In het planschadeadvies staat het volgende over de bebouwingsmogelijkheden ten noorden van de woning van eiser:
“Onder het oude planologisch regime waren de gronden van het plangebied ten noorden van aanvrager zijn perceel bestemd tot ‘Maatschappelijk’. Op deze gronden lag op een kortste afstand van circa 31 meter van aanvragers woning een groot rechthoekig bouwvlak (circa 2.000 m2) die voor 60 % mocht worden bebouwd met een gebouw met een maximale goothoogte tot 6 meter. Er was echter geen maximale bouwhoogte voorgeschreven. Dat betekent dat de bouwhoogte van dit gebouw theoretisch bezien onbegrensd was. Gelet op een maximale goothoogte van 6 meter en gelet op de omvang van het bouwvlak waarbinnen een gebouw (oppervlakte maximaal 60% van 2.000 m2= 1.200 m2) aanwezig mag zijn is een bouwhoogte daarbij tot circa 12 meter niet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uit te sluiten. Dit te meer daar ook geen minimale en maximale dakhelling is voorgeschreven. Zowel binnen als buiten een bouwvlak konden nog bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot 3 meter hoog (indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht 1 meter hoog) en lichtmasten en vlaggenmasten tot 6 meter hoog. Een zeer klein deel van de gronden in het noordwestelijk deel van het plangebied was nog bestemd voor ‘Verkeer’. Op deze gronden mochten nog ten dienste van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot 8,5 meter hoog.
(…)
Thans zijn de gronden op grond van het nieuwe planregime grotendeels bestemd voor ‘Wonen’. Op deze gronden ligt ten noorden tegenover aanvrager zijn woning op een kortste afstand van circa 32 meter een bouwvlak (circa 760 m2) waarbinnen een gebouw tot 10,5 meter hoog mag worden gebouwd. Een klein deel achter dit gebouw (circa 140 m2) mag 3,5 meter hoog bedragen. Ten noordoosten van aanvragers woning op een kortste afstand van circa 29 meter ligt een bouwvlak (circa 425 m2) waarbinnen twee aaneen of aaneengebouwde woningen in rijen van 3 of meer aaneen mogen worden gebouwd met een maximale goot- en bouwhoogte van 6 en 11,5 meter. Achter deze woningen zijn nog bijbehorende bouwwerken toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw van 70 m2 bedragen, mits niet meer dan 50% van het achtererfgebied wordt bebouwd. De goot- en bouwhoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3 en 6 meter. Voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 3 en 5 meter (indien de afstand minder dan 2 meter van de zijdelingse perceelgrens bedraagt mag de maximale bouwhoogte 3 meter bedragen). Tevens zijn binnen deze bestemming nog toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde tot 2 meter hoog (indien voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan 1 meter).
(…).
De bebouwingsmogelijkheden vergelijkende kan gesteld worden dat de bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied ten noorden van aanvrager zijn perceel in zijn totaliteit in beperkte mate is toegenomen. Waar voorheen maximaal circa 1.200 m2 aan hoofdbebouwing aanwezig mocht zijn is thans circa 1.325 m2 aan hoofdbebouwing mogelijk met daarbij nog bijgebouwen. Daarnaast is ook deels de goothoogte toegenomen, daar het appartementengebouw 10,5 meter hoog mag zijn (plat dak). Onderzocht dient te worden of de toename van de bebouwingsmogelijkheden ook leidt tot een verdergaande aantasting van het uitzicht in noordelijke richting.
Op grond van het oude regime had aanvrager ten noorden/noordoosten van zijn woning geen vrij uitzicht. Immers kon het uitzicht op een kortste afstand van circa 31 meter van aanvrager zijn woning worden beperkt door een groot gebouw die een maximale goot- en bouwhoogte kon hebben van 6 en circa 12 meter. Gelet op de situering van het bouwvlak kon dit gebouw een gehele gesloten bouwwand in het verlengde [aan het adres C] tegenover aanvrager zijn woning vormen. Dit gebouw kon uit maximaal 4 bouwlagen bestaan gelet op de maximale goot- en bouwhoogte. Op kortere afstand kon aanvrager nog geconfronteerd worden met andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot maximaal 3 meter hoog.
Thans wordt aanvrager op grond van het nieuwe planregime ten noorden op deels vergelijkbare afstand geconfronteerd met een hoofdgebouw tot 10,5 meter hoog (een klein deel daarachter tot 3,5 meter hoog) en een nutsgebouwtje tot 3 meter hoog. Ten oosten van dit woongebouw mogen op iets kortere afstand van aanvragers woning gebouwen in de vorm van twee aaneen of aaneen gebouwde woningen met een maximale goot- en bouwhoogte van 6 en 11,5 meter worden gebouwd. Gelet op de omvang van dit bouwvlak kunnen maximaal 5 aaneen gebouwde woningen aanwezig zijn of maximaal 4 woningen indien twee aaneen gebouwd. Achter deze woningen mag nog bijbehorende bebouwing worden gerealiseerd met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte tot 5 of 6 meter en andere bouwwerken. Nu de bouwmassa op de gronden tegenover aanvrager zijn perceel per saldo in beperkte mate is toegenomen en deels de nieuwbouw ten noordoosten op iets kortere afstand mag worden opgericht is het uitzicht voor aanvrager daardoor enigszins in nadelige zin gewijzigd. Deze uitzichtaantasting dient echter als gering te worden aangemerkt gelet op de voorheen maximale toegestane bouwmogelijkheden binnen het plangebied. Daarbij dient rekening te worden gehouden dat voorheen de bouwhoogte van de toegestane bebouwing iets hoger mocht zijn en er nauwelijks uitzicht bestaat op de bijgebouwen die ten noorden achter de grondgebonden woningen aanwezig mag zijn en dat het nieuwe planregime thans ook een iets meer opener structuur met een doorkijk mogelijk maakt. Onder het oude planregime kon de bebouwing een meer geslotener bouwmassa tegenover aanvrager zijn perceel vormen.
(…)
Een verlies van dag- en zonlichttoetreding in de woning, dan wel een hinderlijke toename van schaduwwerking in de tuin, als gevolg van de planologische wijziging, acht de adviseur niet aannemelijk, gelet op de baan van de zon, de afstand en gelet op de oude maximale bouwmogelijkheden.”