ECLI:NL:RBGEL:2022:5527

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4278 - 22_4304
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersbesluit tot afsluiting van de Hoog Buurloseweg voor de vervanging van het viaduct Hoog Burel

Op 14 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn. Het college had besloten om de Hoog Buurloseweg ter hoogte van het viaduct Hoog Burel af te sluiten van 1 september 2022 tot 1 maart 2023, in verband met de vervanging van het viaduct. Dit besluit werd aangevochten door verschillende partijen, waaronder de Stichting Werkgroep Milieuzorg Apeldoorn (SWMA) en de Stichting Initiatiefgroep Radio Kootwijk. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college een redelijke belangenafweging had gemaakt en dat er geen reden was om het verkeersbesluit te schorsen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de veiligheid van het verkeer op de A1 en de noodzaak voor de vervanging van het viaduct zwaarwegende belangen zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omrijroute voldoende capaciteit heeft en dat de calamiteitenroute voor hulpdiensten adequaat is. De verzoeken om een voorlopige voorziening werden afgewezen, en de voorzieningenrechter stelde vast dat de werkzaamheden aan het viaduct zo snel mogelijk moeten plaatsvinden om verdere veiligheidsrisico's te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 22/4278 en ARN 22/4304

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 september 2022

in de zaken tussen

Stichting Werkgroep Milieuzorg Apeldoorn (SWMA),

(gemachtigde: mr. drs. J. Rutteman),

Stichting Initiatiefgroep Radio Kootwijk en anderen,

(gemachtigde: mr. A. van Lohuizen)
en

het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (het college).

(gemachtigden: mr. M.B. Jansen en W. Mulder).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
de minister van Infrastructuur en Waterstaat(Rijkswaterstaat)
(gemachtigden: mr. L.M. Bosselaar-Modderkolk, mr. drs. T.D.S. Peelen en A. Bouwmeester).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van het verkeersbesluit van het college om per 1 september 2022 de Hoog Buurloseweg ter hoogte van het viaduct Hoog Burel af te sluiten tot 1 maart 2023 omdat het viaduct vervangen moet worden. Naar aanleiding van de verzoeken heeft het college laten weten dat de wegafsluiting niet eerder dan in oktober - half oktober 2022 zal plaatsvinden. Rijkswaterstaat heeft toegelicht dat in verband met de voorbereiding van de werkzaamheden door de aannemer uiterlijk op 15 september 2022 duidelijk moet zijn of met de werkzaamheden kan worden gestart.
1.1.
Op 10 november 2021 is het primaire verkeersbesluit gepubliceerd. Hangende de bezwaarprocedure is verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 13 januari 2022 [1] heeft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening getroffen.
1.2.
Het college heeft op 13 juli 2022 en 15 juli 2022 op de bezwaren beslist. Het besluit van 15 juli 2022 is een gepubliceerd verkeersbesluit. Verzoekers hebben beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 12 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben de volgende personen deelgenomen. Namens de SWMA zijn verschenen: [A] , algemeen bestuurslid, [B] , algemeen bestuurslid en de gemachtigde. Namens de Stichting Initiatiefgroep Radio Kootwijk en anderen zijn verschenen: [C] , [D] , [E] en de gemachtigde. Namens het college en Rijkswaterstaat zijn verschenen de gemachtigden.
1.4.
Op 14 september 2022 is uitspraak gedaan. De beslissing van de voorzieningenrechter is telefonisch aan partijen meegedeeld. Op zitting is door de voorzieningenrechter meegedeeld dat de schriftelijke uitspraak met de motivering van de beslissing naar verwachting twee weken later zou volgen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Om de vervanging van het viaduct Hoog Burel mogelijk te maken heeft het college op 10 november 2021 een verkeersbesluit genomen om per 3 januari 2022 de Hoog Buurloseweg ter hoogte van het viaduct Hoog Burel af te sluiten tot juni 2022 of zoveel korter of langer als nodig om de werkzaamheden af te ronden. Het verkeersbesluit houdt in dat de borden A1 (maximum snelheid 30 km/u), C1 (weg afgesloten voor alle voertuigen) en C16 (voetpad afgesloten voor voetgangers) worden geplaatst. [2]
2.1.
In de uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 januari 2022 op de verzoeken om voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het primaire verkeersbesluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid. Er was onvoldoende duidelijkheid over de effecten van het verkeersbesluit op de natuur. Daarom kon niet worden beoordeeld of het college in redelijkheid tot de wegafsluiting heeft kunnen komen, gelet op de betrokken belangen. Het college moest de betrokken (natuur)belangen beter onderzoeken en inzichtelijk maken. De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken toegewezen en het verkeersbesluit geschorst tot zes weken nadat op de bezwaren is beslist.
2.2.
Voor het nemen van het verkeersbesluit van 15 juli 2022 heeft het college onderzoeksbureau Tauw onderzoek laten verrichten. De bevindingen van Tauw staan in het onderzoeksrapport van 25 maart 2022 en vormen mede de motivering van het verkeersbesluit. Het onderzoek heeft er met name in geresulteerd dat de periode van de werkzaamheden is verplaatst naar 1 september 2022 tot 1 maart 2023 en dat mitigerende maatregelen worden genomen ter beperking van de aantasting van natuur.
2.3.
Op 5 april 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij de onafhankelijke bezwarencommissie (de commissie). Op 31 mei 2022 heeft de commissie advies uitgebracht.
2.4.
Bij besluiten van 13 juli 2022 heeft het college de bezwaren van [C] en [F] niet-ontvankelijk verklaard, en het bezwaar van SWMA ongegrond. Hiermee is het advies overgenomen van de commissie. Op 15 juli 2022 heeft het college in een gepubliceerd verkeersbesluit besloten om per 1 september 2022 de Hoog Buurloseweg ter hoogte van het viaduct Hoog Burel af te sluiten tot 1 maart 2023. Dit doet het college door de borden A1 (maximum snelheid 30 km/u), C1 (weg afgesloten voor alle voertuigen) en C16 (voetpad afgesloten voor voetgangers) te plaatsen. Het college heeft verder besloten mitigerende maatregelen te nemen door het plaatsen van faunaschermen en faunapassages ter bescherming van amfibieën en reptielen ter hoogte van het open heidegebied met vennen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter zal voordat hij aan de inhoudelijke beoordeling toekomt een aantal procedurele en formele punten bespreken.
3.1.
De voorzieningenrechter oordeelt in deze uitspraak alleen over het verkeersbesluit en niet over andere beslissingen die met de vervanging van het viaduct samenhangen. SWMA en Stichting Initiatiefgroep Radio Kootwijk en anderen hebben geen gronden ingediend tegen het vaststellen van de maximumsnelheid op 30 km/u. De uitspraak ziet daarom alleen op het afsluiten van de weg en het voetpad over het viaduct voor alle voertuigen en voetgangers.

In de zaak 22/4304 Stichting Initiatiefgroep Radio Kootwijk en anderen

Wijziging verkeersbesluit
4. Het verkeersbesluit van 15 juli 2022 geldt voor een andere periode dan het primaire besluit. In het primaire besluit zou het viaduct worden afgesloten van 3 januari 2022 tot juni 2022 of zoveel korter of langer als nodig om de werkzaamheden af te ronden. In het verkeersbesluit van 15 juli 2022 is de periode gewijzigd naar 1 september 2022 tot 1 maart 2023. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat het besluit van 15 juli 2022 te beschouwen is als het resultaat van een volledige heroverweging in bezwaar. Tegen dit gehele besluit stond beroep open en niet deels bezwaar zoals in de rechtsmiddelenclausule onder het besluit is opgenomen.
De besluiten op bezwaar ten name van [F] en [C]
5. In het advies van de commissie is weergegeven dat tegen het besluit van 10 november 2021 bewaren zijn ingediend door (onder andere):
- [F] (bezwaarde 1), mede namens medewerkers van De Meerzorg en bewoners van De Meerzorg afdeling Buitengewoon; en
- [C] (bezwaarde 2), mede ondertekend door Westland en de Boer, en mede namens Initiatiefgroep Radio Kootwijk en diverse anderen.
De voorzieningenrechter zal de bezwaarmakers namens wie [F] mede bezwaar heeft gemaakt aanduiden als ‘andere bezwaarden 1’ en de bezwaarmakers namens wie [C] mede bezwaar heeft gemaakt aanduiden als ‘andere bezwaarden 2’
5.1.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat met de besluiten van 13 juli 2022 die zijn gericht aan [F] en [C] ook is beslist op de bezwaren van de andere bezwaarden 1 en de andere bezwaarden 2.
5.2.
Stichting Initiatiefgroep Radio Kootwijk en anderen voeren aan dat de besluiten van 13 juli 2022 enkel zijn gericht aan de personen [F] en [C] . Op de bezwaren van de andere bezwaarden 1 en andere bezwaarden 2 is nog niet beslist.
5.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat er een reële kans bestaat dat de rechtbank in de bodemprocedure zal oordelen dat met de besluiten van 13 juli 2022 niet is beslist op de bezwaren van de andere bezwaarden 1 en andere bewaarden 2. In de besluiten wordt weliswaar verwezen naar het advies van de onafhankelijk bezwarencommissie maar in de besluiten wordt slechts gesproken over ‘uw bezwaarschrift’ en wordt door het college gesteld dat ‘u’ niet-ontvankelijk bent in ‘uw’ bezwaar omdat ‘u’ niet bent aan te merken als belanghebbende. Iedere verwijzing naar andere bezwaarden 1 en ander bezwaarden 2 ontbreekt. Bovendien is volgens het advies van de onafhankelijke bezwarencommissie het bezwaar van de andere bezwaarden 1 niet-ontvankelijk omdat het te laat is ingediend terwijl in het besluit van [F] slechts is vermeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is omdat zij geen belanghebbende is. Dat betekent dat de voorzieningenrechter er in het kader van dit verzoek om een voorlopige voorziening vanuit gaat dat er nog op de bezwaren van andere bewaarden 1 en ander bezwaarden 2 beslist moet worden.
5.4.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat in het advies van de onafhankelijke bezwarencommissie weliswaar is overwogen dat het bezwaar van de andere bezwaarden 1 niet-ontvankelijk is, maar in het advies is vervolgens opgenomen dat de commissie deze bezwaren om die reden als steunbetuigingen zal aanmerken en niet als zelfstandige bezwaarschriften. Voor zover hiermee bedoeld zou zijn dat niet op de bezwaren van andere bezwaarden 1 beslist hoeft te worden, kan de voorzieningenrechter dat niet volgen. Vast staat dat de andere bezwaarden 1 bezwaar hebben gemaakt. Zoals onder 5.3. ook al door de voorzieningenrechter is overwogen moet op die bezwaren nog worden beslist.
De besluiten van 13 juli 2022 en 15 juli 2022 en de beroepen van [F] en [C]
6. In de besluiten van 13 juli 2022 is het bezwaar van [F] respectievelijk [C] niet-ontvankelijk verklaard. Met die besluiten is volledig op de bezwaren van [F] en [C] beslist. De niet-ontvankelijk verklaring leidt niet tot een wijziging van het verkeersbesluit van 10 november 2021 waartegen de bezwaren waren gericht, zodat geen publicatie van de besluiten van 13 juli 2022 vereist is op grond van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW). De besluiten zijn enkel gericht aan [F] en [C] . Het betreft dus geen besluiten die ‘niet tot een of meer belanghebbenden’ zijn gericht, zoals bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de bekendmaking van deze besluiten geschiedt door toezending aan [F] en [C] .
6.1.
Het besluit van 15 juli 2022 houdt in dat, na een volledige heroverweging in bezwaar, het verkeersbesluit gewijzigd wordt vastgesteld. In het verkeersbesluit is overwogen dat het college heeft besloten een aantal bezwaren niet-ontvankelijk te verklaren, maar het dictum van het besluit betreft alleen de gewijzigde vaststelling van het verkeersbesluit. Het dictum in het besluit van 15 juli 2022 bevat niet (een herhaling van) de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren van [F] en [C] .
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat uit het beroepschrift en het verzoekschrift blijkt dat het beroep van [F] en [C] specifiek gericht is tegen het besluit van 15 juli 2022. Tijdens de behandeling van de verzoeken om voorlopige voorziening op zitting was er (nog) geen beroep ingesteld door [F] respectievelijk [C] tegen het besluit van 13 juli 2022. [F] en [C] hebben het standpunt ingenomen dat zij de besluiten van 13 juli 2022 niet per post hebben ontvangen en dat zij pas van deze besluiten kennis hebben genomen in het kader van de onderhavige procedures omdat de besluiten bij de door het college overgelegde stukken zaten. Indien [F] en [C] alsnog beroep instellen tegen de besluiten van 13 juli 2022, zal in die procedures moeten worden beoordeeld of het beroep tijdig is ingediend.
Het beroep van Stichting Initiatiefgroep Radio Kootwijk
7. De Initiatiefgroep Radio Kootwijk (IRK), één van de andere bezwaarden 2, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 november 2021. Op 21 maart 2022 is de Stichting Initiatiefgroep Radio Kootwijk (SIRK) opgericht. Zoals volgt uit rechtsoverweging 5.2. moet het college nog op het bezwaarschrift van IRK beslissen. De onafhankelijke bezwarencommissie heeft geadviseerd het bezwaar van IRK niet-ontvankelijk te verklaren omdat de SIRK pas is opgericht na afloop van de bezwaartermijn.
7.1.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De IRK heeft bezwaar gemaakt tegen het verkeersbesluit van 10 november 2021. Het college moet in het kader van de vraag of IRK belanghebbende is beoordelen of de IRK voor afloop van de bezwaartermijn aangemerkt moest worden als een zogenaamde informele vereniging. Volgens de rechtspraak is daarvan sprake wanneer de feitelijke werkzaamheden zijn begonnen voor de bezwaartermijn en sprake is van een organisatorisch verband dat is opgericht voor een bepaald doel. [3] Indien de IRK als informele vereniging moet worden aangemerkt, is voor de ontvankelijkheid van het bezwaar niet van belang dat de SIRK pas na afloop van de bezwaartermijn is opgericht. Er moet immers beslist worden op het bezwaar van IRK en niet op het bezwaar van de SIRK.
7.2.
De SIRK heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 15 juli 2022. De SIRK is weliswaar pas opgericht na afloop van de bewaartermijn, maar klaarblijkelijk is de SIRK bedoeld als opvolger van de IRK. Daarom is de voorzieningenrechter van oordeel dat, als het bezwaar van de IRK als informele vereniging ontvankelijk zou zijn, in beroep aan de SIRK niet kan worden tegengeworpen dat door de SIRK geen bezwaar is gemaakt tegen het primaire besluit.
7.3.
Op de zitting heeft [C] , secretaris van de SIRK, meegedeeld dat de naam IRK vanaf halverwege november 2021 is gebruikt, en dat digitaal met bewoners van Radio Kootwijk werd overlegd over het verkeersbesluit van 10 november 2021. Hoewel nog onduidelijk is of de IRK moet worden aangemerkt als informele vereniging, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de SIRK het voordeel van de twijfel te geven, en er in het kader van dit verzoek om voorlopige voorziening van uit te gaan dat het bezwaar van IRK ontvankelijk zal zijn, en het beroep van de SIRK ook. Om deze reden zal de voorzieningenrechter overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening.

In de zaken 22/4278 en 22/4304

8. Weliswaar heeft het college de bezwaren van SIRK en anderen (hierna: SIRK) niet inhoudelijk beoordeeld maar uit het verweerschrift dat het college heeft ingediend naar aanleiding van het eerste verzoek om voorlopige voorziening, de reactie op de bezwaren voor de hoorzitting bij de onafhankelijk bezwarencommissie en de verweerschriften in de onderhavige procedures volgt dat het college zich op het volgende standpunt stelt.
8.1.
Het viaduct Hoog Burel over de A1 moet vervangen worden vanwege constructiefouten. Gedurende de werkzaamheden is het voor de veiligheid van het (werk)verkeer noodzakelijk dat de Hoog Buurloseweg ter hoogte van het viaduct wordt afgesloten en doorgaand verkeer dus niet mogelijk is. Er zal een omleidingsroute worden aangegeven voor zowel gemotoriseerd verkeer als fietsverkeer. Ten aanzien van de bereikbaarheid voor de hulpdiensten heeft het college gesteld dat afspraken zijn gemaakt met de hulpdiensten en dat voor de hulpdiensten een calamiteitenroute is ingesteld zodat de maximale aanrijtijden bij calamiteiten gewaarborgd blijven. Ook zijn gelet op het onderzoeksrapport van TAUW de natuuraspecten voldoende onderzocht en de conclusies inzichtelijk gemaakt. Uit het onderzoeksrapport volgt dat er ten aanzien van stikstof slechts sprake is van tijdelijke emissies. Daarnaast worden voor de overige natuuraspecten maatregelen genomen om verstoring te voorkomen. De natuur wordt beperkt getroffen door het verkeersbesluit. Het college stelt dat alle belangen voldoende zijn onderzocht en meegenomen en dat zij in redelijkheid tot onderhavig verkeersbesluit heeft kunnen komen.
8.2.
SIRK voert aan dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de verslechterde bereikbaarheid van Radio Kootwijk door de omrijroute. Ook kan dit zorgen voor gevaarlijke situaties. De door het college genoemde calamiteitenroute is niet toereikend. SWMA en SIRK voeren verder aan dat uit het onderzoeksrapport van Tauw blijkt dat geen onderzoek is verricht naar de gevolgen van het besluit voor de stikstofdepositie. Daarom zijn de nadelige gevolgen van het besluit nog steeds onvoldoende afgewogen, inclusief de gevolgen van het omrijden door de afsluiting. Ook zijn de overige natuuraspecten onvoldoende meegewogen. Er zijn alternatieven voorhanden. Het college heeft deze alternatieven onvoldoende onderzocht.
9. Het is vaste rechtspraak dat een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toekomt bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerwet 1994 (WVW 1994) genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. [4]
Omrijroute
10. SIRK voert aan dat de Pomphulweg als omrijroute ongeschikt is. Er zal een extreme toename zijn van verkeer wat de verkeersveiligheid in gevaar zal brengen. De Pomphulweg wordt veel gebruikt door fietsers, zij lopen een groot risico met de extreme toename van het verkeer. Ook wordt de Pomphulweg normaliter niet goed gestrooid als het glad is. Verder zal een hele gemeenschap vele tientallen kilometers om moeten rijden. Er is geen rekening mee gehouden dat dit betekent dat een hele gemeenschap van goed vervoer dan wel fatsoenlijke bereikbaarheid wordt afgesneden. Ten slotte voert SIRK aan dat de Pomphulweg de enige verharde weg naar Radio Kootwijk is. Mocht de Pomphulweg door een ongeluk of een andere omstandigheid worden afgesloten dan is Radio Kootwijk niet meer te bereiken.
10.1.
Het college heeft toegelicht dat de capaciteit van de Pomphulweg 3000 tot 4500 motorvoertuigen per dag bedraagt in de huidige situatie. Daarbij is er van uitgegaan dat ook fietsers gebruik maken van deze weg. Omdat onduidelijkheid bestond over het aantal motorvoertuigen dat van de Pomphulweg gebruikt maakt en over de stijging van het aantal voertuigen door afsluiting van de Hoog Buurloseweg heeft het college onderzoek gedaan naar de verkeersintensiteit. In dat kader heeft van 8 tot en met 21 februari 2022 een telonderzoek plaatsgevonden. Het college heeft bij het uitwerken van de verdeling van de verkeersbewegingen tijdens de afsluiting van het viaduct twee scenario’s in beeld gebracht. Op basis van het eerste scenario zal al het verkeer dat nu de van de Hoog Buurloseweg gebruik maakt via de Pomphulweg gaan rijden. In het tweede scenario zal 15% van het extra verkeer omrijden via de Asselseweg. Uit het onderzoek komt naar voren dat in het geval van scenario 1 de verkeersintensiteit op de Pomphulweg wordt verhoogd van 517 naar 1400 motorvoertuigen per dag. In het geval van scenario 2 wordt de verkeersintensiteit verhoogd van 517 naar 1190 voertuigen per dag. Tijdens de zitting is gebleken dat het, gelet op de telperiode, gaat om verkeersbewegingen van de bewoners van Radio Kootwijk. SIRK heeft vervolgens aangevoerd dat het college geen rekening heeft gehouden met toeristen en bezoekers van de voorzieningen in Radio Kootwijk, zoals De Theaterloods. Dit leidt tot nog meer verkeer over de Pomphulweg. Het college heeft naar aanleiding hiervan op zitting toegelicht dat voor een aantal voorzieningen in Radio Kootwijk, zoals De Theaterloods, een maximum aantal verkeersbewegingen per jaar geldt. Dit is vastgelegd in het bestemmingsplan. Zo gaat het wat betreft De Theaterloods bijvoorbeeld om 1100 verkeersbewegingen per jaar. Soortgelijke normen gelden ook voor de andere voorzieningen in Radio Kootwijk. Het college stelt zich op het standpunt dat er, gelet op een maximale verhoging van de verkeersintensiteit naar 1400 motorvoertuigen per dag door verkeersbewegingen van bewoners, en gelet op de capaciteit van de Pomphulweg, voldoende ruimte is voor de (toegestane) verkeersbewegingen van en naar Radio Kootwijk van toeristen en bezoekers van de voorzieningen in Radio Kootwijk. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college aldus voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de capaciteit van de Pomphulweg voldoende is. SIRK heeft op de zitting nog aangevoerd dat de voorzieningen in Radio Kootwijk zich niet houden aan de norm voor het aantal verkeersbewegingen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit een kwestie van handhaving is. Het college heeft in reactie op dit standpunt van SIRK meegedeeld dat als sprake is van overschrijdingen zo nodig ook tot handhaving zal worden overgegaan.
10.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college voldoende onderbouwd dat, gelet op de capaciteit van de Pomphulweg, er vanuit verkeerskundig oogpunt geen reden is om aan te nemen dat de toename van het aantal motorvoertuigen zal leiden tot onveiligheid op de Pomphulweg. Het college heeft er bovendien op gewezen dat langs de Pomphulweg een vrij liggend onverplicht fietspad aanwezig is waarvan fietsers desgewenst gebruik kunnen maken. Op de zitting is verder nog aan de orde gekomen dat, als mocht blijken dat de aanwezigheid van fietsers op de weg onwenselijk is en leidt tot gevaarlijke situaties, het college de mogelijkheid heeft om een verkeersbesluit te nemen en het onverplichte fietspad tot een verplicht fietspad te maken.
10.3.
Het college heeft verder gesteld dat de Pomphulweg in het strooiprogramma zit. Het strooien zal gedurende de afsluiting van de Hoog Buurlosweg zo nodig gebeuren tot aan het afgesloten viaduct.
10.4.
Het college heeft prints overgelegd van de routeplanner vanuit verschillende locaties in en rondom Radio Kootwijk naar verschillende locaties in Apeldoorn per motorvoertuig en per fiets. Daaruit volgt dat de extra rijtijd voor een motorvoertuig gemiddeld 10 tot 20 minuten bedraagt, en voor de fiets is dit 6 tot 14 minuten. SIRK heeft aangevoerd dat de omrijtijd afhankelijk is van de precieze locatie in het gebied en dat het dus meer kan zijn. Dit kan zo zijn, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder van de gemiddelden heeft mogen uitgaan.
10.5.
Ten slotte heeft het college terecht gesteld dat, mocht de Pomphulweg geblokkeerd raken door omstandigheden, Radio Kootwijk in ieder geval voor de hulpdiensten bereikbaar blijft via de calamiteitenroute, waarover later meer. De voorzieningenrechter voegt daaraan toe dat uit het dossier blijkt dat er ook nog een omrijroute is via de Asselseweg. Weliswaar is die route deels onverhard, maar omdat deze als omrijroute is aangemerkt mag er vanuit worden gegaan dat deze weg goed begaanbaar is. De voorzieningenrechter stelt vast dat Radio Kootwijk in geval van een blokkade van de Pomphulweg ook via de Asselseweg bereikt kan worden.
Calamiteitenroute
11. SIRK voert aan dat niet is gebleken dat de calamiteitenroute toereikend is. Niet is gebleken dat er daadwerkelijk afspraken zijn gemaakt met de eigenaar van de grond waarover de calamiteitenroute gaat. Ook verkeert de calamiteitenroute in een slechte staat, ter onderbouwing waarvan foto’s zijn overgelegd. Er wordt niet voldaan aan vereisten die voor een calamiteitenroute worden gelden. Er is geen advies ingewonnen bij de veiligheidsdiensten en veiligheidsregio’s. Ten slotte voert SIRK aan dat de noodroute niet voldoet aan de richtlijnen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) en aan de handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019.
11.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het college geen schriftelijke stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat de afspraken met de landeigenaar zijn gemaakt. Op de zitting is echter door Rijkswaterstaat meegedeeld dat de afspraken in een mailwisseling schriftelijk zijn vastgelegd, ook voor wat betreft de gewijzigde periode van 1 september 2022 tot 1 maart 2023. Op de zitting is aangegeven dat deze mailwisseling zo nodig overgelegd kan worden. Aanvullend daarop heeft het college aangegeven dat er ook overleg heeft plaatsgevonden tussen de landeigenaar, de wethouder en een ambtenaar van de gemeente Apeldoorn. Tijdens dit overleg heeft de landeigenaar aangegeven geen bewaar te hebben tegen gebruik van de weg op zijn grond als calamiteitenroute. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen op de zitting en gaat er daarom vanuit dat de afspraken met de landeigenaar over het gebruik van de calamiteitenroute toereikend zijn en voldoende zijn vastgelegd.
11.2.
Over de staat van de calamiteitenroute overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In het dossier bevindt zich een memo van de aannemer van 17 november 2021. Hierin is vastgelegd hoe de monitoring en het onderhoud van de calamiteitenroute zal plaatsvinden. In hoofdlijnen komt het er op neer dat éénmaal per week de calamiteitenroute gecontroleerd zal worden en zo nodig, bijvoorbeeld bij slecht weer, vaker. Verder blijkt uit de memo dat periodiek en incidenteel onderhoud zal worden gepleegd om ervoor te zorgen dat de voertuigen van de hulpdiensten over de weg kunnen rijden. Op de zitting is nog meegedeeld door het college dat om te beginnen voorafgaand aan de ingebruikname van de calamiteitenroute onderhoud zal worden gepleegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat de calamiteitenroute in een onvoldoende staat zal zijn en niet gebruikt kan worden als calamiteitenroute.
11.3.
In het dossier bevindt zich een mail van de ambulancepost Apeldoorn van het Witte Kruis van 13 januari 2022 waaruit blijkt dat over de calamiteitenroute een proefrit is gemaakt met een ambulance. De ambulancechauffeur heeft zich op het standpunt gesteld dat de calamiteitenroute toereikend is. Uit de mail van het Witte Kruis van juni 2022 blijkt dat de calamiteitenroute nog steeds akkoord is. De voorzieningenrechter begrijpt dat dit akkoord dus ook ziet op de gewijzigde periode van 1 september 2022 tot 1 maart 2023.
Ook heeft de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland op 9 december 2021 advies uitgebracht. Daaruit blijkt dat in geval van brand de eerste post de post Hoog Soeren is; deze post heeft een aanrijtijd van 8 minuten. De tweede post is de post Ugchelen; deze post heeft een aanrijtijd van 10 minuten. Door de afsluiting van de Hoog Buurloseweg ter hoogte van het viaduct Hoog Burel wijzigt de aanrijtijd van de post Hoog Soeren niet. Bij gebruik van de calamiteitenroute zal de post Ugchelen een vertraging hebben van 3 minuten. De totale aanrijtijd vanuit Ugchelen komt dan te liggen op 13 minuten. In het advies is een uitgebreide risicoanalyse opgenomen. De conclusie daarvan is dat er weliswaar risico’s zijn maar dat die niet afwijken van de huidige situatie. Ook is bij de conclusie vermeld dat de invloed van de vertraagde opkomst van de tweede eenheid uit Ugchelen verwaarloosbaar klein wordt geacht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college voldoende advies ingewonnen. Ook heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat uit deze gegevens blijkt dat de noodroute geschikt is voor de hulpdiensten en dat er vanuit gegaan mag worden dat voldaan wordt aan de eisen die voor de aanrijtijden gelden.
11.4.
Tijdens de zitting heeft Rijkswaterstaat ten aanzien van de richtlijnen van het CROW en de handreiking van de brandweer over bereikbaarheid op het volgende gewezen. De CROW richtlijnen bevatten ontwerpeisen voor een stroomweg en deze richtlijnen zijn niet van toepassing op een calamiteitenroute.
Verder heeft Rijkswaterstaat verwezen naar paragraaf 4.6.2. van de handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“Een tijdelijke afsluiting van stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen dient tijdig voor advies te worden voorgelegd aan de brandweer en andere hulpverleningsdiensten. In overleg zullen oplossingen geformuleerd worden om de bereikbaarheid te borgen. De brandweer is hierin adviserend aan de gemeente, die verantwoordelijk is en blijft.”
Rijkswaterstaat heeft zich op het standpunt gesteld dat hieraan voldaan is.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk gemaakt dat op grond van de door SIRK genoemde stukken geconcludeerd zou moeten worden dat de calamiteitenroute niet voldoet.
Natuur
12. De voorzieningenrechter heeft naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar geoordeeld dat er onvoldoende duidelijkheid was over de effecten van het verkeersbesluit op de natuur. Daarom kon niet worden beoordeeld of het college in redelijkheid tot de wegafsluiting heeft kunnen komen, gelet op de betrokken belangen. Het college moest de betrokken (natuur)belangen beter onderzoeken en inzichtelijk maken. Het college heeft daarom door Tauw onderzoek laten verrichten. De bevindingen van Tauw staan in het onderzoeksrapport van 25 maart 2022 en vormen mede de motivering van het verkeersbesluit.
12.1.
SWMA en SIRK voeren aan dat het onderzoeksrapport van Tauw onvolledig is omdat het onderzoek alleen betrekking heeft op de omrijroute en niet op het gehele gebied en de Alverschotenseweg. Ook is nog steeds geen onderzoek verricht naar de gevolgen van het verkeersbesluit voor de stikstofdepositie. Volgens SWMA gaat Tauw er ten onrechte vanuit dat de vrijstelling voor de natuurvergunningsplicht uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering ook geldt voor de stikstofuitstoot door het omrijden.
12.2.
De voorzieningenrechter volgt SWMA en SIRK niet in het standpunt dat het onderzoeksrapport van Tauw onvolledig is omdat het alleen betrekking heeft op de omrijroute, en omdat de Alverschotenseweg niet in het onderzoek is betrokken. Onder 2 in het rapport zijn de omrijroutes beschreven en in figuur 2.1. zijn de omrijroutes weergegeven. Alle omrijroutes zijn genoemd en weergegeven. Dat de Alverschotenseweg is aangeduid als Hoog Buurloseweg maakt dit niet anders. In de tekst op pagina 9 van het rapport is een beschrijving gegeven van de omgeving van de omrijroutes. Hieruit blijk dat het rapport ook op de omgeving van de omrijroutes betrekking heeft. Voor zover SWMA heeft beoogd aan te voeren dat in het rapport onvoldoende aandacht is geschonken aan het gebied dat niet langs de Pomphulweg ligt en aan de daar aanwezige soorten, is dat onvoldoende onderbouwd.
12.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vraag of voor de vervanging van het viaduct een vergunning vereist is op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) in deze zaak niet aan de orde is.
In verband met de discussie tussen partijen over het stikstofgedeelte in het rapport van Tauw merkt de voorzieningenrechter nog het volgende op. Met de Wet stikstofreductie en natuurverbetering is onder meer artikel 2.9a toegevoegd aan de Wnb. Artikel 2.9a van de Wnb bevat – samengevat – een vrijstelling van de natuurvergunningsplicht voor activiteiten van de bouwsector. In het rapport van Tauw is gesteld dat het omrijden onder de vrijstelling valt van artikel 2.9a van de Wnb valt. Tijdens de zitting heeft Rijkswaterstaat zich op het standpunt gesteld dat sprake is van beheer en onderhoud van het viaduct, dat daarom geen vergunningplicht geldt op grond van de Wnb, en dat de werkzaamheden dus niet met toepassing van de vrijstelling van artikel 2.9a van de Wnb worden uitgevoerd.
12.4.
De voorzieningenrechter volgt niet het standpunt dat het college een stikstofberekening had moeten laten maken van het effect van het omrijden. Uit de Wvw 1994 en de rechtspraak volgt dat de natuurbelangen meegewogen moeten worden bij de belangenafweging van het verkeersbesluit maar er is geen rechtsregel waaruit volgt dat een stikstofberekening gemaakt moet worden. Ook uit de uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 januari 2022 volgt niet dat een stikstofberekening gemaakt moet worden. In die uitspraak is enkel geoordeeld dat de natuurbelangen in kaart moeten worden gebracht en meegewogen moeten worden. SWMA heeft nog verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 maart 2017. [5] Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan ook uit deze uitspraak niet worden afgeleid dat in het kader van een verkeersbesluit een stikstofberekening gemaakt moet worden. In die zaak waren kennelijk in het kader van het verkeersbesluit stikstofberekeningen gemaakt maar dat betekent niet dat dit een verplichting is. Bovendien zagen de stikstofberekeningen in die zaak op de directe gevolgen van het verkeersbesluit, namelijk de verhoging van de maximumsnelheid op de snelweg. In de onderhavige procedure gaat het om een meer indirect effect van het verkeersbesluit, namelijk het omrijden. Het directe gevolg van het verkeersbesluit, namelijk de afsluiting van het viaduct Hoog Burel, zal immers naar verwachting tot minder stikstof op die locatie leiden. Bovendien ging het in de Afdelingsuitspraak om een permanente verkeersmaatregel en hier om een tijdelijke verkeersmaatregel.
Belangen vervangen viaduct
13. Het college en Rijkswaterstaat hebben uiteengezet dat het viaduct vervangen moet worden omdat er sprake is van een constructiefout. Er is een as- en totaalbeperking ingesteld omdat bij zware belasting de veiligheid van weggebruikers van het viaduct en de onderliggende snelweg A1 niet meer gegarandeerd kon worden. Ook laten door carbonatatie betondeeltjes los. Er bestaat het risico van vallende betonbrokjes op de A1 als gevolg van degradatie van het viaduct door de optredende carbonatatie. Op dit moment is het viaduct nog wel toegankelijk voor lokaal verkeer en incidenteel gebruik door hulpdiensten. Toch is vanwege de versnelde achteruitgang van de staat van het viaduct ook voor dit verkeer het viaduct op den duur niet meer veilig. De werkzaamheden moeten uit een oogpunt van veiligheid plaatsvinden en het liefst zo snel mogelijk om verdere problemen of gevaar te voorkomen. Op dit moment valt het afsluiten van het viaduct nog te plannen. Bij geplande werkzaamheden is de sluiting voorzienbaar en kunnen afspraken worden gemaakt met de opdrachtnemer en de omgeving om de hinderperiode zo kort mogelijk te houden en de hinder zoveel mogelijk te beperken. Indien het moment wordt afgewacht dat maatregelen noodzakelijk zijn vanwege de veiligheid, zal de afsluiting van het viaduct veel langer duren omdat dan op dat moment de vervanging van het viaduct alsnog moet worden gepland. Die planning houdt bijvoorbeeld in dat afspraken moeten worden gemaakt met aannemers wanneer zij de capaciteit hebben om het viaduct te vervangen, dat vergunningen moeten worden aangevraagd, en dat afstemming moet worden gezocht over afsluiting van de A1.
Planning periode september 2022 tot maart 2023
14. Verder heeft Rijkswaterstaat toegelicht dat met de gecontracteerde opdrachtnemer een bouwplanning is opgesteld. De opdrachtnemer begint volgens de planning half oktober met de werkzaamheden om het viaduct functievrij te maken. Voor die tijd moeten de werkzaamheden worden voorbereid, en moeten de noodzakelijke faunavoorzieningen worden aangebracht. Daarom is het noodzakelijk dat uiterlijk 15 september 2022 duidelijk is of de werkzaamheden gestart kunnen worden. In de bouwplanning is tevens rekening gehouden met een weekendafsluiting in beide rijrichtingen van de Rijksweg A1. Deze weekendafsluiting is van ‘s avonds 4 november 2022 tot en met de ochtend van 7 november 2022 gepland. De sloopwerkzaamheden zijn niet uit te voeren zonder deze sluiting van de Rijksweg A1. De voorbereiding van de weekendafsluiting van de Rijksweg A1 heeft circa een half tot driekwart jaar geduurd. Er zijn omleidingen geregeld over A50, de A12 en de A30. Deze weekendafsluiting wordt ook openbaar aangekondigd. Mocht de opdrachtnemer zijn werkzaamheden dit weekend niet kunnen uitvoeren dan moet een nieuw beschikbaar weekend worden gezocht. Dit kan tot aanzienlijke vertraging van het project leiden. Daarnaast blijkt uit het natuuronderzoek van Tauw dat de gunstigste periode om de werkzaamheden uit te voeren van september tot en met februari is. Naar verwachting kan uitstel dus leiden tot een jaar vertraging van het project. De gecontracteerde opdrachtnemer heeft op basis van zijn planning ook werknemers en materieel vrijgemaakt voor de bouwperiode. Hier zijn ook kosten mee gemoeid. Een eventueel uitstel van de werkzaamheden leidt daardoor tot extra kosten voor Rijkswaterstaat.
Alternatieven
15. Uit de stukken blijkt dat twee alternatieven in beeld zijn geweest, te weten:
  • het bouwen van een nieuw viaduct naast het huidige viaduct, waarna het huidige viaduct wordt afgebroken;
  • een tijdelijk noodviaduct naast het huidige viaduct.
SWMA en SIRK voeren aan dat het college het verkeersbesluit niet had kunnen nemen omdat de alternatieven beter zijn. De voorzieningenrechter stelt vast dat de genoemde alternatieven geen alternatieven zijn voor het verkeersbesluit dat ter beoordeling voor ligt. De genoemde alternatieven zijn alternatieven voor de uitvoering van het project. Het college heeft geen zeggenschap over de wijze waarop het project wordt uitgevoerd. Dat is de keuze van Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat heeft gekozen voor het afbreken van het huidige viaduct om vervolgens een vervangend viaduct terug te bouwen op dezelfde locatie. Voor dit project is een omgevingsvergunning verleend. Aangezien het college geen invloed heeft op deze keuze dient bij het verkeersbesluit als uitgangspunt te gelden dat het project op deze wijze wordt uitgevoerd.
15.1.
Rijkswaterstaat heeft toegelicht waarom niet voor de genoemde alternatieven is gekozen. Er is beoordeeld of het mogelijk is om een nieuw viaduct naast het huidige viaduct te bouwen. Het aanleggen van dit viaduct op een nieuwe locatie betekende echter nieuw ruimtebeslag, zowel voor het viaduct zelf als voor de toeleidende wegen. Dat betekent dat er een nieuwe natuurtoestemming nodig zou zijn vanwege een nieuw project. Waarbij vanwege de permanente verschuiving van de wegas, mogelijk sprake zou zijn van een
toename van stikstofdepositie in de gebruiksfase op voor stikstof gevoelige beschermde natuur. Omdat het viaduct direct omgeven is door het Natura 2000-gebied de Veluwe, levert een kleine verschuiving mogelijk al permanente stikstoftoenames op. Daarnaast leidt het verleggen ook tot aanvullende bomenkap, binnen Natura-2000 gebied, en tot ruimtebeslag binnen het Gelders Natuurnetwerk. Significante effecten van de nieuwe activiteiten in dit gebied konden niet op voorhand worden uitgesloten.
Daarnaast is afgewogen of mogelijk een tijdelijk noodviaduct gebouwd kon worden. Rijkswaterstaat vindt echter dat de kosten van een tijdelijk noodviaduct (circa 1,1 miljoen euro) onevenredig hoog zijn in verhouding tot de kleine groep gebruikers. Bovendien zou ook een tijdelijk noodviaduct leiden tot (tijdelijk) ruimtebeslag binnen het beschermde Natura 2000-gebied, Gelders natuurnetwerk en bomenkap en mogelijk andere significante effecten op onder andere natuur. Om die reden is gekozen voor de beschikbare omrijroute. Daarnaast is uit het onderzoeksrapport van Tauw gebleken dat bij het plaatsen van het tijdelijk noodviaduct er mogelijke broedplaatsen verloren gaan. Significante effecten als gevolg hiervan zijn niet met zekerheid uit te sluiten. Daarnaast kan voor overige broedvogels met een instandhoudingsdoel (potentieel) leefgebied tijdelijk verloren gaan. De omrijroute die met het onderhavige verkeersbesluit wordt ingesteld acht Rijkswaterstaat een acceptabel alternatief.
Voor zover het college toch de ruimte zou hebben om in het kader van het verkeersbesluit de alternatieven mee te wegen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het niet onredelijk is dat het college, vanwege hetgeen door Rijkswaterstaat uiteen is gezet, heeft besloten om niet tot weigering van het verkeersbesluit over te gaan vanwege het bestaan van eventuele alternatieven.
Belangenafweging door het college
16. Op 9 september 2022 heeft het college in de zaak van SIRK een (ongedateerd) verweerschrift ingediend. In dit verweerschrift wordt ingegaan op de ontvankelijkheid van het bezwaar, maar niet op de inhoudelijke gronden die door SIRK aan het verzoek om voorlopige voorziening ten grondslag zijn gelegd.
Het college heeft in de zaak van SWMA een verweerschrift ingediend gedateerd 9 september 2022. Hierin is onder andere een toelichting gegeven op de belangenafweging die het college heeft gemaakt. Omdat het verweerschrift alleen in de zaak van SWMA is ingediend, is het niet voorafgaand aan de zitting aan SIRK doorgestuurd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te oordelen dat SIRK de gelegenheid had moeten krijgen om te reageren op dit verweerschrift. De standpunten die het college in het verweerschrift inneemt zijn ook al terug te vinden in andere stukken van het college zoals het verweerschrift in de vorige procedure waarbij is verzocht om een voorlopige voorziening, en in de bezwaarprocedure. Bovendien zijn alle aspecten die in het verweerschrift in de zaak van SWMA aan de orde komen uitgebreid op de zitting besproken en heeft SIRK de gelegenheid gehad om hierop te reageren. De rechtbank zal het verweerschrift dat in de zaak van SWMA is ingediend alsnog aan SIRK toesturen.
17. De belangenafweging die het college heeft gemaakt is met name neergelegd in het verweerschrift van 4 januari 2022 voor het eerste verzoek om voorlopige voorziening, de reactie van verweerder van 30 maart op de bezwaarschriften, en het verweerschrift van 9 maart 2022 in de onderhavige procedure. Uit deze stukken volgt dat het college alle belangen, te weten de veiligheid van de weggebruikers op de A1 en op het viaduct, de veiligheid en de belangen van de inwoners en van degenen die in het gebied verblijven, en het natuurbelangen, heeft meegewogen.
17.1.
In hoofdlijnen heeft het college ten aanzien van de belangen en de belangenafweging het volgende overwogen.
Met betrekking tot het omrijden heeft het college overwogen dat het afsluiten van het viaduct onmiskenbaar hinder geeft voor bewoners, bedrijven, instellingen en voor de aldaar werkzame personen, maar dat geen sprake is van dusdanige hinder en nadeel dat van de afsluiting zou moeten worden afgezien. Daarbij heeft het college betrokken dat het gaat om een relatief korte periode en dat sprake is van een alternatieve verharde ontsluitingsroute via de Pomphulweg. De extra reistijd is niet zodanig dat van de wegafsluiting afgezien had moeten worden.
Ten aanzien van de veiligheid op de Pomphulweg heeft de voorzieningenrechter onder 10.2. reeds overwogen dat het college voldoende heeft onderbouwd dat, gelet op de capaciteit van de Pomphulweg, er vanuit verkeerskundig oogpunt geen reden is om aan te nemen dat de toename van het aantal motorvoertuigen zal leiden tot onveiligheid op de Pomphulweg.
Met betrekking tot de calamiteitenroute stelt het college dat deze is goedgekeurd door de hulpdiensten en is afgestemd met de eigenaren van de particuliere terreinen waarover deze route loopt.
Ten aanzien van de beschermde soorten heeft het college overwogen dat de periode waarin de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd van grote invloed zijn. De beste periode om de werkzaamheden te verrichten waarbij zo min mogelijk ecologische effecten worden veroorzaakt, is de periode van september tot februari. Extra aanrijdslachtoffers zijn niet geheel, maar door de te treffen maatregelen wel zo goed mogelijk te voorkomen. De door Tauw voorgestelde maatregelen zijn bijna allemaal te realiseren. Het gaat om een tijdelijke situatie. Als na zes maanden het viaduct vervangen is, houdt de extra belasting direct op te bestaan.
Met betrekking tot de stikstofdepositie stelt het college zich op het standpunt dat dat dit mogelijke effect slechts gering zal zijn. Er is immers sprake van een beperkte omrijroute, voor een gering aantal voertuigbewegingen, over een korte periode. De effecten hiervan zijn bovendien lokaal. Ter illustratie is in het onderzoeksrapport van Tauw verwezen naar de bouwvrijstelling. Uit de Memorie van Toelichting bij de Wet stikstofreductie en natuurverbetering [6] , par 8.3 en 8.4. en de Nota van Toelichting bij het Besluit van 14 juni 2021 tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur (stikstofreductie en natuurverbetering) [7] , volgt dat omrijden ten gevolg van een bouwactiviteit is vrijgesteld van de Wnb. Dit geeft aan dat ook de wetgever er vanuit is gegaan dat dit soort tijdelijke maatregelen geen dusdanige invloed heeft op de stikstofemissie dat om die reden de werkzaamheden niet aanvaardbaar zouden zijn.
Het college heeft verder overwogen dat de noodzaak voor de vervanging van het viaduct, gelet op de geconstateerde constructiefout en het veiligheidsrisico dat daardoor ontstaat, zwaarwegender wordt geacht dan de beperkte effecten op de natuur.
17.2.
Het college heeft na het afwegen van alle belangen besloten dat het verkeersbesluit genomen kan worden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college dit, gelet op wat hiervoor is overwogen, in redelijkheid heeft kunnen doen.

Conclusie en gevolgen

18. Zoals hiervoor overwogen heeft het college naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid, gelet op de betrokken belangen, tot het verkeersbesluit kunnen komen. SIRK en SWMA hebben gesteld dat de uitkomst van de bodemprocedure afgewacht moet worden, omdat dan pas een definitief rechterlijk oordeel over het verkeersbesluit wordt gegeven, en dat in afwachting daarvan het besluit geschorst moet worden.
Tussen partijen is niet in geschil dat vervanging van het viaduct moet plaatsvinden in verband met de verkeersveiligheid. Er is, zoals eerder uiteengezet, sprake van een constructiefout en betonschade aan het viaduct als gevolg van carbonatatie. De staat van het viaduct gaat volgens Rijkswaterstaat versneld achteruit waardoor het viaduct op den duur in het geheel niet meer veilig zal zijn. Wanneer het viaduct niet vervangen wordt bestaat op enig moment de kans dat het viaduct gesloten zal moeten worden vanwege de veiligheid. Rijkswaterstaat heeft erop gewezen dat als het viaduct om die reden gesloten wordt, het veel langer kan duren voordat het viaduct is vervangen omdat het dan niet gepland is. Nu is sprake van geplande werkzaamheden. Alle betrokken partijen staan klaar om te beginnen. Dit betekent voor het verzoek om een voorlopige voorziening het volgende. Als het verkeersbesluit wordt geschorst dan zal dit (hoge) kosten met zich meebrengen en zullen de werkzaamheden uitgesteld moeten worden voor minimaal een jaar. Rijkswaterstaat heeft erop gewezen dat in het kader van de werkzaamheden in november de A1 een heel weekend afgesloten zal worden. De voorbereiding van een dergelijke afsluiting kost een half jaar tot driekwart jaar.
Gelet op het voorlopige oordeel over de belangenafweging door het college, en gelet op al deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure, een voorlopige voorziening te treffen.
19. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Visscher, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2022.
De voorzieningenrechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Zie het Besluit administratieve bepalingen van het wegverkeer en het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990.
3.ABRvS 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:602.
4.ABRvS 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2905.
6.Memorie van Toelichting, vergader jaar 2020-2021, 35600 nr. 3.
7.Staatsblad 2021, 287, par. 5.4.