ECLI:NL:RBGEL:2022:6303
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing invorderingsverzoek wegens onjuiste motivering en gedeeltelijke vernietiging last onder dwangsom
In deze zaak gaat het om een beroep tegen de afwijzing van een invorderingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem. Eisers, [Eiser A] en [Eiseres B], hebben een aanvraag ingediend om de dwangsom die aan hun buurman was opgelegd, te laten invorderen. Het college heeft deze aanvraag afgewezen op 5 januari 2021, omdat er onvoldoende bewijs zou zijn dat de last niet was nageleefd. Dit besluit is door eisers bestreden, en na een hoorzitting heeft het college op 14 juli 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Gelderland heeft het beroep van eisers op 9 november 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het invorderingsverzoek terecht is afgewezen, maar op basis van een onjuiste motivering. De rechtbank heeft eerder in een andere zaak geoordeeld dat het verhuren van kamers aan meerdere huishoudens niet in strijd is met de beheersverordening. Hierdoor is de last onder dwangsom, die aan de buurman was opgelegd, gedeeltelijk vernietigd. Dit betekent dat het college niet kon overgaan tot invordering van de dwangsom, omdat de basis voor de last onrechtmatig was.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Dit houdt in dat het college de proceskosten van eisers moet vergoeden, evenals het door hen betaalde griffierecht. De totale proceskosten worden begroot op € 1536,48. De uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, en is openbaar uitgesproken op 9 november 2022.