1.3.Op 23 april 2021 heeft eiseres verweerder verzocht om herziening van het toekenningsbesluit tegen de vroegst mogelijke datum en om opnieuw het aantal vrij te laten uren vast te stellen. Daarbij heeft eiseres toegelicht dat als het zo is dat derde-partij 104,73 uur per maand als zelfstandige werkt, er niet van kan worden uitgegaan dat hij daarboven volledig beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Dat betekent dat de verdiensten uit minimaal een gedeelte van zijn werkzaamheden in mindering behoren te worden gebracht op zijn WW-uitkering, hetgeen gevolgen heeft voor eiseres die die uitkering in het kader van verhaal betaalt, aldus eiseres. Eiseres heeft daarbij verzocht de vast te stellen verhaalsbijdrage voor de toekomst aan te passen aan de werkelijkheid.
2. Verweerder heeft het verzoek om herziening afgewezen, omdat ten eerste niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden. De door eiseres naar voren gebrachte argumenten had zij namelijk ook destijds in een bezwaarprocedure naar voren kunnen brengen. Ten tweede leiden de bezwaren van eiseres ook niet tot het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is. Eiseres heeft namelijk geen bijzondere feiten of omstandigheden gesteld die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat minder belang moet worden toegekend aan de rechtszekerheid voor derde-partij dan aan het (financieel) belang van eiseres bij de heroverweging van het besluit van 27 augustus 2019.
3. Eiseres stelt dat verweerder een inhoudelijke toets had moeten doen, zoals ook weergegeven in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 januari 2015.Verweerder had moeten onderzoeken of en in hoeverre het oorspronkelijke besluit onjuist was en zo ja, een belangenafweging moeten maken. Verweerder heeft de opgave van derde-partij van het aantal door hem gewerkte uren als zelfstandige in de periode van
1 maart 2018 tot 1 september 2018, namelijk 104,73 uur per maand, destijds klakkeloos overgenomen terwijl het niet voor de hand ligt dat derde-partij dit aantal uren heeft gewerkt naast zijn destijds fulltime dienstverband bij eiseres. Deze klakkeloze overname is in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat dit aantal uren niet voor de hand ligt, had verweerder die opgave niet mogen accepteren. Het was aan de derde-partij om hier tegenbewijs van te leveren en aan verweerder om dat te toetsen.
Beoordeling door de rechtbank
4. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat in dit geval alleen is verzocht om een herziening naar de toekomst. Eiseres verlangt geen herziening van de periode voor 23 april 2021 (de datum van indiening van het verzoek). De rechtbank zal het geschil aldus beoordelen.
5. Aan de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ontleent de rechtbank het volgende. Is sprake van een aanvraag waarbij (ook) voor de toekomst wordt verzocht om terug te komen van een eerder besluit, dan moet de aanvrager feiten of omstandigheden vermelden die aanleiding (kunnen) geven tot een ander, voor de aanvrager gunstiger, besluit dan het besluit waarvan herziening wordt gevraagd. Met name zijn hierbij feiten en omstandigheden relevant die ten minste ook zien op de voor het oorspronkelijke besluit geldende beoordelingsdatum. De aanvraag moet deugdelijk en toereikend worden onderbouwd en, voor zover mogelijk, worden voorzien van relevant bewijs. Een enkele herhaling van feiten en omstandigheden die bij de beoordeling van de eerdere aanvraag zijn betrokken zal doorgaans niet voldoende zijn om van het Uwv te verlangen om te onderzoeken of er bij het oorspronkelijke besluit ten onrechte niets of te weinig is toegekend. Uitsluitend indien de aanvrager zijn aanvraag deugdelijk en toereikend heeft onderbouwd, moet door het Uwv worden onderzocht of en in hoeverre het oorspronkelijke besluit onjuist was. Indien vervolgens de onjuistheid van het besluit door het Uwv wordt vastgesteld, is het Uwv gehouden een belangenafweging te maken.
6. De hierboven genoemde rechtspraak betekent in deze zaak concreet dat een verzoek van eiseres voor herziening naar de toekomst enkel kan slagen als de aanvraag deugdelijk en toereikend is onderbouwd, en, voor zover mogelijk, voorzien is van relevant bewijs.
Eiseres zal aannemelijk moeten maken dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, in dit geval bijvoorbeeld dat er sprake van is dat derde-partij meer uren werkt. Eiseres heeft zich echter beperkt tot de stelling dat verweerder bij de toekenning van de WW-uitkering ten onrechte bij de vaststelling van het aantal vrij te laten uren is uitgegaan van de opgave van derde-partij, zonder dit zelf te onderzoeken. De rechtbank ziet hierin geen deugdelijke en toereikende onderbouwing voor de stelling dat het besluit van 27 augustus 2019 niet juist is. Dit betekent dat verweerder niet gehouden was om te onderzoeken in hoeverre het oorspronkelijke besluit onjuist was, zodat ook aan een belangenafweging niet wordt toegekomen.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.