In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, stond de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat centraal. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.R. Corbeek, had een vordering ingesteld tegen de maatschap en [de Maat], die als zijn advocaat optraden in een eerdere procedure. Eiser had in die procedure een vordering ingesteld tegen [Begeleider] en diens vennootschap, maar de rechtbank had zijn vordering afgewezen. Eiser stelde dat [de Maat] te laat hoger beroep had ingesteld, waardoor hij schade had geleden. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig instellen van hoger beroep een tekortkoming was in de nakoming van de overeenkomst van opdracht door de advocaat. De rechtbank onderzocht of de advocaat had gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mocht worden verwacht. De rechtbank concludeerde dat de kansen op succes in hoger beroep zeer klein waren, waardoor de vordering van eiser werd afgewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 10.719,-- werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van advocaten en de gevolgen van het niet tijdig instellen van hoger beroep.