ECLI:NL:RBGEL:2022:593
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Eindbeschikking inzake verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en bewijslevering door partijen
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 31 januari 2022 een eindbeschikking gegeven in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Ferro Investments Holding B.V. en de verwerende partij. De procedure volgde op een eerdere tussenbeschikking van 2 november 2021, waarin beide partijen waren opgedragen bewijs te leveren. Ferro heeft echter afgezien van het houden van een getuigenverhoor aan haar kant en ook van contra-enquête, waardoor de stellingen van Ferro niet konden worden onderbouwd.
De kantonrechter heeft in de beoordeling van het geschil vastgesteld dat Ferro niet heeft kunnen bewijzen dat de verwerende partij privé voordelen heeft geregeld bij klanten van Ferro, wat een belangrijke grond voor ontbinding zou zijn geweest. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, en dat Ferro in overwegende mate verantwoordelijk was voor de ontstane situatie. De verzoeken van Ferro tot ontbinding op de e-grond, g-grond en i-grond zijn dan ook afgewezen.
Daarnaast is er een bindende eindbeslissing genomen over een bedrag van € 6.735,67 dat de verwerende partij aan Ferro moet voldoen in het kader van een eerdere deal. Ferro is grotendeels in het ongelijk gesteld en is veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft de verwerende partij veroordeeld tot betaling van het genoemde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en Ferro in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 996,- aan salaris voor de gemachtigde. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.