag/sluiting faill)te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van de rechtspersoon [failliet 1]
/ [failliet 1]welke besloten vennootschap op 21 juni 2016 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, failliet was verklaard tijdens het faillissement van de rechtspersoon, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft verstrekt, immers heeft verdachte met dat opzet in het faillissement van genoemde rechtspersoon niet alle administratie, waaronder
-de jaarcijfers over 2013, 2014 en 2015,
-exploitatieoverzicht over 2013, 2014, 2015 en 2016,
-grootboekkaarten over de twee voorgaande jaren,
-lijst met NAW gegevens van de medewerkers,
-bankafschriften over de periode mei 2016 tot en met datum faillissement,
-register van aandeelhouders,
-bewijs van volstorting van de aandelen,
-overeenkomsten met klanten,
-lijst van onderhanden werk met facturen,
-debiteurenlijst met NAW gegevens,
-crediteurenlijst met NAW gegevens,
-huur- en leaseovereenkomsten,
-kasboek en
/of
-managementovereenkomst van voornoemde rechtspersoon afgegeven en/of verstrekt en/of ter beschikking gesteld aan de curator;
Feit 7
hij op
een ofmeer momenten in
of omstreeksde periode van 21 juni 2016 tot en met 30 juni 2016 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [failliet 1]
/ [failliet 1]terwijl deze besloten vennootschap op 21 juni 2016 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, failliet
waren/was verklaard, en meerdere malen wettelijk door de curator opgeroepen tot het geven van inlichtingen heeft geweigerd bij de curator te verschijnen en
/ofheeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en
/ofopzettelijk verkeerde/onjuiste/onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, waaronder met betrekking tot
-overboekingen van geldbedragen naar N. Littooij en
/offamilieleden van verdachte en
/ofcontante stortingen en
/ofpinopnames vanaf de rekeningen van [failliet 1] en
/of
-geldleningen van [failliet 1] en/of verdachte bij derden;
EN
hij op
een ofmeer momenten in
of omstreeksde periode van 1 juli 2016 tot en met 15 augustus 2017
(datum eindverslag/sluiting faill)te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, als bestuurder van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [failliet 1]
/ [failliet 1]terwijl deze besloten vennootschap op 21 juni 2016 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, failliet
waren/was verklaard, en wettelijk verplicht tot het geven van inlichtingen heeft geweigerd bij de curator te verschijnen en
/ofheeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en
/ofopzettelijk verkeerde/onjuiste/onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, waaronder met betrekking tot
-overboekingen van geldbedragen naar [naam] en
/offamilieleden van verdachte en
/ofcontante stortingen en
/ofpinopnames vanaf de rekeningen van [failliet 1] ,
-geldleningen van [failliet 1] en/of verdachte bij derden;
Feit 8
hij in
of omstreeksde periode van 1 april 2014 tot en met 31 mei 2015 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven en/of Lobith, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer]
en/of [naam beheermaatschappij] B.V .heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten
-tot het aangaan van
één ofmeerdere
(geldlenings
)overeenkomsten en
/of
-het verstrekken van
een ofmeerdere geldleningen
(dd 20-04-2015, 28-04-2015, 12-05-2015, 28-05-2015)en
/of
-het ter beschikking stellen van
een ofmeerdere bedragen
(15.000 euro en/of 23.000 euro en/of 8.800 euro en/of 7.500 euro) van in totaal 54.300 euro, althans een geldbedrag,door
- te doen voorkomen dat [failliet 1] een goedlopende solvabele onderneming is,
- te doen voorkomen dat / te vertellen dat er grote opdrachtgevers/klanten zijn en/
ofveel werk is en
/ofop korte termijn grote betalingen binnen zullen komen,
- te vertellen dat hij in verband met een cash flow tekort, ten behoeve van het betalen van de inkoop van producten
, (een)kortdurende lening
(en
)nodig heeft,
- te vertellen dat / vast te leggen dat deze lening
(en
)snel terugbetaald zullen worden met rente,
- pandakte
(s
)op te stellen waarin is opgenomen dat uitgaande facturen van [failliet 1] verpand zijn tot zekerheid van terugbetaling van een of meerdere te verstrekken
/ verstrektelening
(en
),
- deze pandaktes te overleggen/verstrekken aan [slachtoffer] ,
- te vertellen / aan te geven dat hij deze pandakte
(s
)zou (laten) registreren bij de belastingdienst,
- te vertellen dat / aan te geven dat / te doen voorkomen dat [failliet 1] opdrachten heeft ontvangen van / uitgevoerd voor de Provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat,
- een valse factuur op naam van [failliet 1] aan de Provincie Zuid-Holland
(AH02.01-006b)te verstrekken aan / te doen toekomen aan [slachtoffer] ,
- een valse factuur op naam van [failliet 1] aan Rijkswaterstaat
(AH02.01-006a)te verstrekken aan / te doen toekomen aan [slachtoffer] ,
- het doen van
(kleine
)terugbetalingen van eerder door [slachtoffer] verstrekte
leningen,
- een paard genaamd [naam paard] op te nemen in de pandakte / akte van geldlening ondertekend op 28 mei 2015
(AH01.01-009) (terwijl hij in verband met zijn persoonlijke faillissement niet meer over dit paard kon beschikken);
Feit 9
hij in
of omstreeksde periode van 1 mei 2015 tot en met 31 juli 2015 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten
- tot het aangaan van
één ofmeerdere
(geldlenings
)overeenkomsten
(dd 19-06-2015, 24-06-2015 en 30-07-2015),
- het verstrekken van
een ofmeerdere geldleningen
(dd 19-06-2015, 24-06-2015)en
/of
- het ter beschikking stellen van
een ofmeerdere bedragen
van in totaal 28.300/27.300euro,
althans een geldbedrag en/ofdoor
- het aangaan van een (liefdes)relatie met [aangeefster] en te doen voorkomen / te vertellen een gezamenlijke toekomst te willen opbouwen,
- te doen voorkomen dat [failliet 1] een goedlopende solvabele onderneming is,
- te doen voorkomen dat / te vertellen dat er grote opdrachtgevers/klanten zijn en
/ofveel werk is en
/ofop korte termijn grote betalingen binnen zullen komen,
- te vertellen dat hij in verband met een cash flow tekort, ten behoeve van het betalen van de inkoop van producten,
(een)kortdurende lening
(en
)nodig heeft,
- te vertellen dat / vast te leggen dat deze lening
(en
)snel terugbetaald zullen worden met rente,
- een pandakte op te stellen waarin is opgenomen dat uitgaande facturen van [failliet 1] verpand zijn tot zekerheid van terugbetaling van de op 19 juni 2015 verstrekte lening,
- te vertellen dat deze pandakte is opgemaakt met/door een advocaat,
- deze pandakte te overleggen/verstrekken aan [aangeefster] ,
- ( overall)aktes op te stellen met betrekking tot de verstrekte leningen op 24 juni 2016,
- te vertellen dat er op korte termijn financiering moet komen om orders/opdrachten binnen te kunnen halen,
- te vertellen dat / aan te geven dat / te doen voorkomen dat [failliet 1] grote opdracht
(en
)heeft ontvangen van de Provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat en geld nodig had voor de inkoop van producten/apparaten,
- een valse factuur op naam van [failliet 1] aan de Provincie Zuid-Holland (A04.01-002) te verstrekken aan / te doen toekomen aan [aangeefster] ,
- te vertellen dat er goederen bij de douane stonden waarvoor invoerrechten betaald moesten worden,
- te vertellen / te doen voorkomen / te beloven dat hij voor [aangeefster] een BV zou oprichten en een website zou laten maken (ten behoeve van het door [aangeefster] overnemen van een groothandel [naam groothandel] ) en
/of
- te vertellen dat [aangeefster] zijn hele bedrijf als onderpand krijgt en hij haar zekerheid wil geven;
Feit 10
hij op
een ofmeerdere momenten in
of omstreeksde periode van 1 april 2015 tot en met 31 juli 2015 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven en/of Lobith en/of Elst (Gelderland), althans in Nederland,
een ofmeer geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan de Financiële administratie van de Provincie Zuid-Holland, met factuurnummer 20150124 en factuurdatum 25-04-2015 (AH02.01-006b) en
/of
b. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan de Financiële administratie van Rijkswaterstaat Corporate Dienst, met factuurnummer 20150123 en factuurdatum 25-04-2015 (AH02.01-006a) en
/of
c. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan Financiële Administratie van de Provincie Zuid-Holland, met factuurnummer 20150124 en factuurdatum 22-06-2015
valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft vervalst, door
-in deze facturen op te nemen dat er door [failliet 1] werkzaamheden zijn
/ wordenverricht ten behoeve van / in opdracht van de Provincie Zuid-Holland en
/ofRijkswaterstaat en/
of
-in deze facturen op te nemen dat de gefactureerde / te betalen bedragen (deels) overgemaakt dienen te worden naar bankrekeningen van [naam beheermaatschappij] B.V . en/of [aangeefster] en/of de belastingdienst
en
/of
een geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
-een geldleningsovereenkomst
/ een akte van geldleninggedateerd 19 juni 2015 tussen [naam BV] en [benadeelde partij] voor een leningsbedrag van 18.000 euro
(A05.01-01)
valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft vervalst, door in deze overeenkomst op te nemen dat de geldlener het bedrijf [naam BV] is en dat het bedrijf [naam BV] Holding B.V. garant staat tot zekerheid van voldoening van het verschuldigde/geleende bedrag,
met het oogmerk om deze factu
(u
)r
(en
)en/
ofgeldleningsovereenkomst
/ akte van geldleningals echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken
en
/of
hij op
een ofmeerdere momenten in of omstreeks de periode 1 april 2015 tot en met 31 juli 2015 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven en/of Lobtih en/of Elst (Gelderland), althans in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse
en/of vervalstegeschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
a. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan de Financiële administratie van de Provincie Zuid-Holland, met factuurnummer 20150124 en factuurdatum 25-04-2015 (AH02.01-006b) en
/of
b. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan de Financiële administratie van Rijkswaterstaat Corporate Dienst, met factuurnummer 20150123 en factuurdatum 25-04-2015 (AH02.01-006a) en
/of
c. een factuur met het logo van [failliet 1] gericht aan Financiële Administratie van de Provincie Zuid-Holland, met factuurnummer 20150124 en factuurdatum 22-06-2015.
te verstrekken aan / toe te zenden / te doen toekomen aan [slachtoffer]
en/of [naam beheermaatschappij] B.V .en/of [aangeefster] ten behoeve van het
aangaan van/verkrijgen van
(een)lening
(en
)en
/often bewijze van het bestaan van vorderingen op de Provincie Zuid-Holland en
/ofRijkswaterstaat en
/ofter zekerheid (als onderpand) behorende bij
(een
)pand
(akte
)
en
/of
opzettelijk gebruik heeft gemaakt een vals
en/of vervalstgeschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door
-een geldleningsovereenkomst
/ een akte van geldleninggedateerd 19 juni 2015 tussen [naam BV] en [benadeelde partij] voor een leningsbedrag van 18.000 euro
(A05.01-01)te verstrekken aan / toe te zenden / te doen toekomen aan [benadeelde partij] ten behoeve van het
aangaan van/verkrijgen van een geldlening;
Feit 11
hij in
of omstreeksde periode van 1 juni 2016 tot en met 31 juli 2016 te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven en/of Elst (Gelderland), althans in Nederland, met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten
-het verstrekken van
een ofmeerdere geldleningen (dd 19-06-2016, 13-07-2016) en
/of
-het ter beschikking stellen van een of meerdere bedragen (van 18.000 euro en
/of15.500 euro) van in totaal 33.500 euro,
althans een geldbedragen
/of
- het aangaan van een (geldlenings)overeenkomst
endoor
- het aangaan van een (liefdes)relatie met [benadeelde partij] ,
- te vertellen dat er ziekte en problemen in de familie en/of in zijn bedrijf zijn,
- te doen voorkomen dat [failliet 1] een goedlopende solvabele onderneming is,
- te doen voorkomen dat / te vertellen dat er grote opdrachtgevers/klanten zijn en
/ofveel werk is/opdrachten zijn en
/ofop korte termijn grote betalingen binnen zullen komen,
- te vertellen dat hij in verband met een cash flow tekort, ten behoeve van het betalen van de inkoop van producten, (een) kortdurende lening(en) nodig heeft,
- te vertellen dat een vriend die een groot bedrag zou investeren zich had teruggetrokken,
- te vertellen dat / vast te leggen dat deze lening(en) snel (binnen 30 dagen) terugbetaald zullen worden met een (hoge) vergoeding,
- te vertellen dat / te doen voorkomen en
/ofin de geldleningsovereenkomst
(en)op te nemen dat hij eigenaar is en/of rechtsgeldige vertegenwoordiger van een bedrijf [naam BV] ,
- te vertellen dat / te doen voorkomen en/of in de geldleningsovereenkomst
(en)op te nemen dat [naam BV] Holding B.V. garant staat tot zekerheid van voldoening van het verschuldigde/geleende bedrag,
- te vertellen dat er goederen uit Azië bij de douane stonden waarvoor
(op hele korte termijn
)invoerrechten betaald moesten worden om deze goederen te krijgen en
/of
- te vertellen aan [benadeelde partij] dat wanneer zij een
(tweede
)geldbedrag/lening zou overmaken hij, verdachte, het eerste
(lenings
)bedrag zou terugbetalen;
Feit 12
hij in
of omstreeksde periode van 22 september 2015 tot en met 19 oktober 2015
te Groessen en/of Velp en/of Arnhem en/of Duiven, althans in Nederland, meermalen,
althans eenmaal,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse
en/of vervalstegeschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
a.
- ( een kopie van) een factuur op naam van [naam BV] met dagtekening 13-01-15 en inkoopordernummer 2015-004 / factuurnummer 06 met een totaalbedrag van 31.334,33 euro
(AH025-003),
-(een kopie van) een factuur op naam van [naam BV] met dagtekening 08-01-15 en factuurnummer 2015002 met een totaalbedrag van 87.225,00 euro
(AH025-005),
-(een kopie van) een factuur op naam van [naam VOF] met dagtekening 15-05-15 en factuurnummer 2015-038 met een totaalbedrag van 89.006,20 euro
(AH025-004)en
/of
-(een kopie van) een factuur op naam van [naam BV] met dagtekening
nov-11-2014 en factuurnummers 9011010428 met een totaalbedrag van 30.433,92
euro
(AH025-006),
te verstrekken aan / te overhandigen aan / te doen toekomen aan de heer [naam medewerker belastingdienst] van de Belastingdienst
en/of aan de Belastingdienstin het kader van een boekenonderzoek bij [failliet 1]
( [failliet 1] )door de Belastingdienst
en
/of
b.
-een aangifte omzetbelasting 3e kwartaal 2014
(AH078-004j),
-een suppletie omzetbelasting mbt 3e kwartaal 2014
(AH078-004k),
-een aangifte omzetbelasting 4e kwartaal 2014
(AH078-004l),
-een aangifte omzetbelasting 1e kwartaal 2015
(AH078-004m)en
/of
-een aangifte omzetbelasting 2e kwartaal 2015
(AH078-004n)
digitaal in te dienen bij / te sturen naar de Belastingdienst
en
/of
c.
-een document eigen kopie aangifte omzetbelasting 3e kwartaal 2014,
(AH058-001),
-een document eigen kopie aangifte omzetbelasting 4e kwartaal 2014,
(AH058-002),
-een document eigen kopie aangifte omzetbelasting 1e kwartaal 2015,
(AH058-003),
-een document eigen kopie aangifte omzetbelasting 2e kwartaal 2015,
(AH058-004)
en
/of
-een document eigen kopie suppletie omzetbelasting mbt 3e kwartaal 2014,
(AH058-005)
te verstrekken aan / te overhandigen aan / te doen toekomen aan de heer [naam medewerker belastingdienst] van de Belastingdienst in het kader van een boekenonderzoek bij [failliet 1]
( [failliet 1] )door de Belastingdienst.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
bedrieglijke bankbreuk
feit 2:
periode van 15 april 2015 - 30 juni 2026
hij die in staat van faillissement is verklaard, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, hetzij weigeren de vereiste inlichtingen te geven, hetzij opzettelijk verkeerde inlichtingen geven;
periode vanaf 1 juli 2016 – einde pleegperiode
in staat van faillissement verklaard en wettelijk verplicht tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onjuiste of onvolledige inlichtingen geven;
feit 3:
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld;
feit 4:
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon enig goed aan de boedel onttrekken en op een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een of meerdere schuldeisers bevoordelen;
feit 5:
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, niet voldoen
aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld;
feit 6
als bestuurder van een rechtspersoon tijdens het faillissement van de rechtspersoon desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator te verstrekken;
feit 7
periode van 21 juni 2016 - 30 juni 2016
als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard en wettelijk verplicht is tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk wegblijven en opzettelijk onjuiste of onvolledige inlichtingen geven, meermalen gepleegd;
periode van 1 juli 2016 - 15 augustus 2017
als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard en wettelijk verplicht is tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk wegblijven en opzettelijk onjuiste of onvolledige inlichtingen geven, meermalen gepleegd;
feit 8
oplichting
feit 9
oplichting;
feit 10
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
feit 11
oplichting
feit 12
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest. Bij de hoogte van de strafeis is rekening gehouden met overschrijding van de redelijke termijn.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel, dan wel in lijn met wat de reclassering in haar rapport heeft geschreven, een werkstraf op te leggen al dan niet samen met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich zowel privé als in hoedanigheid van bestuurder van de rechtspersonen [failliet 2] en [failliet 1] schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Verdachte heeft zowel in zijn eigen faillissement als in het faillissement van [failliet 1] goederen aan de boedel onttrokken. Verdachte heeft aan zelfverrijking gedaan en niet stil gestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor zijn schuldeisers. Hij heeft door middel van oplichting en valsheid in geschrift, van verschillende slachtoffers onder het mom van verstrekking van kortlopende geldleningen, grote geldbedragen overgeboekt gekregen en deze vervolgens weggesluisd. Hij heeft niet stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor de schuldeisers en de slachtoffers. Ook heeft verdachte valse facturen opgemaakt mede om daarmee ten onrechte omzetbelasting terug te vragen bij de Belastingdienst.
Verder heeft verdachte de administratie van zichzelf (in privé) en de administratie van de rechtspersonen waarvan hij bestuurder was niet of onvoldoende gevoerd en incompleet aan de curatoren overgedragen. Verdachte heeft door zijn handelen de afwikkeling van een drietalfaillissementen (met aanzienlijke crediteurenlasten) ernstig bemoeilijkt en daarmee de schuldeisers benadeeld. Het is voor de curatoren van groot belang een goed gevoerde administratie te ontvangen om zo inzicht te krijgen in de vermogenspositie van de gefailleerde, alsmede van de rechten en plichten van de schuldeisers en schuldenaren ten behoeve van een zo gunstig mogelijke afwikkeling van de boedel.
Gelet op de ernst en de omvang van de feiten, en uitgaande van straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank laat daarbij ook meewegen dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en is veroordeeld voor belastingfraude en oplichting. Anderzijds zal de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Alles overziend zal de rechtbank een lagere onvoorwaardelijke straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Zij zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Het voorwaardelijke strafdeel dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal de proeftijd op twee jaar stellen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met feit 11 een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De benadeelde partij heeft een vonnis van de rechtbank Gelderland van 9 november 2016 overgelegd, waarin is geoordeeld dat verdachte aan de benadeelde partij het ter beschikking gestelde bedrag terug dient te betalen. Dat vonnis is inmiddels onherroepelijk. Na het gewezen vonnis heeft verdachte € 3.930,00 afbetaald en is een korting van € 500,00 afgesproken. De benadeelde partij vordert in de strafzaak aan materiële schade een bedrag van € 29.070,00, te weten de hoofdsom van € 33.500,00, verminderd met hetgeen reeds door verdachte is afbetaald en de met verdachte overeengekomen korting. Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van de gemaakte proceskosten.
Er wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij toegewezen kan worden, met toekenning van de wettelijke rente. Ook wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op het in kracht van gewijsde zijnde civiele vonnis (en het feit dat de benadeelde partij in de onderhavige procedure niets meer of anders lijkt te vorderen dan in de betreffende civiele procedure) de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen dan wel de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Uit de inhoud bij de vordering van de benadeelde partij (met bijlagen) en de behandeling ter terechtzitting blijkt dat de rechtbank Gelderland bij vonnis van 9 november 2016 op de vordering heeft beslist. In dat vonnis is verdachte ook veroordeeld voor de gemaakte proceskosten. Dit vonnis is inmiddels onherroepelijk.
Nu er over de gevorderde schadevergoeding en de gevorderde proceskosten al bij onherroepelijk geworden vonnis is beslist, zal de rechtbank de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering wegens gebrek aan belang (ECLI:NL:HR:2011:BP1279).

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 194 (oud), 194, 225, 326, 341 (oud), 343 (oud), 343 en 344a van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maandenen bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2022.
Mr. S. Jansen is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , inspecteur van politie, werkzaam bij Eenheid Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, team FinEc, opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0600-2016258425, gesloten op 17 oktober 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Faillissementsvonnis [failliet 2] van de rechtbank Gelderland d.d. 14 april 2015, p. 200013 e.v.
3.Faillissementsvonnis [failliet 2] van de rechtbank Gelderland d.d. 14 april 2015, p. 200011 e.v.
4.Uittreksel uit de Kamer van Koophandel van [failliet 2] , p. 200438 e.v.
5.Uittreksel uit de Kamel van Koophandel van [failliet 1] , p. 200449 e.v.
6.Faillissementsvonnis [failliet 1] , p. 200263 e.v.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] met bijlagen, p. 200161 e.v.
8.Proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] met bijlagen, p. 200375 e.v.
9.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij] met bijlagen, p. 200403 e.v.
10.Brieven van de curator aan verdachte p. 201077-201074 en p. 201076-201086 en brieven van de rechter-commissaris, p. 201069 en p. 201075
11.Proces-verbaal bevindingen m.b.t. correspondentie m.b.t. (verzoek tot) verschaffen inlichtingen tussen curator en verdachte, p. 201345 e.v.
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 200003
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022
14.Verkoopovereenkomsten, p. 200933- 200938
15.Brief Rabobank aan verdachte en mevr. [naam] van 21 februari 2013, p. 200614 e.v.
16.Brief van de curator aan verdachte, p. 201076
17.Brieven van de rechter-commissaris aan verdachte, p. 201075 en p. 201069
18.Proces-verbaal van aangifte, p. 200145
19.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022
20.Brief van de Rabobank aan [failliet 2] , p. 200729 e.v.
21.Proces-verbaal bevindingen (overzicht op p. 3), p. 201109
22.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 201104-201115
24.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022
25.Proces-verbaal verhoor getuige S.G. [naam getuige] , p. 201418
26.Brief van de curator van 23 juni 2016, p. 200353-200355
27.Gevoerde correspondentie tussen de curator en verdachte, p. 200267-2220271
28.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022
29.Proces-verbaal van aangifte inzake [failliet 1] , p 200248-220253
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 201104-201115
31.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022
32.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 200161- p. 200169
33.WhatsApp berichten p. 200188 – p. 200247
34.Proces-verbaal van bevindingen, p 200895-6
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 200898-9
36.Proces-verbaal van aangifte, p. 200375-200379
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 200898-9
38.Proces-verbaal van bevindingen. P. 201104 -201115
39.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022
40.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 200161- p. 200161
41.Proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , p. 200375
42.Proces-verbaal van bevindingen, p 200895-6
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 200898-9
44.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij] , p. 200403
45.Geldleningsovereenkomst, p. 200409
46.Proces-verbaal van aangifte, p. 200255
47.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij] , p. 200403
48.Geldleningsovereenkomst, p. 200409
49.Proces-verbaal van aangifte, p. 200255
50.Afdruk bankoverboekingen, p. 200410-11
51.Proces-verbaal van bevindingen. P. 201104 -201115
52.Rapport inzake boekenonderzoek omzetbelasting, p. 200883-85
53.Proces-verbaal verhoor getuige [naam getuige] , p. 201412-3
54.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 201237
55.PV verstrekking gevorderde gegevens, p. 201237-8