ECLI:NL:RBGEL:2022:5719

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
05/170410-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en productie van synthetische drugs, witwassen en betrokkenheid bij drugslaboratorium

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 1 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de verkoop en productie van synthetische drugs, alsook bij witwassen. De verdachte is beschuldigd van het fungeren als tussenpersoon bij de verkoop van drugsketels en het voorhanden hebben van chemicaliën en hardware voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen tussen maart 2019 en juni 2021 in Nederland handelingen heeft verricht die verband houden met de Opiumwet, waaronder het opzettelijk bereiden, bewerken en verkopen van amfetamine en cocaïne. De verdachte heeft ook een blok cocaïne voorhanden gehad en heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen door een contant geldbedrag van € 2.900,- en twee dure horloges in zijn bezit te hebben zonder een legale inkomstenbron. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook het geldbedrag en de horloges verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/170410-21
Datum uitspraak : 1 september 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsvrouw: mr. E.D. van Elst, advocaat in Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van:
  • 13 oktober 2021 (pro forma);
  • 15 december 2021 (pro forma);
  • 9 februari 2022 (pro forma);
  • 30 maart 2022 (regie);
  • 25 mei 2022 (pro forma);
  • 6 en 7 juli 2022 (inhoudelijk) en
  • 1 september 2022 (sluiten onderzoek).

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode 01 maart 2019 tot en met 29 juni 2021 te Kootwijkerbroek en/of Veenendaal en/of Ede en/of Overberg en/of Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
meermaals, althans eenmaal,
(telkens)
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of
cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
(telkens) een of meer middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen
zich of een ander gelegenheid of middelen tot het plegen van dat feit heeft trachten te verschaffen
en/of voorwerpen, stoffen, gelden, of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat die/deze waren bestemd tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders
- gefungeerd als tussenpersoon in het verkopen en/of bestellen en/of afleveren van een of meerdere (gemodificeerde) ketel(s), althans hardware, voor de productie van synthetische drugs en/of
- geld geïnvesteerd in chemicaliën en/of hardware ten behoeve van de productie van amfetamine, cocaïne, (drugs)percursoren of halffabrikaten en/of
- hardware voorhanden gehad ten behoeve van het produceren van amfetamine en/of cocaïne en/of een of meerdere reactieketel(s) voorhanden gehad en/of
- een of meerdere gasbrander(s) en/of een of meerdere zwarte slang(en) met koppelstuk en/of een of meerdere trechter(s) en/of een of meerdere maatbeker(s) en/of een of meerdere scheidtrechter(s) en/of een of meerdere temperatuurmeter(s) en/of een of meerdere slakkenhuisluchtafzuiging(en) voorhanden gehad en/of
- 260 liter, althans een hoeveelheid, zoutzuur en/of (andere) grondstoffen, althans chemicaliën, waaronder een hoeveelheid APAAN en/of mierenzuur en/of formamide en/of caustic soda en/of fosforzuur en/of methanol en/of aceton voorhanden gehad;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 09 juni 2020 tot en met 11 juni 2020 te [plaatsnaam 1] en/of Veenendaal en/of Ede en/of Kootwijkerbroek, althans in Nederland,
heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode 1 oktober 2017 tot en met 20 februari 2018 te Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een (grote) hoeveelheid amfetamine, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 maart 2019 tot en met 29 juni 2021 te Veenendaal en/of Rhenen en/of Ede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) voorwerpen, te weten een (contant) geldbedrag (ongeveer EURO 2900) en/of een of meerdere horloge(s) (van het merk/de merken [merk 1] en/of [merk 2] )
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf en/of enig eigen misdrijf zulks terwijl hij, verdachte van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de rechtmatigheid van het Encrochat-bewijs
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat gedurende de onderzoeksperiode alle dataverkeer dat liep via Encrochat is vastgelegd en ontcijferd, terwijl niet tegen alle gebruikers van Encrochat een redelijk vermoeden van schuld bestond met betrekking tot het in georganiseerd verband plegen of beramen van misdrijven. Dit levert een ernstige inbreuk op de grondrechten van de gebruikers op, zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag bestond. Artikel 126uba van het Wetboek van Strafvordering biedt hiervoor geen voldoende wettelijke basis. De inzet van dit niet evenredige opsporingsmiddel levert een onherstelbaar en zeer ernstig vormverzuim op, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting van alle Encrochat-data.
Daarnaast levert het ontbreken van een adequate onderzoeks- en toetsingsmogelijkheid van de totale Encrochat-data een schending van artikel 6 van het EVRM op. De verstrekte datasets zijn verre van volledig. Ook hierom dient bewijsuitsluiting te volgen.
Tot slot staat de betrouwbaarheid van de gesprekken niet vast, zodat deze niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat geen sprake is van een schending van artikel 6 of artikel 8 van het EVRM, noch van het inzetten van een niet evenredig opsporingsmiddel. Er staat niets aan in de weg de Encrochat-data tot het bewijs te bezigen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de wijze waarop de Encrochat-data zijn verkregen, geanalyseerd en gebruikt in strijd is met het EVRM en/of het nationale recht, zoals door de verdediging is bepleit. Deze vraag is inmiddels in meerdere zaken door verschillende rechtbanken beantwoord. Hoewel elke zaak anders is, zijn de gevoerde verweren en de daarmee samenhangende rechtsvragen in andere zaken op dezelfde of vergelijkbare wijze aan de orde gekomen. Evenals raadslieden in verschillende zaken met betrekking tot Encrochat hebben gedaan, hebben rechtbanken, om praktische redenen en omwille van de rechtseenheid, op onderdelen bij elkaars overwegingen aangesloten. Ook deze rechtbank zal, om dezelfde redenen en voor zover zij niet tot een ander oordeel komt, overwegingen uit andere uitspraken (deels) overnemen.
De wettelijke grondslag
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat artikel 126uba van het Wetboek van Strafvordering wel een voldoende wettelijke basis biedt voor de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de Encrochat-gebruikers door het opslaan, onderzoeken en verwerken van de Encrochat-data. Immers biedt artikel 126uba van het Wetboek van Strafvordering de officier van justitie de mogelijkheid om (na machtiging van de rechter-commissaris) te bevelen dat een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar binnendringt in een geautomatiseerd werk dat in gebruik is bij een persoon ten aanzien van wie uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat hij betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven, en vervolgens onderzoek doet met het oog op onder meer de vastlegging van bepaalde kenmerken van de gebruiker, zoals de identiteit of de locatie, en de vastlegging daarvan, maar ook met het oog op de uitvoering van een bevel als bedoeld in artikel 126t Sv, het opnemen van niet voor het publiek bestemde communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst, en met het oog op de vastlegging van gegevens die in het geautomatiseerde werk zijn of worden opgeslagen. Dat is wat in deze zaak is gebeurd. De omstandigheid dat het binnendringen in het automatische werk door de Franse autoriteiten heeft plaatsgevonden, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat artikel 126uba Sv niet meer van toepassing is op hetgeen na het binnendringen in het automatische werk is gebeurd, namelijk het afluisteren en onderzoeken van hetgeen is verkregen. Nu artikel 126uba Sv het hacken, afluisteren, opslaan en daarna onderzoeken van gegevens (het meerdere) toestaat, staat het ook het onderzoeken van de data toe die door de Franse autoriteiten middels het binnendringen in het geautomatiseerde werk zijn verkregen (het mindere).
Het Openbaar Ministerie heeft in de stukken die - ter onderbouwing van het verzoek om de artikel 126uba Sv-machtiging af te geven - aan de rechter-commissaris zijn overgelegd [2] , uitgebreid omschreven wat de verdenking tegen het bedrijf Encrochat, de daaraan gelieerde rechtspersonen en de NN-gebruikers van Encrochat inhield en waar die verdenking op was gebaseerd. De rechter-commissaris heeft deze verdenkingen ten grondslag gelegd aan de afgegeven artikel 126uba Sv-machtiging. De rechtbank is, net als de rechter-commissaris, van oordeel dat ervan uit kan worden gegaan dat in een groot tot zeer groot aantal gevallen van de communicatie die via Encrochat verliep sprake is van communicatie die verband houdt met het beramen of plegen van ernstige strafbare feiten in georganiseerd verband die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en waarop een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Uit de door de rechter-commissaris afgegeven machtiging blijkt dat de rechter-commissaris zich heeft gerealiseerd dat inbreuk zou worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de gebruikers van Encrochat, en verder afwegingen heeft gemaakt in het kader van de proportionaliteit en subsidiariteit. De rechter-commissaris heeft de machtiging met duidelijke voorwaarden afgegeven. Daarbij is nadrukkelijk overwogen dat de inbreuk op de privacy van de gebruikers zo veel mogelijk moest worden beperkt en dat geen sprake moest zijn van een ‘fishing expedition’.
De rechtbank stelt vast dat artikel 126uba Sv in Titel V van het eerste boek van het Wetboek van Strafvordering is opgenomen. Deze titel ziet op ‘bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband’. Deze titel is specifiek bedoeld voor het onderzoek naar georganiseerde criminaliteit. Nu het om onderzoek naar georganiseerde criminaliteit gaat, is de kring van personen die onderzocht mogen worden breder dan enkel verdachten in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast hoeft het onderzoek ook niet te zien op gepleegde misdrijven, maar kan het ook gaan om onderzoek naar het georganiseerde verband in bredere zin, en om het beramen van misdrijven. Het doel van dit deel van het opsporingsonderzoek kan worden omschreven als het onderzoeken van een complex van personen en feiten teneinde een tot de georganiseerde criminaliteit behorende groepering in beeld te brengen, inclusief de misdrijven die daarin worden gepleegd en beraamd alsmede de rol die de verschillende betrokkenen bij dat verband spelen teneinde de te vervolgen feiten en verdachten te selecteren. De modaliteit van het opsporingsonderzoek als bedoeld in Titel V richt zich op het crimineel verband en daarmee op alle daarbij betrokken personen. Het onderzoek richt zich niet tegen een bepaalde persoon in de zin dat jegens hem een bepaalde verdenking moet bestaan als voorwaarde dat hij voorwerp van onderzoek kan zijn.
Nu artikel 126uba Sv in Titel V van het Wetboek van Strafvordering is opgenomen, betekent dit dat niet ten behoeve van elk strafvorderlijk onderzoek data kunnen worden verzameld en onderzocht. Er moet sprake zijn van een uit feiten of omstandigheden voortvloeiend redelijk vermoeden dat in georganiseerd verband misdrijven worden beraamd of gepleegd die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven die in dat georganiseerd verband worden beraamd of gepleegd. Alleen dan kan door de officier van justitie, met machtiging van de rechter-commissaris, opdracht worden gegeven binnen te dringen in een geautomatiseerd werk en daar onderzoek te doen. De kring van te onderzoeken personen kan in een dergelijk geval wel breder zijn dan enkel degenen tegen wie een redelijk vermoeden van schuld bestaat.
De rechtbank overweegt dat uit de processtukken niet blijkt dat ten tijde van het opslaan en verwerken van de Encrochat-data al een verdenking bestond in onderzoek [naam 27] tegen specifieke gebruikers van Encrochat. Er heeft eerst, naar aanleiding van de artikel 126uba Sv-machtiging, onderzoek plaatsgevonden naar alle verkregen data. De rechtbank stelt vast dat onderzoek [naam 27] is gemeld bij de rechter-commissaris. Dit onderzoek werd als voldoende bevonden om vanuit [naam 1] relevante informatie uit de interceptie mee te delen. Door de zaaksofficier van justitie van [naam 1] is bovendien een beslissing op grond van artikel 126dd Sv afgegeven waarin toestemming is gegeven om gegevens die tijdens het onderzoek [naam 1] zijn vergaard te gebruiken voor onderzoek [naam 27] .
Weliswaar bestond ten tijde van het vergaren van de Encrochat-data geen concrete verdenking met betrekking tot het gebruik van Encrochat door de verdachten in onderzoek [naam 27] in het kader van concrete strafbare feiten, maar het vergaren van de informatie heeft op basis van een rechterlijke machtiging en met behulp van een door de rechter-commissaris vooraf goedgekeurde zoekwoordenlijst plaatsgevonden. Nu het een onderzoek betrof in het kader van georganiseerde criminaliteit en dus in het kader van Titel V van het Wetboek van Strafvordering, en er voldoende reden was te veronderstellen dat Encrochat in elk geval grotendeels voor georganiseerde criminaliteit werd gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat deze gang van zaken rechtmatig is. Van een vormverzuim is dan ook geen sprake.
De totale dataset
De verdediging heeft bepleit dat geen sprake is van een adequate onderzoeks- en toetsingsmogelijkheid van de totale Encrochat-data, hetgeen een schending van artikel 6 van het EVRM oplevert. Voor zover de verdediging hiermee heeft betoogd dat zij geen kennis heeft kunnen nemen van de volledige dataset die is verkregen in [naam 1] , stelt de rechtbank voorop dat verdachte geen aanspraak maakt op kennisneming van alle informatie die als resultaat van opsporing is verkregen of als aanleiding voor de opsporing heeft gediend. Onbeperkte toegang van de verdediging tot alle informatie die in onderzoek [naam 1] is verkregen, zou een onaanvaardbare inbreuk opleveren op het recht op privacy van alle andere personen dan verdachte van wie gegevens zijn verkregen. Voorts heeft de officier van justitie - naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van de verdediging - de recherche de opdracht gegeven de verdediging in de gelegenheid te stellen de door de verdediging verzochte - volledige - datasets in te zien van Encrochat-gebruikers ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 3] ’. De verdediging heeft aldus een voldoende adequate onderzoeks- en toetsingsmogelijkheid gehad met betrekking tot de totale Encrochat-data van verdachte.
De betrouwbaarheid
De verdediging heeft gesteld dat de betrouwbaarheid van de verkregen Encrochat-data niet vast is komen te staan.
De rechtbank overweegt dat door het NFI onderzoek is gedaan naar de volledigheid en correctheid van de verzamelde Encrochat-berichten. De conclusie van het NFI is dat geen redenen zijn gevonden om te twijfelen aan de correctheid van de Encrochat-berichten die met het technisch hulpmiddel zijn onderschept. Het is wel zo dat de Encrochat-berichtengeschiedenis niet volledig is. Er kunnen berichten ontbreken. Dit varieert van een enkel bericht tot langere perioden aan ontbrekende berichten. Op de toestellen is door het automatisch verwijderen van berichten na de zogenaamde
burn timeook geen volledige berichtengeschiedenis aanwezig. Daarnaast is het mogelijk dat berichten handmatig door de gebruiker zijn gewist, en daardoor ontbreken op het toestel.
Dat in de onderschepte Encrochat-data berichten (kunnen) ontbreken, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de berichten die wel onderschept zijn daardoor onbetrouwbaar zijn. Gelet op de gesprekken die in het dossier zijn opgenomen, stelt de rechtbank vast dat de communicatie tussen de verschillende gebruikers niet onbegrijpelijk of in een onlogische volgorde is verlopen. De conversaties sluiten op elkaar aan en in de meeste gesprekken weten de gebruikers met wie zij in contact staan. De verdediging heeft verder ook niet aangevoerd welke gesprekken of berichten niet volledig zouden zijn of waarom de verkregen data onbetrouwbaar zouden zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verkregen Encrochat-data betrouwbaar zijn.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, een schending van artikel 6 van het EVRM of van onbetrouwbaarheid van de verkregen Encrochat-data. De Encrochat-data kunnen voor het bewijs worden gebruikt. Dat zal de rechtbank hierna ook doen.
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Uit de Encrochat-gesprekken en OVC-gesprekken volgt niet dat hetgeen waarover gesproken wordt met betrekking tot ketels en chemicaliën daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Er is verder niets vastgesteld over feitelijke handelingen van verdachte. Verder wist verdachte niet wat er in de kisten zat die hij op verzoek van iemand anders in Kootwijkerbroek had opgeslagen. Daarnaast gebruikte verdachte het aangetroffen zoutzuur voor zijn werk als voeger en zijn de overige aangetroffen goederen, waaronder de gasbranders, de slangen met koppelstuk, de trechter, de maatbekers, de scheidtrechters, de temperatuurmeters en de slakkenhuisafzuiging afkomstig uit de boerderij waar [naam 4] woonde en waarvan hij een ruimte verhuurde waarin een drugslaboratorium werd aangetroffen. Verdachte dacht deze goederen nog wel te kunnen gebruiken voor zijn werk, maar verdachte heeft nooit bedoeld deze voor een drugslaboratorium te gebruiken. Verdachte heeft met zijn handelingen de productie van harddrugs niet bevorderd en had hier ook geen opzet op.
Beoordeling door de rechtbank
Encrochat ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 3] ’
De politie heeft geconcludeerd dat verdachte de gebruiker was van de Encrochat-accounts ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 3] ’. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad de gebruiker was van deze accounts. [4]
De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, vast dat verdachte de gebruiker was van de Encrochat-accounts ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 3] ’.
Het fungeren als tussenpersoon met betrekking tot de bestelling en verkoop van ketels
Op 16 april 2020 stuurde gebruiker ‘ [naam 5] ’ via Encrochat een bericht aan gebruiker ‘ [naam 3] ’. ‘ [naam 5] ’ gaf aan dat hij twee mensen had voor ketels en vroeg ‘ [naam 3] ’ bij ‘die ketelbouwer’ te vragen wat een [naam 6] van 200 liter kostte. Het moesten één of misschien wel twee ketels zijn die door de deur van een huis passen om b te smelten, apaan te smelten naar b en vacuüm te trekken. ‘ [naam 3] ’ vroeg dit na en gaf aan dat het 8k kostte omdat het bijna net zo veel werk is als een grote. De ketelbouwer kon er ook een van 700 liter maken die door een deur past. Dat kostte 9k. Een vacuümsetje kostte vanaf 6k. ‘ [naam 3] ’ vroeg aan ‘ [naam 5] ’ wat ze precies moesten hebben en of ze geen boiler en spiralen nodig hadden. Verder vroeg ‘ [naam 3] ’ of er een roerder op moest. ‘ [naam 5] ’ vroeg aan ‘ [naam 3] ’ wat een smeltketel van 1000 liter met roerwerk, frequentieregelaar en vier branders kostte bij ‘zijn maat’. ‘ [naam 3] ’ gaf aan dat dit 12k kostte en dat ze de branders zelf moesten regelen. [5]
Op 16 april 2020 stuurde gebruiker ‘ [naam 3] ’ via Encrochat een gesprek met gebruiker ‘ [naam 5] ’ door naar gebruiker ‘ [naam 7] ’, waarin ‘ [naam 5] ’ vroeg wat een [naam 6] van 200 liter kostte die door de deur van een huis past. ‘ [naam 7] ’ gaf hierop aan dat dit heel klein was en 8k kostte. Een smeltketel die door een deur kan kostte 9k en vacuümsetjes waren 6k. ‘ [naam 7] ’ vroeg of ze geen boilerketel en spiralen nodig hadden, wat ‘ [naam 3] ’ ging vragen. ‘ [naam 3] ’ vroeg aan ‘ [naam 7] ’ of hij een paar mooie foto’s had van ketels en koelers, omdat hij deze zelf niet meer had. ‘ [naam 7] ’ stuurde hierop foto’s. Later die dag stuurde ‘ [naam 3] ’ berichten van ‘ [naam 5] ’ door waarin ‘ [naam 5] ’ vroeg wat een smeltketel van 1000 liter met roerwerk, frequentieregelaar en vier branders kostte. ‘ [naam 7] ’ antwoordde hierop door aan te geven dat dit zonder branders 12k kostte.
Verdachte heeft hierover ter zitting als volgt verklaard:

Ik heb wel eens geprobeerd aan grondstoffen te komen voor iemand anders, maar dat is nooit gelukt. Ik heb nooit drugs voorhanden gehad. Ik ben geen tussenpersoon geweest voor mensen die op zoek waren naar grondstoffen voor de productie van drugs, aangezien er nooit daadwerkelijk iets is geleverd. Ik heb enkel ooit aan anderen gevraagd of zij ergens aan konden komen. Wanneer mij een dergelijke vraag werd gesteld, kende ik degene die het vroeg soms niet eens. Ik geleidde de vraag door en koppelde al dan niet de prijs terug. Ik heb de prijs nooit bepaald. Hetzelfde geldt voor ketels. Ook daarvoor heb ik desgevraagd wel eens naar prijzen geïnformeerd en al dan niet teruggekoppeld. U houdt mij voor dat ik geen leek ben op het gebied van drugs. Ik weet wel een beetje hoe het werkt. Toen ik de vraag kreeg of ik aan grondstoffen kon komen, wist ik wel een beetje waar deze dan voor bedoeld waren. U houdt mij voor dat het verwijt van de officier van justitie dat ik als tussenpersoon zou hebben gefungeerd wel kan kloppen gelet op mijn verklaring. Dat ligt eraan hoe je het ziet. Er is nooit een overeenkomst tot stand gekomen, dus ik vind niet dat je dan als tussenpersoon hebt gefungeerd. [6]
Op grond van het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte door ‘ [naam 5] ’ is benaderd met de vraag wat bepaalde ketels en andere hardware bij zijn “maat”/”de ketelbouwer” kostten. Het ging onder andere om een ketel die nodig was om b te smelten en apaan te smelten naar b. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat met ‘b’ b-olie (BMK) wordt bedoeld. Nu BMK en apaan gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van synthetische drugs, staat bovendien vast dat verdachte wist dat de ketels bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. Dit wordt bevestigd door de verklaring van verdachte ter zitting.
Verdachte heeft deze vragen vervolgens doorgezet naar ‘ [naam 7] ’ en diens antwoorden teruggekoppeld aan ‘ [naam 5] ’. Ongeacht of dit tot een of meer deals heeft geleid, staat vast dat verdachte door het benaderen van anderen voor deze goederen heeft gefungeerd als tussenpersoon bij het bestellen en verkopen van ketels en hardware voor de productie van synthetische drugs.
Het voorhanden hebben van ketels, andere goederen en chemicaliën
Op 29 juni 2021 is het bedrijfspand aan de [adres 2] doorzocht. In deze loods werden onder andere de volgende goederen aangetroffen:
  • Twee houten kisten van 74 x 74 x 122 centimeter met daarin twee nieuwe reactieketels die nog niet voorzien waren van afsluiters;
  • Een slang met koppelstuk met de geur van MDMA;
  • Een gasbrander met piezo ontsteking en branderhouder;
  • Een gasbrander met slang;
  • Twee nieuwe temperatuurmeters;
  • 14 blauwe jerrycans met een inhoud van 20 liter waarvan er 13 gevuld waren met zoutzuur (totaal 260 liter) en één leeg was;
  • Een kunststof trechter met een inhoud van 100 liter en de geur van amfetamine;
  • Vijf kunststof maatbekers met een inhoud van vijf liter;
  • Twee rode trechters met de geur van amfetamine en
  • Een slakkenhuisluchtafzuiging.
Op 29 juni 2021 heeft de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen van de politie (hierna: de LFO) onderzoek verricht in de loods aan de [adres 2] . De LFO concludeerde dat de aangetroffen reactieketels kunnen worden gebruikt bij de vervaardiging van synthetische drugs zoals (met)amfetamine en MDMA. De twee aangetroffen temperatuurmeters konden in de reactieketels worden geplaatst. Uit de door de LFO aangevraagde NFI-rapportage is onder andere gebleken dat op het koppelstuk dat aan de aangetroffen zwarte slang bevestigd was vermoedelijk PMK en piperonal zijn aangetoond. PMK is een grondstof voor MDMA en piperonal is een grondstof voor PMK. Op de kunststof scheidtrechter met een inhoud van 100 liter zijn verder lage concentraties amfetaminegerelateerde syntheseverontreinigingen, BMK,
N-formylamfetamine en amfetamine aangetroffen. De conclusie van de LFO is dat de aangetroffen goederen en chemicaliën kunnen worden gebruikt en/of zijn gebruikt bij de vervaardiging van precursoren en/of synthetische drugs. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij het halletje aan de [adres 2] samen met [naam 4] huurde. De ketels waren niet van hem, maar had hij daar voor [naam 8] neergezet. De andere spullen hadden verdachte en [naam 4] allebei rond 2016 of 2017 deels meegenomen van de oude boerderij van [naam 4] waar een drugslaboratorium was aangetroffen. Toen verdachte en [naam 4] later samen een halletje huurden, kwamen deze spullen weer samen. [9]
Op 17 mei 2021 rond 19.32 uur werd via de observatiecamera’s aan de voorzijde van het pand aan de Kernreactorstraat 42 in Veenendaal gezien dat verdachte daar arriveerde en naar binnen liep. Op de door middel van de in het pand aangebrachte OVC-apparatuur opgenomen gesprekken is de stem van verdachte herkend. In een gesprek tussen verdachte en [naam 8] is het volgende te horen:

[naam 8] - Wil je een biertje? Ik denk hij komt niet en ga naar huis.
[verdachte] - Ik was in [plaatsnaam 7] op het werk en dan belt in een keer die [naam 9] op van het halletje dat de gemeente om de hoek wil kijken. Hij had een vergunning aangevraagd voor een huis verbouwen. Weet ik wat hij wil doen, en hij wil een stuk van de schuur gaan inleveren. Hij zegt jij hebt daar die twee bakken staan, en die olie en kannen zegt ie allemaal over de telefoon, dat moet je effe opruimen zegt ie. Hij wist niet dat ik die Apaan had staan, dat had ik verstopt.
[naam 8] - Oohw
[verdachte] - Dat wist ie niet eens.
[naam 8] - NTV
[verdachte] - Ik ben gelijk als een gek daarheen gereden en tegen die jongen gezegd we gaan opruimen het moet daar naar toe, ik ben als een gek gaan opruimen en de bakken weg gehaald snap je. Ik heb nu alles weg met die jongen NTV mocht zetten NTV heb ik daar nu neergezet. [10]
Verdachte huurde de loods aan de [adres 2] van [naam 9] . [11]
In een Encrochat-gesprek tussen gebruikers ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 5] ’ van 28 maart 2020 wordt onder andere het volgende besproken:

[naam 2] : Heb 100 liter metha kanne van 5 literr kan je daar wat mee
[naam 5] : Heb net gehaald
[naam 2] : Jammer ik leg ze wel weg
[naam 5] : 20 kannetjes
[naam 2] : Ja
[naam 5] : Prijs
[naam 2] : 4 kom ik met 20 min bij jou brengen
[naam 5] : Moetje nu komen
[naam 2] : Kom er aan. Het is 80 liter [12]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte in het door hem gehuurde halletje twee reactieketels ten behoeve van het produceren van amfetamine voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat deze niet van hem waren, maar hij heeft deze in ieder geval opgeslagen en hier zodoende de beschikking over gehad. Daarnaast heeft hij twee gasbranders, een zwarte slang met koppelstuk, twee trechters, vijf maatbekers, een scheidtrechter, twee temperatuurmeters en een slakkenhuisluchtafzuiging voorhanden gehad die kunnen worden gebruikt bij de vervaardiging van precursoren en synthetische drugs. Verdachte wist dit, nu deze goederen volgens zijn eigen verklaring afkomstig waren uit een drugslaboratorium. Voorts heeft verdachte 260 liter zoutzuur voorhanden gehad, evenals apaan en methanol. Verdachte heeft verklaard dat het zoutzuur bestemd was voor zijn werk als voeger, maar gelet op de combinatie van de aangetroffen goederen acht de rechtbank die verklaring niet aannemelijk. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat de overige aangetroffen goederen door verdachte zijn bewaard omdat hij deze nog voor zijn werk zou kunnen gebruiken. De LFO heeft immers geconcludeerd dat deze goederen gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van precursoren en synthetische drugs. Daarnaast heeft verdachte chemicaliën die voor de productie van synthetische drugs kunnen worden gebruikt in het halletje opgeslagen gehad. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank het door de LFO gepresenteerde scenario meer waarschijnlijk dan het door verdachte geschetste scenario.
Het investeren van geld in chemicaliën en hardware
Hoewel in verschillende OVC-gesprekken waarbij verdachte gespreksdeelnemer was, is gesproken over het investeren van geld, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk waar dat geld dan precies in is geïnvesteerd. Ook uit de Encrochat-gesprekken volgt niet dat verdachte geld heeft geïnvesteerd in chemicaliën of hardware ten behoeve van de productie van amfetamine, cocaïne, halffabrikaten of precursoren.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen maar gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Dat brengt mee dat als het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip (o.a. Hoge Raad 4 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:187).
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat met betrekking tot hetgeen ten laste is gelegd sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer anderen. Uit de bewijsmiddelen in het dossier is niet gebleken dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen als tussenpersoon heeft gefungeerd bij het bestellen van ketels of als medepleger ketels, goederen en chemicaliën voorhanden heeft gehad.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Conclusie
Op grond van wat hiervoor is overwogen stelt de rechtbank vast dat verdachte gefungeerd heeft als tussenpersoon in het verkopen en bestellen van meerdere ketels voor de productie van synthetische drugs. Daarnaast heeft hij twee reactieketels voorhanden gehad, evenals overige goederen die gebruikt kunnen worden voor de vervaardiging van synthetische drugs. Tot slot heeft verdachte zoutzuur, apaan en methanol voorhanden gehad.
Met deze gedragingen heeft verdachte telkens de in artikel 10 lid 4 van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en vervaardigen van amfetamine en cocaïne voorbereid en bevorderd. Het verweer dat verdachte enkel als tussenpersoon heeft gefungeerd en dat uit het dossier niet volgt dat het tot feitelijke handelingen is gekomen, houdt geen stand. Hij heeft immers een ander gelegenheid en/of middelen trachten te verschaffen om tot dat misdrijf te komen. Ook heeft hij door als tussenpersoon zijn “maat”/”de ketelbouwer” te benaderen, op deze derde, bij wie anders de gedachte aan het overtreden van de Opiumwet wellicht niet zou zijn opgekomen, rechtstreeks invloed uitgeoefend om hem tot het beoogde misdrijf te brengen.
Nu verdachte heeft verklaard dat hij al sinds 2016 of 2017 beschikte over de in de loods aangetroffen goederen die kunnen worden gebruikt bij de vervaardiging van synthetische drugs, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich gedurende de gehele ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan dit feit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ook het binnen het grondgebied van Nederland brengen van drugs heeft bevorderd, maar de rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde handelingen van verdachte niet bevorderend zijn voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en cocaïne. De door de officier van justitie aangehaalde gesprekken vallen daarmee buiten het bereik van hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, nu uit de bewijsmiddelen in het dossier niet blijkt dat er een blok cocaïne in de [naam 10] tas zat.
Beoordeling door de rechtbank
Op 8 juni 2020 hadden de gebruikers ‘ [naam 3] ’ en ‘ [naam 11] ’ een gesprek via Encrochat. ‘ [naam 3] ’ vroeg aan ‘ [naam 11] ’ wat ze afspraken, waarop ‘ [naam 11] ’ aangaf dat hij wat klaar had liggen in het lab. Hij zou dit vanavond of morgenvroeg voor ‘ [naam 3] ’ pakken. Later in het gesprek vroeg ‘ [naam 3] ’ of ‘ [naam 11] ’ dat andere zou regelen, waarop ‘ [naam 11] ’ aangaf dat hij morgenochtend de tijd zou doorgeven. Het adres was de [naam 10] in [plaatsnaam 1] , aan de [straatnaam 1] . Op 9 juni 2020 gaf ‘ [naam 11] ’ aan dat het 17.00/17.15 uur zou worden. [13]
Het observatieteam van de politie heeft verdachte op 9 juni 2020 geobserveerd. Gezien is dat de [merk auto 1] met kenteken [kenteken 1] bestuurd werd door [naam 12] . Om 15.26 uur stapte verdachte als bijrijder in deze [merk auto 1] , waarna deze vertrok. Om 16.51 uur parkeerde de [merk auto 1] op de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1] ter hoogte van de [naam 10] . Verdachte en [naam 12] stapten uit en begroetten [naam 13] , waarna de heren met elkaar in gesprek gingen. Om 16.57 uur gingen verdachte, [naam 13] en [naam 12] door de wijk lopen. Om 17.24 uur opende [naam 13] een personenauto aan de passagierszijde. Hij haalde hier een gevulde blauwe plastic tas van de [naam 10] uit. Verdachte en [naam 13] keken vervolgens samen in deze tas. Verdachte nam de tas hierna mee naar de [merk auto 1] . [naam 12] stapte als bestuurder in de [merk auto 1] . Verdachte ging vervolgens de [naam 10] in. Toen hij om 17.28 uur uit de [naam 10] kwam, stapte hij in de [merk auto 1] , waarna deze vertrok. [14]
Op 9 juni 2020 vond via Encrochat het volgende gesprek plaats tussen gebruikers ‘ [naam 3] ’ en ‘ [naam 5] ’:

[naam 3] : En heb 1 blok dure kan je kwijt?
[naam 5] : Coli of boli
Wat kost tie jou
[naam 3] : Boli
[naam 5] : Stempel
Of niks
[naam 3] : Stempel [merk 3]
[naam 5] : Wat kost tie jou
[naam 3] : 25 k
[naam 5] : Geef voorbeeld
Ietsje
Kan om de 5 dg 100 kwijt
[naam 3] : Nee breek niks aan is grwoon goed
[naam 5] : 29,5
Beur ik
[naam 5] : Kan toch
Loop niet weg
[naam 3] : Ik heb er nu 1 krijg er nog 5 binnen 2 weken
[naam 5] : We kunnen er aan winnen
[naam 3] : Zeg maar heb hem nu bij me
[naam 5] : Ik veekoop hem.voor je
[naam 3] : Moet ik hem afgeven rij nu bij leiden
[naam 5] : Moet dat hier niet hebben
Te link toch
Heb je foto
[naam 3] : Zeg maar anders moet ik hem verstoppe
[naam 5] : Wat moet jij beuren dan
[naam 3] : 27’5
Tussen het ontvangen van de blauwe plastic tas van de [naam 10] door verdachte en het verzonden bericht van ‘ [naam 3] ’ dat hij één blok dure had, zat ongeveer 10 minuten. [15]
In het gesprek stuurt ‘ [naam 3] ’ een foto aan ‘ [naam 5] ’ waarop een in folie verpakt blok te zien is in een blauwe tas. [16]
Op 1 juli 2020 is in een loods aan de [straatnaam 2] in [plaatsnaam 1] een cocaïnewasserij aangetroffen. [17] In deze cocaïnewasserij is een blok cocaïne aangetroffen met de afdruk van een [merk 3] . Verder is er gebruikt papier aangetroffen met de afdruk van een [merk 3] . [18] [naam 13] is als verdachte aangemerkt voor betrokkenheid bij deze cocaïnewasserij. [19] Ook is hij geïdentificeerd als gebruiker van het Encrochat-account ‘ [naam 11] ’. [20]
[naam 12] heeft verklaard dat hij wel eens met verdachte weg is geweest. De plaatsnaam [plaatsnaam 1] zegt hem wel iets. Hij heeft verdachte daarheen gebracht. Verdachte had daar een afspraak, maar zij hebben verder niet besproken waar deze afspraak over ging. [naam 12] heeft de [naam 10] tas gezien. Hij weet niet wat er in deze tas zat. Deze was niet van hem. Hierna heeft hij verdachte naar [plaatsnaam 2] gebracht. [21]
Het Cluster Synthetische Drugs van de Landelijke Recherche heeft een document opgesteld met betrekking tot termen en ‘slang’taal gebruikt door criminelen bij de handel en wandel in drugs. In dit document is te lezen dat met ‘Boli’ vermoedelijk cocaïne uit Bolivia wordt bedoeld. [22]
De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van cocaïne in beginsel pas voor bewezenverklaring in aanmerking komt als tijdens het opsporingsonderzoek ook daadwerkelijk een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen en inbeslaggenomen. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien de inhoud van de bewijsmiddelen voor geen andere uitleg vatbaar is dan dat het ten laste gelegde voorhanden hebben van cocaïne kan worden bewezen. Voor die conclusie is geen plaats indien de verdachte een aannemelijke verklaring heeft weten te geven voor de inhoud van uit het dossier blijkende belastende feiten en omstandigheden en die verklaring niet kan worden weerlegd.
De rechtbank overweegt dat gebruiker ‘ [naam 11] ’ op 8 juni 2020 via Encrochat aan verdachte heeft bericht dat hij wat klaar had liggen in het lab. Hij zou dit die avond of de ochtend erop voor hem pakken. De dag erna hebben verdachte en gebruiker ‘ [naam 11] ’ afgesproken bij de [naam 10] aan de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1] . [naam 13] is geïdentificeerd als de gebruiker van het Encrochat-account ‘ [naam 11] ’. Bij die [naam 10] overhandigde [naam 13] op 9 juni 2020, dus een dag later, een gevulde blauwe [naam 10] tas aan verdachte. Ongeveer 10 minuten nadat verdachte deze ontving, bood hij gebruiker ‘ [naam 5] ’ via Encrochat een blok dure/Boli aan met het stempel van een [merk 3] erop. Hierbij verstuurde verdachte een foto van een in folie verpakt blok in een blauwe tas.
In de op 1 juli 2020 aan de [straatnaam 2] in [plaatsnaam 1] aangetroffen cocaïnewasserij werd een blok cocaïne met het stempel van een [merk 3] erop aangetroffen, evenals gebruikt papier met de afdruk van een [merk 3] .
Nu gebruiker ‘ [naam 11] ’, geïdentificeerd als [naam 13] , via Encrochat aan verdachte berichtte dat hij iets klaar had liggen in het lab en verdachte naar [plaatsnaam 1] is gereden om dit van [naam 13] in ontvangst te nemen, terwijl eveneens in [plaatsnaam 1] een cocaïnewasserij is aangetroffen, waarbij [naam 13] als verdachte is aangemerkt en waar onder meer stempels van een [merk 3] werden gebruikt en verdachte kort na het ontvangen van de blauwe [naam 10] tas een blok dure/Boli, waarmee Boliviaanse cocaïne wordt bedoeld, via Encrochat aanbood aan gebruiker ‘ [naam 5] ’, is de rechtbank van oordeel dat de inhoud van de bewijsmiddelen voor geen andere uitleg vatbaar is dan dat het ten laste gelegde voorhanden hebben van cocaïne kan worden bewezen.
Verdachte heeft verklaard dat in de [naam 10] tas geen cocaïne, maar persoonlijke spullen van hem zaten, waaronder een rolmaat en een broodtrommel. De rechtbank acht die verklaring niet geloofwaardig. Met de inhoud van de Encrochat-gesprekken valt niet te rijmen dat er persoonlijke spullen van verdachte in de tas zaten, maar wel dat de inhoud van die tas bestond uit een blok Boliviaanse cocaïne.
Nu verdachte het blok cocaïne in ontvangst heeft genomen en hiermee in ieder geval naar [plaatsnaam 2] is gebracht, heeft hij cocaïne voorhanden gehad en vervoerd.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft enkel op 4 oktober 2017 gif gespoten op het betreffende terrein. De verklaring van [naam 14] is niet juist en wordt ook niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verder blijkt niet dat verdachte na 4 oktober 2017 nog op het terrein is geweest.
Beoordeling door de rechtbank
Op 3 oktober 2017 rond 5.06 uur is er door de politie een camera geplaatst op een gedeelte van de schuur aan de [adres 3] . Deze camera is op 6 oktober 2017 rond 10.37 uur verwijderd. [23]
Op de beelden van de geplaatste camera is onder andere te zien dat op 4 oktober 2017 om 13.41:10 uur een [merk auto 2] voorbij rijdt. Om 13.48:15 uur loopt een man met blauwe handschoenen voorbij. Deze man komt vanaf de zijkant van de loods gelopen. Om 13.48:39 uur rijdt de [merk auto 2] achteruit aan de zijkant van de loods naar binnen. De [merk auto 2] heeft als kenteken [kenteken 2] en stond op 4 oktober 2017 op naam van Handelsonderneming [naam 15] aan de [adres 4] . Om 13.50:58 rijdt de [merk auto 2] vooruit de loods uit. Om 13.51:09 uur loopt de man met de blauwe handschoenen aan naar de zijkant van de loods. Om 13.52:55 uur vertrekt de [merk auto 2] weer. Op de beelden is verder te zien dat deze [merk auto 2] op 5 oktober 2017 om 11.39:39 uur arriveert bij de loods en om 13.51:10 uur weer vertrekt. [24]
Door verbalisant [verbalisant] is verdachte herkend als de persoon die op de camerabeelden te zien is met de blauwe handschoenen aan. Het was de verbalisant ambtshalve bekend dat de tenaamgestelde van de [merk auto 2] met kenteken [kenteken 2] , Handelsonderneming [naam 15] , het bedrijf betreft van verdachte. [25]
Op 20 februari 2018 werd door de politie onderzoek gedaan in de loods aan de [adres 3] . In deze loods werd, naast een hennepkwekerij, een amfetaminelaboratorium aangetroffen. Het perceel was in het bezit geweest van [naam 14] , die het perceel had verkocht aan [naam 16] en het vervolgens weer huurde van [naam 16] .
Volgens buren kwam er al jaren vreemd volk op het erf. In de afgelopen maanden kwamen er heel regelmatig dezelfde auto’s het erf op. De kentekens van die auto’s zijn door de buren genoteerd en als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd. Eén van de voertuigen betreft de [merk auto 2] met kenteken [kenteken 2] . Een ander voertuig betreft de [merk auto 3] met kenteken [kenteken 3] die van 20 november 2017 tot en met 19 december 2017 op naam stond van [naam 15] Handelsonderneming. Soms kwamen de auto’s iedere dag, soms om de dag en soms een week niet. De personen die in de auto’s reden waren vaak dezelfde. [26]
De LFO heeft op 20 februari 2018 een onderzoek ingesteld in de schuur aan de [adres 3] . Door de LFO zijn monsters genomen. Een selectie daarvan is aan het NFI toegezonden. In de ruimtes van de schuur waar het amfetaminelaboratorium is aangetroffen zijn - voor zover hier relevant - de volgende goederen aangetroffen:
  • twee gasflessen, beide gevuld, met een inhoud van 13,6 kilogram;
  • een blauw klemdekselvat met een inhoud van 60 liter met restanten van caustic soda;
  • acht zakken van 25 kilogram per stuk en een open zak met een inhoud van ongeveer 2 kilogram, gevuld met caustic soda. Door het NFI is de inhoud van de zakken positief getest op natriumhydroxide;
  • 12 lege metalen blikken met een inhoud van 20 liter;
  • vijf metalen blikken met een inhoud van 20 liter, elk voor de helft of voor één derde gevuld met destillatieafval. Door het is het destillatieafval NFI positief getest op
  • een metalen blik met een inhoud van 15 liter en een metalen blik met een inhoud van 10 liter, beide geheel gevuld met destillatieafval;
  • 23 witte jerrycans met een inhoud van 25 liter, allemaal geheel gevuld met een troebele vloeistof met bruine drijflaag. Door het NFI is de inhoud van de jerrycans positief getest op amfetamine en
  • zes gasflessen met een inhoud van 12,6 kilogram, waarvan vijf leeg en één gevuld;
  • twee witte jerrycans met een inhoud van 25 liter, beide gevuld met ongeveer 22 liter van een vloeistof die door het NFI positief is getest op methanol;
  • twee gevulde gasflessen met een inhoud van 13,6 kilogram;
  • een slakkenhuisluchtafzuiging;
  • 12 witte jerrycans met een inhoud van 25 liter met restanten bruine olie en de geur van amfetamine. Door het NFI is de inhoud van de jerrycans positief getest op amfetamine, BMK en diverse gerelateerde syntheseverontreinigingen;
  • een witte jerrycan met een inhoud van 25 liter met ongeveer 8 liter methanol;
  • zes kunststof maatbekers met een inhoud van vijf liter;
  • een glazen scheidtrechter met een inhoud van 20 liter, gevuld met een troebele onderlaag van ongeveer 12 liter en vijf liter van een oranje olieachtige drijflaag. Door het NFI is de inhoud van de scheidtrechter positief getest op amfetamine, BMK en
  • een kunststof maatbeker met een inhoud van twee liter met daarin een RVS lepel met een lichtgele olieachtige vloeistof en aan de binnenzijde van de maatbeker restanten wit poeder die door het NFI positief zijn getest op amfetamine;
  • vijf witte kunststof maatbekers met een inhoud van vijf liter en twee oranje kunststof trechters die met de kleurreactietest van de LFO allemaal positief testten op amfetamine;
  • een grijze vuilniszak met geelkleurig vet;
  • 26 zwarte doppen van jerrycans in een keukenlade;
  • een [merk 7] vloeistofpomp en diverse klemringen van de metalen blikken met een inhoud van 20 liter;
  • een elektronische weegschaal met display in een keukenlade;
  • drie zwarte emmers en een bloempot, allemaal besmet met wit poeder dat met de kleurreactietest van de LFO positief testte op amfetamine;
  • een chevron onder de wasbak op het aanrecht in de keuken. Door het NFI is de inhoud van de chevron positief getest op amfetamine in een sterk alkalische water en methanol oplossing. De wasbak en het aanrecht waren besmet met wit poeder dat met de kleurreactietest van de LFO positief testte op amfetamine;
  • twee blauwe klemdekselvaten met een inhoud van 200 liter, waarvan één gevuld met ongeveer 140 liter en de andere gevuld met ongeveer 180 liter lichtbruine vloeistof die naar ammoniak rook. Door het NFI is de inhoud van de klemdekselvaten positief getest op amfetamine;
  • twee metalen blikken met een inhoud van 20 liter die allebei gevuld waren met 7 respectievelijk 13 liter donkerbruine drab/destillatieafval;
  • twee speciekuipen met daarin twee trechters, een maatbeker en een gele slang met dompelpomp;
  • metalen deksels en sluitringen voor de metalen blikken met een inhoud van 20 liter;
  • een destillatieketel met een hoogte van 600 millimeter, een diameter van 500 millimeter en een inhoud van ongeveer 117 liter met daaronder drie gasbranders die waren aangesloten op twee gasflessen. De destillatieketel was aan de bovenzijde voorzien van een destillatiekoelbuis die was aangesloten op de waterleiding en afvoer. Onder de uitloop van de destillatiekoelbuis stond een witte jerrycan met een inhoud van 25 liter met daarin vier liter lichtgele vloeistof. Door het NFI is de inhoud van deze jerrycan positief getest op amfetamine in een zwak alkalische vloeistof. In de zijwand van de destillatieketel staken twee thermokoppels die waren aangesloten op twee elektronische multimeters. In de destillatieketel was ongeveer vier liter donkerbruine vloeistof aanwezig. Door het NFI is deze vloeistof positief getest op amfetamine in methanol. In de bovenzijde van de destillatieketel stak een buis die was aangesloten op een stoomgenerator. Onder deze stoomgenerator waren twee gasbranders geplaatst die waren aangesloten op een gasfles. De stoomgenerator had een hoogte van 500 millimeter, een diameter van 470 millimeter en een inhoud van ongeveer 86 liter;
  • een destillatieketel met een hoogte van 600 millimeter, een diameter van 500 millimeter en een inhoud van ongeveer 117 liter met daaronder drie gasbranders die waren aangesloten op twee gasflessen. De destillatieketel was aan de bovenzijde voorzien van een destillatiekoelbuis die was aangesloten op de waterleiding en afvoer. Onder de uitloop van de destillatiekoelbuis stond een witte jerrycan met een inhoud van 25 liter met daarin vier liter lichtgele vloeistof. Door het NFI is de inhoud van deze jerrycan positief getest op amfetamine in een sterk alkalische waterige vloeistof. In de zijwand van de destillatieketel stak een thermokop die was aangesloten op een elektronisch temperatuursensordisplay die op de achtermuur was bevestigd. In de destillatieketel was ongeveer vier liter donkerbruine vloeistof aanwezig. Door het NFI is deze vloeistof positief getest op amfetamine in methanol. In de bovenzijde van de destillatieketel stak een buis die was aangesloten op een stoomgenerator. Onder deze stoomgenerator waren twee gasbranders geplaatst die waren aangesloten op een gasfles. De stoomgenerator had een hoogte van 500 millimeter, een diameter van 470 millimeter en een inhoud van ongeveer 86 liter;
  • een gemodificeerd bierfust met aan de bovenzijde twee aansluitingen die gebruikt kon worden als stoomgenerator;
  • een metalen blik met een inhoud van 20 liter, voor de helft gevuld met een bruine vloeistof;
  • een houten plaat met een ronde afdruk, vermoedelijk afkomstig van een metalen blik met een inhoud van 20 liter. De afdruk was gevormd door bruine drab. De afdruk is door het NFI positief getest op voornamelijk aan amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen en lage concentraties amfetamine en BMK;
  • een zelfbouw stoomgenerator;
  • een ongebruikte destillatieketel;
  • een metalen steun ten behoeve van een destillatiekoelbuis;
  • een gebruikte destillatieketel en
  • een destillatiekoelbuis.
Tijdens het onderzoek werd door de LFO geconstateerd dat in de keukenruimte op het aanrecht en in de wasbak sporen van wit poeder zichtbaar waren. Op het aanrecht stond bovendien een kunststof maatbeker met een inhoud van twee liter met daarin een RVS lepel met een lichtgele olieachtige vloeistof. De binnenzijde van de maatbeker bevatte restanten wit poeder die positief testten op amfetamine. In het chevron onder de wasbak werd bovendien amfetamine in een sterk alkalische water en methanol oplossing aangetroffen. De aangetroffen sporen op het aanrecht en in de wasbak, de vloeistof in de chevron en de aanwezigheid van de maatbeker met inhoud wijzen op de omzetting van amfetamine base in amfetaminesulfaat. Vermoedelijk is de na de omzetting overgebleven vloeistof in de wasbak geloosd. [27]
De conclusie van het NFI luidt dat in het onderzoeksmateriaal amfetamine en BMK zijn aangetoond. [28]
[naam 14] heeft verklaard dat ‘ [verdachte] ’ wel eens in de schuur kwam waar het drugslaboratorium is aangetroffen. [verdachte] had een klein vrachtwagentje voor oud ijzer die hij wel eens binnen in de garage zette. [naam 14] weet de achternaam van [verdachte] niet. [verdachte] spoot gif en verdelgde onkruid bij [naam 14] . Hij is tussen de 35 en de 40 jaar oud en woont volgens [naam 14] in [plaatsnaam 3] . Zijn vader woont in [plaatsnaam 4] en deed iets met bewakingshonden. [verdachte] heeft volgens [naam 14] een tatoeage met de naam van zijn zoon [naam 17] op zijn hand getatoeëerd. [verdachte] en [naam 18] , niet zijnde [naam 16] , de eigenaar van het perceel, zullen volgens [naam 14] wel verantwoordelijk zijn voor het amfetaminelaboratorium.
[naam 14] heeft in een telefoongesprek met zijn dochter gezegd dat zij de namen van [verdachte] en [naam 18] nooit mag noemen. Dat zei hij omdat zij hem anders opknopen. [naam 14] heeft een keer gezien dat [verdachte] en [naam 18] olie of bruine vloeistof smolten. Hij zag een keer een jerrycan toen hij de hond ging voeren. Dat was na Kerstmis 2017. [verdachte] stond erbij en vertelde dat zij daar iets mee deden. [naam 14] zag een witte jerrycan staan met een donkere, koffie-kleurige vloeistof erin. [verdachte] vertelde dat deze vloeistof werd gesmolten. [naam 14] herkent [verdachte] op de foto van de camerabeelden die de politie hem laat zien. [29]
De gesprekken van [naam 14] zijn door de politie opgenomen en uitgeluisterd. Hieruit bleek dat hij op 23 februari 2018 om 15.00 uur een gesprek voerde met het telefoonnummer op naam van zijn dochter. In dit gesprek geeft [naam 14] aan dat hij voor galg en rad gaat en vier jaar vast komt te zitten als hij niet uitkijkt, terwijl hij er geen donder mee te maken heeft. De vrouw met wie hij belt vraagt hem: “En [naam 18] en [verdachte] dan?”, waarop [naam 14] zegt dat hij dat niet weet en dat zij die namen nooit moet noemen.
Uit onderzoek van de politie bleek dat verdachte in 2018 38 jaar oud was. Hij woonde in [plaatsnaam 5] . Zijn vader woonde in [naam 19] en hield zich bezig met het plaatsen van bewakingshonden op bedrijfsterreinen. Verdachte heeft verder een tatoeage met de naam [naam 17] op zijn linkerborst. [30]
[naam 14] heeft aanvullend verklaard dat [verdachte] en [naam 18] hem ooit hebben uitgelegd hoe de apparatuur werkte. Er ging een bruine vloeistof die uit jerrycans kwam in een van de ketels. Toen zij het [naam 14] uitlegden ging er een ander goedje in de ketel waarin de bruine vloeistof had gezeten. Dit was bedoeld om de ketel te reinigen. [naam 14] is met zijn hoofd dicht bij de ketel geweest toen het hem werd uitgelegd. Hij kan al jaren niets meer ruiken, maar hij voelde een prikkelende damp op zijn ogen slaan. [naam 14] heeft de aangetroffen gasbranders wel eens aan zien staan toen [verdachte] en [naam 18] er ook bij waren. [verdachte] zette zijn auto altijd in de grote hal. Hij kwam ook wel eens met de scooter. [31]
Op grond van het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat op 20 februari 2018 aan de [adres 3] een amfetaminelaboratorium is aangetroffen. Gelet op de aangetroffen goederen, stoffen en materialen en gelet op de onderzoeksresultaten van het NFI en van de LFO, stelt de rechtbank vast dat dit amfetaminelaboratorium ook daadwerkelijk in gebruik is geweest. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of verdachte verantwoordelijk is geweest voor dit amfetaminelaboratorium.
De rechtbank overweegt dat verdachte in ieder geval op 4 oktober en 5 oktober 2017 met zijn [merk auto 2] aanwezig is geweest op het perceel aan de [adres 3] . Daarnaast heeft hij zijn voertuig in de loods gereden waar het amfetaminelaboratorium is aangetroffen. Verdachte droeg op 4 oktober 2017 blauwe plastic handschoentjes toen hij zich op het perceel bevond. Kenmerkend voor personen die in drugslaboratoria werken, is dat zij vaak plastic handschoentjes dragen: enerzijds omdat zij met chemicaliën werken en anderzijds omdat zij geen vingerafdrukken willen achterlaten. Door buurtbewoners is verder gemeld dat onder andere twee voertuigen die bij verdachte in gebruik waren vaak op het perceel werden gezien. Bovendien heeft [naam 14] verklaard dat verdachte en ene ‘ [naam 18] ’, die voor de rechtbank verder onbekend is gebleven, verantwoordelijk waren voor het amfetaminelaboratorium. Dit heeft hij niet alleen bij de politie verklaard, maar ook in een telefoongesprek met zijn dochter. [naam 14] heeft gezien dat de gasbranders brandden op het moment dat verdachte en ‘ [naam 18] ’ in het amfetaminelaboratorium aanwezig waren. Daarnaast hebben verdachte en ‘ [naam 18] ’ in het bijzijn van [naam 14] bruine olie gesmolten. Toen dit gebeurde en [naam 14] met zijn hoofd dicht bij de ketel kwam, voelde hij een prikkelende damp op zijn ogen slaan.
Zoals de LFO heeft omschreven, duidt dat wat is aangetroffen op het omzetten van amfetamine base in amfetaminesulfaat. Ook de handelingen die verdachte en ‘ [naam 18] ’ hebben verricht, duiden op het vervaardigen van synthetische drugs.
Nu het voertuig van verdachte veelvuldig bij de loods is gezien, verdachte zelf bij de loods is gezien en [naam 14] heeft verklaard dat verdachte en ‘ [naam 18] ’ verantwoordelijk waren voor het amfetaminelaboratorium, is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat er voldoende wettig bewijs is voor wat verdachte ten laste is gelegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij maar één keer op het betreffende perceel is geweest. Hij was daar toen om gif te spuiten. Hij is niet in de loods geweest. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. [naam 14] heeft een andere verklaring afgelegd dan verdachte en bovendien zijn twee van zijn voertuigen door buurtbewoners meermalen op het perceel gezien, zodanig vaak dat zij de kentekens van de voertuigen noteerden. Daarnaast is op de camerabeelden gezien dat verdachte met zijn voertuig naar binnen reed in de loods, wat alleen al duidelijk maakt dat hij wel degelijk in de loods is geweest.
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Nu [naam 14] heeft verklaard dat verdachte met ene ‘ [naam 18] ’ verantwoordelijk was voor het amfetaminelaboratorium en verdachte geen verklaring heeft afgelegd die deze stelling ontzenuwt, acht de rechtbank bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Verdachte had een legale bron van inkomsten, heeft altijd als zelfstandige gewerkt en heeft verscheidene bedrijven gehad. Hij had aldus een legale herkomst voor het geldbedrag waarmee de horloges zijn gekocht. Verder is het tijdens de doorzoeking aangetroffen bedrag van € 2.900,- niet zodanig hoog dat dit onverklaarbaar is. Verdachte had dit bedrag deels gepind en deels met werken verdiend.
Beoordeling door de rechtbank
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres 5] op 29 juni 2021 werden onder andere de volgende goederen aangetroffen:
  • een contant geldbedrag van € 2.900,-, bestaande uit briefjes van € 10,00 en verspreid over drie bundels, verstopt in een pak cornflakes in de kamerkast;
  • een [merk 1] horloge dat door [naam 20] Juweliers in [plaatsnaam 8] werd geschat op een waarde van ongeveer € 11.000,-;
  • een [merk 4] horloge, met bijbehorend doosje, dat door [naam 20] Juweliers in [plaatsnaam 8] werd geschat op een waarde van ongeveer € 35.000,- en
  • een factuur van de levering van een [merk 5] ter waarde van € 17.985,- met een korting van € 6.985,- en een te betalen bedrag van € 13.310.- van 28 december 2017 op naam van [naam 21] uit [plaatsnaam 6] . De factuur is per kas voldaan.
Verdachte heeft verklaard dat de horloges en het aangetroffen geldbedrag van hem waren. [33]
Uit de opgevraagde fiscale gegevens van verdachte, zijn partner [naam 22] en Handelsonderneming [naam 15] blijkt dat verdachte en zijn partner in de periode van 2017 tot en met 2020 hebben moeten rondkomen van een inkomen rond het bijstandsniveau c.q. een minimuminkomen. Van Handelsonderneming [naam 15] waren over 2019 en 2020 nog geen belastingaangiften bekend. [34]
Uit de analyse die van de verstrekte gegevens van verdachte, zijn partner en Handelsonderneming [naam 15] is gemaakt, blijkt dat van verdachte geen aangiftegegevens bekend zijn, op een verzamelinkomen van € 10.000,- in 2018 na. Op zijn bankrekeningen had hij een negatief krediet van € 18.336,- in 2019 en van € 20.630,- in 2018. Hij ontving verder geen toeslagen. Van de partner van verdachte, [naam 24] , zijn ook geen aangiftegegevens bekend over 2017, 2018 en 2019. Zij had in 2016 een verzamelinkomen van € 21.707,- en in 2015 een verzamelinkomen van € 21.346,-. Van het UWV ontving zij in 2019 € 16.912,-, in 2018 € 16.347,- en in 2016 € 16.107,-. Daarnaast ontving zij huurtoeslag van ongeveer € 3.700,- per jaar, een kindgebonden budget van ongeveer € 6.000,- per jaar en zorgtoeslag van ongeveer € 900,00 per jaar. In 2019 stond er in totaal € 3.417 op haar bankrekening, in 2018 € 11.132,- en in 2017 € 7.811,-. Van Handelsonderneming [naam 15] waren ook geen aangiftegegevens bekend. In 2017 had de onderneming een jaaromzet van € 10.518,-, in 2018 een jaaromzet van
€ 40.179,-, in 2019 een jaaromzet van € 35.503,- en in 2020 een jaaromzet van € 7.871,-.
Verdachte lijkt, gelet hierop, niet te beschikken over een legale inkomstenbron die voldoende opbrengt om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. [35]
Bij nader onderzoek aan verschillende bankrekening is gebleken dat de bankrekening met nummer [nummer 1] op naam van Handelsonderneming [naam 15] Ltd op 4 januari 2019 werd gesloten. Deze bankrekening werd tot die tijd met name gevoed door contante stortingen van € 18.528,17 en door een bijschrijving van [naam 23] ter hoogte van € 7.865,-.
De bankrekening met nummer [nummer 2] op naam van [verdachte] werd met name gevoed door overschrijvingen vanaf de bankrekening van Handelsonderneming [naam 15] en door bijschrijvingen van cryptovaluta. De contante stortingen en opnames op deze rekening zijn nagenoeg gelijk.
De bankrekening met nummer [nummer 3] op naam van [verdachte] betrof een opgenomen krediet van € 18.663,16.
De bankrekening met nummer [nummer 4] op naam van [verdachte] werd nagenoeg niet gebruikt.
De bankrekening met nummer [nummer 5] op naam van [verdachte] werd niet gebruikt en is op 15 januari 2019 opgeheven.
De bankrekening met nummer [nummer 6] op naam van Handelsonderneming [naam 15] werd grotendeels gevoed door bijschrijvingen van verschillende ondernemingen, hetgeen mogelijk omzet betreft. Er werd geen contant geld gestort op deze bankrekening. Wel werd er € 21.450,- contant opgenomen van deze bankrekening.
De bankrekening met nummer [nummer 7] op naam van [naam 24] werd vooral gevoed vanaf de bankrekening met nummer [nummer 8] op naam van [naam 24] .
De bankrekening met nummer [nummer 9] op naam van [naam 24] betrof een spaarrekening waarvan enkel overboekingen plaatsvonden van en naar gekoppelde bankrekeningen.
De bankrekening met nummer [nummer 8] op naam van [naam 24] werd gevoed door bijschrijvingen van het UWV (een uitkering), de Belastingdienst (o.a. zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag), kinderbijslag, verzekeringsuitkeringen en Handelsonderneming [naam 15] Verder is in totaal € 48.652,89 contant op deze rekening gestort.
In totaal vonden in de periode van december 2016 tot en met mei 2019 contante stortingen van in totaal ongeveer € 65.000,- plaats op de bankrekeningen met nummer [nummer 8] op naam van [naam 24] en met nummer [nummer 1] op naam van Handelsonderneming [naam 15] Ltd. [36]
Uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat verdachte sinds 16 december 2016 bestuurder was van Handelsonderneming [naam 15] Uit de iCOV-vordering die de politie bij de Belastingdienst heeft gedaan, blijkt dat verdachte van 8 juli 2013 tot 5 december 2016 Handelsonderneming [naam 15] Ltd. op naam had staan. Sinds 16 december 2016 had hij Handelsonderneming [naam 15] op naam staan.
De politie heeft van verschillende bankrekeningen de historische bankmutaties opgevraagd in de periode van 1 december 2016 tot en met 30 juli 2021.
Uit de bankgegevens van Handelsonderneming [naam 15] Ltd. is gebleken dat van de totale bijschrijvingen van € 29.591,11 een bedrag van € 18.528,17, dus 63% van de totale bijschrijvingen, contant gestort was. Na de opheffing van de onderneming op 5 december 2016 werden er nog contante bedragen op deze bankrekening gestort.
Uit de bankgegevens van Handelsonderneming [naam 15] is gebleken dat er geen contante stortingen zijn gedaan op deze bankrekening. In de periode van 1 december 2016 tot en met 30 juli 2021 is op deze bankrekening een bedrag van € 403.507,85 bijgeschreven en een bedrag van € 368.520,82 afgeschreven.
Er bleek in de gevorderde periode € 21.450,- contant te zijn opgenomen van de rekening (6% van de totale afschrijvingen), € 78.859,79 te zijn uitgegeven ten behoeve van levensonderhoud (21% van de totale afschrijvingen), € 40.500,- te zijn overgemaakt naar de privérekening van verdachte (11% van de totale afschrijvingen) en € 53.163,50 te zijn overgemaakt naar [naam 24] (14% van de totale afschrijvingen). In totaal lijkt 52% van de afschrijvingen gebruikt te worden ten behoeve van verdachte. Er zijn in de afschrijvingen in het geheel geen bancaire loonkosten te vinden. [37]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij voor verdachte de administratie doet. Hij kreeg van verdachte in- en uitgaande facturen en bankafschriften aangeleverd en maakte daarmee de administratie in orde. Verdachte hield geen kasboek bij. [38]
De rechtbank overweegt dat van verdachte bij de Belastingdienst geen inkomsten bekend zijn, op een verzamelinkomen van € 10.000,- in het jaar 2018 na. Zijn partner heeft verder een beperkt inkomen en door zijn onderneming werd geen loon uitbetaald. Nu verdachte niet beschikt over een zichtbare, legale inkomstenbron en hij niettemin twee dure horloges bezat met een geschatte totaalwaarde van € 46.000,- en verder nog over een contant geldbedrag van € 2.900,- beschikte, levert dit een vermoeden op van witwassen.
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en het ten laste gelegde. Dit betekent dat het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ pas bewezen kan worden indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de gelden en voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Nu er op grond van de feiten en omstandigheden sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen en gelden. Deze verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij wel degelijk een legale inkomstenbron had, van Handelsonderneming [naam 15] afkomstig. Van de aangetroffen € 2.900 had verdachte een bedrag van € 1.000,- gepind en een bedrag van € 2.000,- verdiend met werken. Het [merk 1] horloge met een geschatte waarde van € 11.000,- had verdachte in 2017 gekocht voor een bedrag van € 7.000,-. Hier had hij lang contant geld voor gespaard. Het [merk 1] horloge met een geschatte waarde van € 35.000,- had verdachte in 2016 of 2017 geruild voor twee auto’s: een [merk 6] en een [merk auto 4] oprijwagen. Het horloge had op dat moment een vraagprijs van € 17.000,- en verdachte had € 24.000,- uitgegeven aan de auto’s. De factuur stond ten onrechte op naam van [naam 21] . [naam 21] was de monteur van verdachte en was met de [merk 6] naar de RDW gegaan. Zo is de verwarring ontstaan.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet voldoende concreet, verifieerbaar en waarschijnlijk om het hiervoor genoemde rechtsvermoeden te ontzenuwen. Van de gestelde herkomst van de contante geldbedragen is geen onderbouwing overgelegd. Zo is er geen factuur overgelegd waaruit de inkomsten van € 2.000,- blijken en werd door de onderneming geen kasboek bijgehouden. Daarnaast is het niet aannemelijk dat een bedrag van € 1.000,- dat gepind wordt in briefjes van € 10,00 uit de pinautomaat komt. Voorts is het niet aannemelijk dat verdachte het [merk 1] horloge van geschat € 11.000,- heeft betaald met geld dat hij contant had gespaard en legaal had verkregen, nu hij deze in 2017 heeft gekocht en verder, behalve in 2018, geen legale inkomstenbron van verdachte bekend was. Tot slot acht de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte het [merk 1] horloge van geschat € 35.000,- heeft geruild tegen twee voertuigen. Op de factuur, die overigens niet op naam van verdachte is gesteld, staat niets over het ruilen met twee auto’s. Hierop staat juist dat de factuur per kas is voldaan. Voorts is geen legale inkomstenbron bekend waarmee verdachte de auto’s of het horloge had kunnen aankopen.
Uit de van de Belastingdienst gevorderde gegevens blijkt dat ook de inkomsten van de partner van verdachte zeer beperkt waren. Verdachte leek zelfs niet genoeg geld te hebben om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, laat staan dat hij genoeg legale inkomsten genereerde om te kunnen beschikken over € 2.900,- aan contanten en twee horloges met een totale waarde van € 46.000,-.
Nu verdachte geen bekende legale inkomstenbron (van voldoende omvang) had en niettemin over twee dure horloges en een fors contant geldbedrag beschikte, terwijl hij geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van deze goederen en gelden, kan het niet anders zijn dan dat de gelden en voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De laatste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen.
Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een “gewoonte”, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. Daarbij geldt niet de eis dat wordt vastgesteld dat de verdachte ‘de neiging’ had om telkens weer zich schuldig te maken aan het misdrijf, of dat die gedragingen zich met een bepaalde minimumfrequentie hebben voorgedaan (o.a. Hoge Raad 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1702).
Verdachte heeft verklaard dat hij de twee [merk 1] horloges in 2016 en/of 2017 had gekocht. Op 29 juni 2021 zijn de twee horloges en een contant geldbedrag van € 2.900,- in zijn woning aangetroffen. Ten laste gelegd is dat verdachte zich in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 29 juni 2021 schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De ten laste gelegde periode kan aldus bewezen worden verklaard.
Uit het dossier blijkt onvoldoende van de aard en omstandigheden van de concrete witwasgedragingen van verdachte en van het aantal gedragingen, zodat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde gewoontewitwassen komt. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit voor het overige wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één ofmeerdere tijdstippen in de periode
van01 maart 2019 tot en met 29 juni 2021 te Kootwijkerbroek
en/of Veenendaal en/of Ede en/of Overberg en/of Barneveld, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
meermaals,
althans eenmaal,
(telkens
)
om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken
,en/ofvervoeren
en/of binnen het grondgebied van Nederland brengenvan
amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,zijnde amfetamine en
/of
cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne,
(telkens
) een of meermiddel
(len
)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en
/ofte bevorderen
zich
ofeneen ander gelegenheid
ofenmiddelen tot het plegen van dat feit heeft trachten te verschaffen
en
/ofvoorwerpen
,enstoffen
, gelden, of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij
en/of verdachtes mededader(s)wist
(en) of ernstige reden had(den) om te vermoedendat die
/dezewaren bestemd tot het plegen van
dat/die feit
(en
),
immers heeft hij, verdachte
en/of zijn mededaders
- gefungeerd als tussenpersoon in het verkopen en
/ofbestellen
en/of afleverenvan
een ofmeerdere
(gemodificeerde
)ketel
(s
), althansenhardware, voor de productie van synthetische drugs en
/of
- geld geïnvesteerd in chemicaliën en/of hardware ten behoeve van de productie van amfetamine, cocaïne, (drugs)percursoren of halffabrikaten en/of
- hardware voorhanden gehad ten behoeve van het produceren van amfetamine
en/of cocaïneen
/of een ofmeerdere reactieketel
(s
)voorhanden gehad en
/of
-
een ofmeerdere gasbrander
(s
)en
/ofeen
of meerderezwarte slang
(en)met koppelstuk en
/of een ofmeerdere trechter
(s
)en
/of een ofmeerdere maatbeker
(s
)en
/ofeen
of meerderescheidtrechter
(s)en
/of een ofmeerdere temperatuurmeter
(s
)en
/ofeen
of meerdereslakkenhuisluchtafzuiging
(en)voorhanden gehad en
/of
- 260 liter,
althans een hoeveelheid,zoutzuur en
/of (andere
)grondstoffen,
althans chemicaliën,waaronder een hoeveelheid APAAN en
/of mierenzuur en/of formamide en/of caustic soda en/of fosforzuur en/ofmethanol
en/of acetonvoorhanden gehad;
2.
hij op
een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode09 juni 2020
tot en met 11 juni 2020te [plaatsnaam 1]
en/of Veenendaal en/of Ede en/of Kootwijkerbroek, althans in Nederland,
heeft vervoerd
, in elk gevalenopzettelijk aanwezig heeft gehad, een
(grote
)hoeveelheid cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in
of omstreeksde periode
van1 oktober 2017 tot en met 20 februari 2018 te Barneveld,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en),
althans alleen,
meermalen,
althans eenmaal,
(telkens
)opzettelijk
heeft bereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt en
/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/ofvervaardigd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een
(grote
)hoeveelheid amfetamine,
in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine,
(telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op
een of meer tijdstippenin of omstreeks de periode
van01 maart 2019 tot en met 29 juni 2021 te Veenendaal
en/of Rhenen en/of Ede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens)voorwerpen, te weten een
(contant
)geldbedrag (
ongeveerEURO 2900) en
/of een ofmeerdere horloge
(s
)(van het merk
/de merken[merk 1]
en/of [merk 2])
heeft
verworven,voorhanden gehad,
overgedragen en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf
en/of enig eigen misdrijf zulks terwijl hij, verdachte van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, zich en een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
de eendaadse samenloop van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
witwassen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte geen langere gevangenisstraf wordt opgelegd dan een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. Daarvan dient een deel voorwaardelijk te worden opgelegd met de door de reclassering omschreven bijzondere voorwaarden. Als verdachte nog langer vast blijft zitten, komt zijn gezin verder in de financiële problemen en zal zijn onderneming mogelijk failleren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dat is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van amfetamine en cocaïne. Hij heeft in dat kader onder meer als tussenpersoon gefungeerd bij de aanschaf van ketels en andere hardware. Verdachte had een bemiddelende rol en zorgde ervoor dat vraag en aanbod bij elkaar kwamen, waarbij verdachte de onmisbare schakel was die ervoor zorgde dat personen en groeperingen die elkaar niet kenden zaken met elkaar konden doen. Uit de door verdachte gevoerde Encrochat-gesprekken blijkt duidelijk dat verdachte veelvuldig contact had met een groot aantal verschillende partijen, waarbij onder meer gesproken werd over grondstoffen, chemicaliën, ketels en de in- en uitvoer van drugs. Daarnaast heeft verdachte ketels, chemicaliën en andere goederen voorhanden gehad die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van synthetische drugs. Op deze wijze heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de productie van en handel in harddrugs. Verdachte heeft verder een blok cocaïne voorhanden gehad en willen verkopen, waarmee hij eveneens heeft bijgedragen aan het in stand houden van de drugshandel. Hetzelfde geldt voor het amfetaminelaboratorium dat verdachte mede exploiteerde.
Cocaïne en amfetamine zijn harddrugs die schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Deze middelen zijn bovendien zeer verslavend. Niet alleen levert het gebruik van deze middelen gezondheidsproblemen op, maar verslaafden komen ook vaak in financiële problemen door hun verslaving. Hierdoor gaan zij in veel gevallen strafbare feiten plegen, hetgeen nog meer maatschappelijke schade aanricht. Daarnaast heeft de productie van drugs nog meer negatieve maatschappelijke gevolgen. De handel in harddrugs is zeer lucratief. De productie en verkoop ervan gaat vaak gepaard met andere vormen van zware, georganiseerde criminaliteit, waaronder wapenbezit, wapenhandel en ernstige vormen van geweld. Dit zijn maatschappij-ontwrichtende feiten. Daarnaast wordt het afval dat ontstaat door de productie van synthetische drugs vaak in de natuur geloosd, hetgeen grote schade aan het milieu veroorzaakt. Zo werd in het door verdachte mede geëxploiteerde amfetaminelaboratorium in de chevron van de wasbak vermoedelijk drugsafval aangetroffen, hetgeen aan de watervoorziening grote schade toebrengt.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan witwassen. Hij beschikte over een contant geldbedrag en over twee dure horloges, terwijl hij niet over een bekende, legale inkomstenbron beschikte waarmee dit te verklaren is. Dit draagt bij aan het maatschappij-ontwrichtende karakter van de door verdachte gepleegde feiten.
Verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen en zich enkel laten leiden door zijn eigen geldelijk gewin. Dat op dit moment financiële problemen ontstaan binnen het gezin van verdachte en dat zijn onderneming dreigt te failleren, zoals door de verdediging is gesteld, is aan het handelen van verdachte zelf te wijten. Hij heeft door zijn gedragingen een belangrijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie van en de handel in harddrugs, met alle gevolgen van dien.
De reclassering heeft in de rapportages van 3 februari en 29 juni 2022 geschreven dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte zich vooral sociaal-wenselijk presenteert, vanuit de logische behoefte zo snel mogelijk in vrijheid gesteld te worden. Indien de zaak in volle omvang bewezen wordt geacht, moet de reclassering concluderen dat dit het geval is. De reclassering ziet wel ingangen om een traject met verdachte op te starten. Verdachte heeft herhaaldelijk aangegeven hulp van de reclassering te willen om zijn leven verder vorm te kunnen geven en zich te ontwikkelen. De reclassering adviseert daarom aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank ziet, anders dan de reclassering, geen aanleiding een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde feiten en deze allemaal ontkend. Hierdoor kan de reclassering geen goede inschatting maken van het recidiverisico en heeft de reclassering op de vlakte moeten blijven met betrekking tot de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Nu verdachte geen inzicht heeft gegeven in zijn beweegredenen en de achtergrond van de door hem gepleegde feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet aan een concrete hulpvraag worden gewerkt. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte gepleegde feiten zo ernstig zijn dat enkel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak passend is. De rechtbank houdt daarbij rekening met de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen plegen op te leggen.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank legt een lagere straf aan verdachte op dan door de officier van justitie heeft gevorderd, nu de rechtbank minder bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie bewijsbaar acht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal het geldbedrag van € 2.900,-, het zilveren [merk 1] horloge en het gouden [merk 1] horloge met serienummer [nummer 10] die aan verdachte toebehoren en met betrekking tot welke feit 4 is begaan verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47, 55, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd het geldbedrag van € 2.900,-, het zilveren [merk 1] horloge en het gouden [merk 1] horloge met serienummer [nummer 10] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en
mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers en mr. T.L. Tuitert, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 september 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 25] en [naam 26] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 11] (Onderzoek [naam 27] / [nummer 12] ), gesloten op 10 januari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het begeleidend schrijven bij aanvraag art. 126uba Sv in [naam 1] , p. 4474-4480.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 4576-4579.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juli 2022.
5.Het proces-verbaal zaaksdossier onderzoek Encrochatberichten gebruikersnaam [naam 7] , p. 4279-4280.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juli 2022.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2853-2856.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO, p. 2858-2862.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2022.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 750-751.
11.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 9] , p. 1501.
12.Het proces-verbaal zaaksdossier onderzoek Encrochatberichten gebruikersnaam [naam 7] , p. 4277.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 5613-5618.
14.Het proces-verbaal van observatie dinsdag 9 juni 2020, p. 4595-4599.
15.Het proces-verbaal zaaksdossier onderzoek Encrochatberichten gebruikersnaam [naam 7] , p. 4282-4283 en het proces-verbaal zaaksdossier zaak [naam 28] , p. 3826.
16.Het proces-verbaal zaaksdossier zaak [naam 28] , p. 3827.
17.Het proces-verbaal zaaksdossier zaak [naam 28] , p. 3809.
18.Het proces-verbaal zaaksdossier zaak [naam 28] , p. 3815.
19.Het proces-verbaal zaaksdossier zaak [naam 28] , p. 3816.
20.Het proces-verbaal van verdenking, p. 3857.
21.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 12] door de rechter-commissaris van 10 juni 2022.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten ‘ [naam 29] ’ van het Cluster Synthetische Drugs van de Landelijke Recherche, p. 4874.
23.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 139.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 142.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 299-300.
26.Het proces-verbaal van bevindingen pand 259-1 met bijlagen,, p. 189-192 en het proces-verbaal van verdenking, p. 356.
27.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO, p. 272-279.
28.Een schriftelijk bescheid, te weten het Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie [adres 6] van het NFI van 19 maart 2018, separaat aan het procesdossier toegevoegd.
29.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 14] , p. 230-232.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 255-256.
31.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 14] , p. 249-250.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 6243-6246.
33.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 6345.
34.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3249-3250.
35.Het proces-verbaal van bevindingen iRVI m.b.t. [naam 30] , aanvulling algemeen relaas.
36.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 3250-3252.
37.Het proces-verbaal van bevindingen ‘beschouwing bedrijfsvoering Handelsonderneming [naam 15] ’ van 17 mei 2022, separaat aan het procesdossier toegevoegd.
38.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 12 april 2022, separaat aan het procesdossier toegevoegd.