ECLI:NL:RBGEL:2022:6193

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
C/05/397013 / HZ ZA 21-407
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van erfdienstbaarheid en herstel van weg

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben buren een geschil over erfdienstbaarheden die zijn gevestigd op hun percelen. De eisende partij vordert de opheffing van de erfdienstbaarheid van weg op grond van artikel 5:79 BW, omdat volgens hen het belang bij de uitoefening van deze erfdienstbaarheid niet meer bestaat. De gedaagde partij voert aan dat zij nog steeds een redelijk belang heeft bij de erfdienstbaarheid, omdat deze hen toegang biedt tot hun perceel. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde partij inderdaad een redelijk belang heeft bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid, en dat de vordering tot opheffing niet toewijsbaar is. Daarnaast wordt ook de vordering in reconventie van de gedaagde partij afgewezen, die vorderde dat de eisende partij de weg in de oude staat zou herstellen. De rechtbank concludeert dat de eisende partij aan de eerdere veroordeling in kort geding heeft voldaan door de erfafscheiding te verwijderen en de weg te herstellen. De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagde partij, die in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/397013 / HZ ZA 21-407
Vonnis van 6 juli 2022
in de zaak van

1.[eis.conv./verw.reconv. 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eis.conv./verw.reconv. 2],
wonende te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. P. Verkooijen te Breda,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.G.J. Lummen-Kamst te Deventer.
Partijen zullen hierna [eis.conv./verweerders reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 mei 2022
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar in [plaats] . [eis.conv./verweerders reconv.] woont aan de [adres 1] (op de percelen met de kadastrale nummers [percelen 1+2] ). [ged.conv./eis.reconv.] woont ernaast op nummer [adres 2] (op het perceel met kadastraal nummer [perceel 3] ).
2.2.
Ten behoeve van de ontsluiting van de achter de beide percelen gelegen akker, die inmiddels eigendom is van mevrouw [betrokkene 1] , zijn bij notariële akte van 13 juli 1970 erfdienstbaarheden gevestigd op de percelen. Partijen woonden er toen nog niet. In de notariële akte staat, kort gezegd, dat over en weer een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd op de percelen van partijen om te komen van, en te gaan naar de [straatnaam] over elkaars grond ter breedte van twee meter aan weerszijden van beide percelen. De notariële akte luidt, voor zover relevant:
“(…)
De comparanten verklaarden(…)
dat een uitweg ter breedte van vier meter wordt verkregen, en dat ter uitvoering van deze overeenkomst(…)
erfdienstbaarheden van weg worden gevestigd, zulks om te komen van en te gaan naar de [straatnaam](…)”
2.3.
Tussen partijen is eind 2020 een discussie ontstaan over de erfdienstbaarheden. [eis.conv./verweerders reconv.] heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat [ged.conv./eis.reconv.] zich niet aan de erfdienstbaarheden hield na het plaatsen van een nieuwe erfafscheiding. [ged.conv./eis.reconv.] heeft dat weersproken. In april en mei 2021 hebben partijen hierover via hun gemachtigden met elkaar gecorrespondeerd. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid.
2.4.
Op 26 mei 2021 heeft het Kadaster de kadastrale grens tussen de percelen van [eis.conv./verweerders reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] ingemeten. [eis.conv./verweerders reconv.] heeft de kosten van het Kadaster ter hoogte van € 1.450,00 voldaan.
2.5.
Op 2 juli 2021 heeft [eis.conv./verweerders reconv.] het pad/de bestaande weg op beide erven ter hoogte van de erfgrens aan zijn kant afgegraven. Daarbij heeft [eis.conv./verweerders reconv.] een erfafscheiding geplaatst op de erfgrens tussen beide percelen.
2.6.
Bij brieven van [adres 2] juli 2021 en 30 augustus 2021 heeft [ged.conv./eis.reconv.] [eis.conv./verweerders reconv.] gesommeerd om de erfafscheiding ongedaan te maken en de weg in de oude staat terug te brengen.
2.7.
[eis.conv./verweerders reconv.] heeft aan deze sommaties geen gehoor gegeven. [eis.conv./verweerders reconv.] heeft het standpunt ingenomen dat [ged.conv./eis.reconv.] geen belang meer zou hebben bij de erfdienstbaarheden. Nadere correspondentie tussen de raadslieden van partijen heeft niet tot een oplossing voor hun geschil geleid.
2.8.
Mevrouw [betrokkene 1] heeft inmiddels een andere uitweg gecreëerd over haar eigen perceel van de akker naar de openbare weg. Op 8 oktober 2021 heeft zij schriftelijk verklaard afstand te doen van haar recht op erfdienstbaarheid op het perceel van [eis.conv./verweerders reconv.] en bereid te zijn daaraan alle medewerking te verlenen.
2.9.
Na het uitbrengen van de dagvaarding door [eis.conv./verweerders reconv.] in deze bodemprocedure heeft [ged.conv./eis.reconv.] [eis.conv./verweerders reconv.] gedagvaard in kort geding voor de voorzieningenrechter in deze rechtbank en, kort gezegd en onder meer, de hoofdelijke veroordeling van [eis.conv./verweerders reconv.] gevorderd om op straffe van een dwangsom binnen veertien dagen de weg in de oude staat te herstellen zoals deze was voordat [eis.conv./verweerders reconv.] de weg heeft gewijzigd en de erfafscheiding heeft geplaatst, “
hetgeen inhoudt dat de weg minimaal vier meter breed is en de volgende eigenschappen bezit: een weg die egaal verloopt en één geheel vormt, bestaande uit stenen en grind, stabiel en hard, zonder dat belasting leidt tot kuilvorming, ook niet na zware belasting”.
2.10.
Bij vonnis van 17 december 2021 heeft de voorzieningenrechter
[eis.conv./verweerders reconv.] kort gezegd en onder meer veroordeeld “
om de weg in de oude staat te herstellen zoals deze was voordat [eis.conv./verweerders reconv.] de weg heeft gewijzigd en erfafscheiding plaatste, hetgeen inhoudt dat de weg minimaal vier meter breed is”, op straffe van een dwangsom. Het deel van de vordering van [ged.conv./eis.reconv.] dat inhield dat de weg egaal verloopt en één geheel vormt, bestaande uit stenen en grind, stabiel en hard, zonder dat belasting leidt tot kuilvorming, ook niet na zware belasting, is afgewezen, omdat de akte van vestiging daarvoor geen aanknopingspunten biedt.
2.11.
Ter voldoening aan de veroordeling heeft [eis.conv./verweerders reconv.] de weg hersteld door de erfafscheiding te verwijderen en de daardoor veroorzaakte gaten te dichten.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eis.conv./verweerders reconv.] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de erfdienstbaarheden die over en weer bestaan tussen de [adres 2] en de [adres 1] te [plaats] (kadastraal bekend als gemeente [gemeente+sectie] , nummers [perceel 3] respectievelijk [percelen 1+2] ) opheft op grond van artikel 5:79 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dan wel artikel 5:78 BW;
II. [ged.conv./eis.reconv.] veroordeelt tot medewerking en ondertekening van alle benodigde stukken in de notariële procedure bij inschrijving van de afstand en uitschrijving van de erfdienstbaarheid in de openbare registers gehouden door het Kadaster, bij gebreke van welke medewerking (steeds) binnen veertien dagen nadat [ged.conv./eis.reconv.] hiervoor door de notaris is uitgenodigd het vonnis voor de ontbrekende medewerking en ondertekening van de benodigde overeenkomsten en akten in de plaats treedt;
III. [ged.conv./eis.reconv.] veroordeelt tot medebetaling van de helft van de kosten van de afwikkeling voor het inschrijven van het tenietgaan van de erfdienstbaarheden in de openbare registers gehouden door het Kadaster (waaronder ook begrepen de helft van de kadasterkosten en de helft van de notariskosten);
IV. [ged.conv./eis.reconv.] veroordeelt tot medebetaling van de helft van de kosten van de kadastrale meting van 26 mei 2021;
V. [ged.conv./eis.reconv.] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eis.conv./verweerders reconv.] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de reden voor het vestigen van de erfdienstbaarheden inmiddels niet meer bestaat, zodat mevrouw [betrokkene 1] geen redelijk belang als bedoeld in artikel 5:79 BW meer heeft bij het instandhouden ervan. Gelet hierop en omdat mevrouw [betrokkene 1] schriftelijk heeft verklaard afstand te willen doen van haar recht op overpad en hiertoe ook alle medewerking wil verlenen, is ook de rechtvaardiging voor het bestaan van de erfdienstbaarheden tussen partijen komen te vervallen, aldus [eis.conv./verweerders reconv.] Ook voor [ged.conv./eis.reconv.] bestaat volgens [eis.conv./verweerders reconv.] geen redelijk belang bij de instandhouding van de erfdienstbaarheid van weg, omdat [ged.conv./eis.reconv.] zich over zijn eigen grond van en naar de openbare weg kan begeven. Indien [ged.conv./eis.reconv.] de erfdienstbaarheid in stand wil houden, maakt hij volgens [eis.conv./verweerders reconv.] misbruik van zijn bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW. [eis.conv./verweerders reconv.] heeft in dat geval naar eigen zeggen recht op opheffing van de erfdienstbaarheid wegens de waardedrukkende factor ten aanzien van het perceel bij het blijven bestaan van de erfdienstbaarheid.
3.3.
[ged.conv./eis.reconv.] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eis.conv./verweerders reconv.] in zijn vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van [eis.conv./verweerders reconv.] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.4.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.
in reconventie
3.5.
Na wijziging/vermeerdering van eis vordert [ged.conv./eis.reconv.] dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eis.conv./verweerders reconv.] veroordeelt om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis, althans een door de rechtbank redelijk geachte termijn, de weg te herstellen in de staat zoals deze was voor de afgraving van de weg door [eis.conv./verweerders reconv.] op 2 juli 2021, in rechte vast te stellen als een weg die egaal verloopt en één geheel vormt, bestaande uit stenen en grind, stabiel en hard, zonder dat belasting tot kuilvorming leidt, ook niet na zware belasting, en geschikt voor gebruik door zware (landbouw)voertuigen, althans gelijk aan de staat en opbouw van de helft van de weg zoals deze nog steeds bestaat aan de zijde van het perceel van [ged.conv./eis.reconv.] en blijkt uit productie 7, althans zoals deze is vastgelegd in de foto’s in productie 6 en productie 7, althans in een staat in goede justitie te bepalen;
II. bepaalt dat [eis.conv./verweerders reconv.] bij niet of niet gehele nakoming van het bepaalde onder I aan [ged.conv./eis.reconv.] een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag tot een maximum van € 25.000,00;
III. voor zover [eis.conv./verweerders reconv.] het bepaalde onder I niet nakomt en alle dwangsommen aan [ged.conv./eis.reconv.] zijn verbeurd, [ged.conv./eis.reconv.] machtigt zelf de weg te mogen herstellen overeenkomstig de staat zoals gevorderd en benoemd onder I, met veroordeling van [eis.conv./verweerders reconv.] tot betaling van een bedrag van € 3.437,72 inclusief 21% btw aan [ged.conv./eis.reconv.] , te weten de voor de herstelwerkzaamheden van de weg geraamde kosten, althans een bedrag in goede justitie te bepalen;
IV. althans een oordeel geeft in goede justitie te bepalen;
met veroordeling van [eis.conv./verweerders reconv.] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.6.
[ged.conv./eis.reconv.] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [eis.conv./verweerders reconv.] bij het kortgedingvonnis van 17 december 2021 is veroordeeld om “
de weg in de oude staat te herstellen zoals deze was voordat [eis.conv./verweerders reconv.] de weg heeft gewijzigd en erfafscheiding plaatste, hetgeen inhoudt dat de weg minimaal vier meter breed is” en dat [eis.conv./verweerders reconv.] aan die veroordeling niet (volledig) gehoor heeft gegeven. Omdat het afgraven van de weg en het vervolgens plaatsen van de erfafscheiding onrechtmatig was jegens [ged.conv./eis.reconv.] , moet [eis.conv./verweerders reconv.] de weg herstellen in de staat zoals deze was voor 2 juli 2021, zodat de weg voor [ged.conv./eis.reconv.] weer bruikbaar is overeenkomstig de situatie zoals deze was voor het onrechtmatig handelen van [eis.conv./verweerders reconv.]
3.7.
[eis.conv./verweerders reconv.] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [ged.conv./eis.reconv.] in zijn vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.8.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Vordering I in conventie strekt tot opheffing van de over en weer gevestigde erfdienstbaarheden op grond van artikel 5:79 BW dan wel artikel 5:78 BW.
Geen redelijk belang meer bij uitoefening erfdienstbaarheid (artikel 5:79 BW)?
4.2.
Op grond van artikel 5:79 BW kan de rechter een erfdienstbaarheid opheffen als de eigenaar van het heersend erf geen redelijk belang meer heeft bij de uitoefening ervan en niet aannemelijk is dat het redelijk belang bij de uitoefening zal terugkeren. Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad gaat het daarbij alleen om het belang van de gerechtigde bij de uitoefening van zijn recht en spelen de belangen van de eigenaar van het dienend erf, behoudens in het geval van misbruik van bevoegdheid, bij opheffing geen rol. Artikel 5:79 BW vindt alleen toepassing in gevallen waarin voortzetting van de erfdienstbaarheid voor de gerechtigde niet van betekenis moet worden geacht.
4.3.
Volgens [eis.conv./verweerders reconv.] heeft [ged.conv./eis.reconv.] geen redelijk belang meer bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid, omdat [ged.conv./eis.reconv.] zich over zijn eigen grond van en naar de openbare weg kan begeven. Zijn grond grenst over de volledige breedte aan de openbare weg (de [straatnaam] ). Het is dus ook niet aannemelijk dat het redelijk belang bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid zal terugkeren, aldus [eis.conv./verweerders reconv.]
4.4.
[ged.conv./eis.reconv.] stelt zich op het standpunt dat hij wel degelijk een redelijk belang heeft bij het behoud van de erfdienstbaarheid. Hij voert daartoe aan dat hij de weg onder meer gebruikt om de achterzijde van zijn perceel op efficiënte wijze te ontsluiten. Via de weg kan het op zijn perceel gelegen zomerhuis eenvoudig en zonder omweg worden bereikt, evenals de achtergelegen carport/overkapping. Ter zitting heeft [ged.conv./eis.reconv.] hieraan nog toegevoegd dat in geval van opheffing van de erfdienstbaarheid de bocht die hij moet maken richting zijn schuur en carport te krap wordt en dat hij dan bomen zal moeten rooien elders op zijn perceel en vervolgens zijn perceel opnieuw zal moeten inrichten om een nieuwe weg te kunnen aanleggen.
4.5.
De rechtbank overweegt dat de eigenaar van het heersende erf – hier: [ged.conv./eis.reconv.] – een redelijk belang kan hebben bij de uitoefening van een erfdienstbaarheid van weg als hij daardoor een kortere afstand tot zijn perceel hoeft af te leggen dan hij anders zou moeten afleggen. Het redelijk belang van de eigenaar van het heersend erf ontbreekt als de voortzetting van de erfdienstbaarheid “niet van betekenis moet worden geacht” (vgl. Hoge Raad 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2373). Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in deze zaak geen sprake, gelet op de belangen die [ged.conv./eis.reconv.] heeft genoemd en die [eis.conv./verweerders reconv.] op zichzelf niet heeft weersproken.
4.6.
Gezien het voorgaande heeft [ged.conv./eis.reconv.] naar het oordeel van de rechtbank een redelijk belang bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid. Dat dit kennelijk voor mevrouw [betrokkene 1] – die schriftelijk heeft verklaard afstand te willen doen van haar recht op overpad en hiertoe ook alle medewerking wil verlenen – anders ligt, doet in de relatie tussen [eis.conv./verweerders reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] niet ter zake.
Misbruik van bevoegdheid (artikel 3:13 BW)?
4.7.
Zoals gezegd spelen de belangen van de eigenaar van het dienend erf bij opheffing van de erfdienstbaarheid op grond van artikel 5:79 BW geen rol, behoudens in het geval van misbruik van bevoegdheid. [eis.conv./verweerders reconv.] betoogt dat [ged.conv./eis.reconv.] misbruik van zijn bevoegdheid maakt door zich op zijn belang bij ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheden te beroepen. Volgens [eis.conv./verweerders reconv.] heeft het blijven bestaan van de erfdienstbaarheid een waardedrukkend effect op zijn perceel.
4.8.
Artikel 3:13 lid 1 BW bepaalt dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt haar niet kan inroepen, voor zover hij haar misbruikt. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen (artikel 3:13 lid 2 BW).
4.9.
Dat de erfdienstbaarheid mogelijk een waardedrukkend effect heeft op het perceel van [eis.conv./verweerders reconv.] , betekent zonder nadere onderbouwing, die [eis.conv./verweerders reconv.] niet heeft gegeven, nog niet dat [ged.conv./eis.reconv.] misbruik van bevoegdheid maakt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [eis.conv./verweerders reconv.] bij de verkrijging van zijn perceel, het perceel heeft aanvaard inclusief de daarop rustende lasten en beperkingen en dat hij op de hoogte was van de erfdienstbaarheid en het gebruik daarvan. [eis.conv./verweerders reconv.] heeft voor het overige geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat [ged.conv./eis.reconv.] misbruik van bevoegdheid maakt door de erfdienstbaarheid te willen handhaven. Het beroep op misbruik van bevoegdheid wordt daarom verworpen.
4.10.
De vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheden is gezien het voorgaande niet toewijsbaar op grond van artikel 5:79 BW.
Onvoorziene omstandigheden (artikel 5:78 BW)?
4.11.
[eis.conv./verweerders reconv.] legt ook artikel 5:78 BW aan zijn vordering ten grondslag. Op grond van die bepaling kan de rechter een erfdienstbaarheid op vordering van de eigenaar van het dienende erf opheffen (of wijzigen) op grond van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheid niet van de eigenaar van het dienende erf kan worden gevergd. De onvoorziene omstandigheid waarop [eis.conv./verweerders reconv.] zich beroept, houdt in dat mevrouw [betrokkene 1] inmiddels een eigen uitweg naar de openbare weg heeft verkregen.
4.12.
[ged.conv./eis.reconv.] voert als verweer onder meer aan dat de Overgangswet Nieuw BW (Ow) in artikel 165 geen ruimte geeft om deze erfdienstbaarheid op te heffen. Dit verweer slaagt. De erfdienstbaarheid is gevestigd in 1970, onder het “oude” Burgerlijk Wetboek (OBW). Onder het OBW had de rechter geen mogelijkheid om een gevestigde erfdienstbaarheid op te heffen. Artikel 165 Ow bepaalt dat een erfdienstbaarheid die op het tijdstip van het in werking treden van het huidige BW al bestond, niet uit hoofde van artikel 5:78 BW kan worden opgeheven. De vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheden is dan ook niet toewijsbaar op grond van artikel 5:78 BW.
Tussenconclusie
4.13.
Nu vordering I gezien al het voorgaande moet worden afgewezen, stranden ook de vorderingen II en III.
Kosten kadastrale meting
4.14.
Dan resteert nog vordering IV. Deze strekt tot de veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] tot vergoeding van de helft van de kosten van de kadastrale meting van 26 mei 2021. [ged.conv./eis.reconv.] voert als verweer aan dat [eis.conv./verweerders reconv.] eigenhandig opdracht heeft gegeven aan het Kadaster om de meting te verrichten. [ged.conv./eis.reconv.] vond dat niet noodzakelijk, omdat er voor hem geen onduidelijkheden over de weg bestonden. Bovendien was de aanleiding voor de meting dat [ged.conv./eis.reconv.] volgens [eis.conv./verweerders reconv.] te weinig bijdroeg aan de erfdienstbaarheid. Tijdens de kadastrale meting heeft de kadastermedewerker aangegeven dat de verdeling van de weg en de bijdrage gelijkelijk zou zijn verdeeld, waardoor het inschakelen van het Kadaster door [eis.conv./verweerders reconv.] onnodig was. Daarbij komt dat [eis.conv./verweerders reconv.] de kadastrale meting later heeft gebruikt om op de erfgrens de erfafscheiding te plaatsen. Alleen al daarom is een veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] in een bijdrage in de kosten niet op zijn plaats, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
4.15.
In het licht van het gemotiveerde verweer van [ged.conv./eis.reconv.] , dat [eis.conv./verweerders reconv.] onweersproken heeft gelaten, heeft [eis.conv./verweerders reconv.] onvoldoende onderbouwd waarom [ged.conv./eis.reconv.] voor de helft zou moeten bijdragen in de kosten van de kadastrale meting. Vordering IV zal daarom eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
4.16.
[eis.conv./verweerders reconv.] wordt in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De rechtbank begroot deze kosten aan de kant van [ged.conv./eis.reconv.] op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 1.435,00
in reconventie
4.17.
[ged.conv./eis.reconv.] betoogt dat [eis.conv./verweerders reconv.] niet (volledig) gehoor heeft gegeven aan de veroordeling in het kortgedingvonnis om de weg in de oude staat te herstellen zoals deze was voor 2 juli 2021. Deze oude staat houdt volgens [ged.conv./eis.reconv.] in dat de weg egaal verloopt en één geheel vormt, bestaande uit stenen en grind, stabiel en hard, zonder dat belasting tot kuilvorming leidt, ook niet na zware belasting. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] verhindert de huidige staat van de weg hem in het gebruik van zijn erfdienstbaarheid en is het gebruik zeker niet vergelijkbaar met de wijze waarop hij voor 2 juli 2021 van de weg gebruik kon maken.
4.18.
[eis.conv./verweerders reconv.] voert als verweer terecht aan dat een erfdienstbaarheid (slechts) hoeft te voldoen aan de omschrijving ervan in de akte van vestiging. In de akte van vestiging waarom het in deze zaak gaat, worden geen nadere eisen gesteld aan de staat of samenstelling van het pad. De akte van vestiging biedt dan ook – zoals ook de voorzieningenrechter heeft overwogen in het kortgedingvonnis – geen aanknopingspunten voor toewijzing van de gevorderde veroordeling van [eis.conv./verweerders reconv.] om ervoor te zorgen dat de weg egaal verloopt en één geheel vormt, bestaande uit stenen en grind, stabiel en hard, zonder dat belasting leidt tot kuilvorming, ook niet na zware belasting. De voorzieningenrechter heeft [eis.conv./verweerders reconv.] uitsluitend veroordeeld om “
de weg in de oude staat te herstellen zoals deze was voordat [eis.conv./verweerders reconv.] de weg heeft gewijzigd en erfafscheiding plaatste, hetgeen inhoudt dat de weg minimaal vier meter breed is”. Op zichzelf is niet in geschil dat [eis.conv./verweerders reconv.] naar aanleiding van het kortgedingvonnis de geplaatste erfafscheiding heeft verwijderd door de paaltjes weg te halen en de gaten en overige kuilen op te vullen. De breedte van de weg staat ook niet ter discussie. Gelet hierop heeft [eis.conv./verweerders reconv.] voldaan aan de veroordeling in het kortgedingvonnis.Gezien het voorgaande is vordering I niet toewijsbaar.
4.19.
De afwijzing van vordering I leidt ook tot afwijzing van de overige vorderingen in reconventie.
4.20.
[ged.conv./eis.reconv.] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in reconventie dragen. De rechtbank begroot deze kosten aan de kant van [eis.conv./verweerders reconv.] op
€ 563,00 wegens salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 563,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eis.conv./verweerders reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] tot op heden begroot op € 1.435,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eis.conv./verweerders reconv.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eis.conv./verweerders reconv.] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./verweerders reconv.] tot op heden begroot op € 563,00,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.
JE/MS