Daarvoor zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
In de eerste plaats is door de VVE aannemelijk gemaakt dat de verdeling van de kosten naar breukdeel in zekere zin willekeurig is. Ondanks onderzoek is het de VVE niet duidelijk geworden waarop de breukdelen zijn gebaseerd. Zo zijn de breukdelen bijvoorbeeld niet logisch te relateren aan de oppervlakte van de verschillende appartementen. Een andere verklaring voor de opdeling in breukdelen is niet gevonden, aldus de VVE. Dit is op zichzelf niet weersproken door [verzoeker] .
Daarnaast is door de VVE - eveneens onweersproken - aangevoerd dat er geen relatie is tussen de omvang van de breukdelen en het gebruik van de diverse gemeenschappelijke ruimten. Om die redenen valt het volgens de VVE niet in te zien waarom de ene bewoner meer zou moeten betalen voor algemene diensten dan een andere bewoner.
Verder geldt dat de leden, vanaf de oprichting van de VVE en in verband met het ontbreken van de ratio van betalen naar breukdeel, hebben besloten om de kosten gelijk te verdelen. Dit is vanaf 2000 tot 2020 zo gegaan. Het is dus al 20 jaar lang de praktijk dat de appartementseigenaren een gelijk bedrag betalen aan gemeenschappelijke kosten en niet naar (willekeurig) breukdeel.
Dit was gedurende al die jaren kenbaar voor de appartementseigenaren, door de manier waarop de appartementseigenaren kennis kunnen nemen van en inspraak hebben voor wat betreft de financiële huishouding van de VVE (jaarrekening, decharge, begroting etc.).
Ook [verzoeker] kon vanaf 2014 weten dat de kosten gelijk werden verdeeld.
Tenslotte is van belang dat de VVE in 2020, toen de met de splitsingsakte strijdige praktijk ter sprake kwam, heeft besloten tot aanpassing van de splitsingsakte aan de bestendige praktijk en tot compensatie van een aantal eigenaren van appartementen met kleinere breukdelen, waaronder [verzoeker] . Dit besluit is door een overgrote meerderheid van de appartementseigenaren ondersteund en is inmiddels door de rechter als rechtsgeldig en redelijk beoordeeld.