ECLI:NL:RBGEL:2022:5457

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
C/05/397648 / HZ ZA 21-422
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrecht en eigendomsgrens geschil met betrekking tot verjaring en erfgrenzen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee buren over de eigendomsgrenzen van hun percelen. De eisers, [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2], hebben in conventie gevorderd dat de rechtbank de erfgrenzen tussen hun percelen en die van de gedaagden, [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2], vaststelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de percelen van partijen sinds 2019 aan elkaar grenzen en dat er in het verleden grensreconstructies zijn uitgevoerd door het Kadaster. De eisers hebben gesteld dat de huidige erfafscheiding, die bestaat uit schapengaas, op de juridische erfgrens staat zoals door het Kadaster bepaald. De gedaagden hebben echter betoogd dat zij door verkrijgende verjaring eigenaar zijn geworden van de stroken grond die tussen de oude en nieuwe kadastrale grenzen liggen.

De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers toegewezen en verklaard dat de erfgrenzen zoals door hen aangegeven, onder de gemeenschappelijke scheidsmuur en schutting liggen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagden niet voldoende hebben aangetoond dat zij door verjaring eigenaar zijn geworden van de betreffende stroken grond. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld om de grond tussen de erfgrens en het schapengaas te ontruimen en heeft hen in de proceskosten veroordeeld. De vorderingen in reconventie van de gedaagden zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/397648 / HZ ZA 21-422
Vonnis van 31 augustus 2022
in de zaak van

1.[eis.conv./verw.reconv. 1] ,

2.
[eis.conv./verw.reconv. 2],
beiden wonende te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. F.B.M. van Aanhold te Zutphen,
tegen

1.[ged.conv./eis.reconv. 1] ,

2.
[ged.conv./eis.reconv. 2],
beiden wonende te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. D.M.H.M. van Dijk te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eis.conv./verw.reconv. 1] , [eis.conv./verw.reconv. 2] , [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 mei 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 5 juli 2022 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] zijn sinds 2019 eigenaar van het perceel met woning en tuin, plaatselijk bekend als de [adres+plaats 1] , kadastraal bekend als gemeente [kad.gegevens 1] (hierna: woonperceel [perceel 1] ). Daarnaast zijn [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] sinds 2019 eigenaar van het achter woonperceel [perceel 1] gelegen weiland, kadastraal bekend als [kad.gegevens 2] (hierna: weilandperceel [perceel 2] ). Beide percelen zijn in eigendom overgedragen door de heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ).
2.2.
[ged.conv./eis.reconv. 2] is sinds 7 augustus 2007 eigenaar van het perceel met woning en tuin, plaatselijk bekend als de [adres+plaats 2] , kadastraal bekend als gemeente [kad.gegevens 3] (hierna: woonperceel [perceel 3] ). Woonperceel [perceel 3] is haar in eigendom overgedragen door de heer [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ).
2.3.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] zijn sinds 2019 eigenaar van het naast woonperceel [perceel 3] gelegen weiland, kadastraal bekend als [kad.gegevens 4] (hierna: weilandperceel [perceel 4] ). Weilandpreceel [perceel 4] is hen in eigendom overgedragen door de heer [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ).
2.4.
De percelen van partijen grenzen op verschillende locaties aan elkaar. Deze grenzen worden hierna als volgt aangeduid (zie ook hierna in 2.6 en 2.7):
  • grens 1: de grens tussen woonperceel [perceel 1] en woonperceel [perceel 3] ;
  • grens 2: de grens tussen weilandperceel [perceel 2] en woonperceel [perceel 3] ;
  • grens 3(a en b): de grens tussen weilandperceel [perceel 2] en weilandperceel [perceel 4] .
2.5.
Het Kadaster heeft in 2007 en in 2019 grensreconstructies uitgevoerd en de kadastrale grenzen van genoemde percelen (opnieuw) vastgesteld. Tekeningen waarop de feitelijke situatie is ingetekend, zijn afgebeeld hierna in r.o. 2.6 en 2.7. Op de betreffende tekeningen zijn telkens de oude kadastrale grenzen weergegeven in blauw en de nieuwe kadastrale grenzen in zwart.
2.6.
[eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] hebben bij dagvaarding als productie 2 de volgende tekening van het Kadaster overgelegd (met eigen aantekeningen daarop):
AFBEELDING I
2.7.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben bij conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie als productie 7 de volgende tekening van het Kadaster overgelegd (met eigen aantekeningen daarop):
AFBEELDING II
2.8.
[betrokkene 1] heeft – na de grensreconstructie in 2007 – de oorspronkelijke erfafscheiding (schapengaas) verplaatst naar de (nieuwe) kadastrale grens/de zwarte lijn bij grens 2 en grens 3a (zoals weergeven op de in r.o. 2.6 afgebeelde tekening). De oorspronkelijke erfafscheiding (schapengaas) op weilandperceel [perceel 2] bij grens 3b is niet verplaatst (naar de nieuwe kadastrale grens/de zwarte lijn).
2.9.
Bij brief van 26 juli 2021 heeft [betrokkene 1] het volgende verklaard (vet, onderstreping en witregels weggelaten; rechtbank):
“1 Op 29 juni 1977 heb ik het woonhuis met ca 360 m2 grond aangekocht en er een huis op gebouwd, later bleek de oppervlakte na reconstructie in 2019 355 m2 te zijn.
Deze reconstructie is voor onze buren mede aanleiding geworden om met ons te conflicteren en vervelende dingen te zeggen en schrijven, zij zijn na reconstructie ook 5 m2 kwijt geworden.
(…)
Op 28 april 1987 heb ik het achterliggende aangrenzende perceel weiland aangekocht. De voormalige eigenaar de [betrokkene 4] deelde mij mee ,, de kadastrale grens is het hart van de sloot ”.
Met toestemming van het waterschap en in overleg met de buren hebben we in 1987 weer een stuk van de sloot gedempt en de afrastering voorlopig laten staan aan de rand van de sloot.
De [betrokkene 5] , de toenmalige eigenaar van nr 8 heeft de gedempte strook braak laten liggen, er stonden aan de noordzijde ook nog populieren.
Op 19-09-1988 heeft [betrokkene 2] nr 8 gekocht (…).
(…).
Met [betrokkene 2] ,(…) , heb ik verder afgesproken dat hij de braakliggende strook grond mocht gebruiken maar dat het ons eigendom bleef, een gedeelte van onze helft van de gedempte sloot.
[betrokkene 2] heeft van een gedeelte gazon gemaakt en op een gedeelte heeft hij een ligustrum haag geplant als bescherming voor de speelplaats van zijn kinderen.
Deze haag heeft zich enorm ontwikkelt en groeide ook door ons gaas en de schapen begonnen door het gaas eraan te eten.
Dit heeft erin geresulteerd dat in dat twee van onze schapen dat twee van onze schapen in 2006 doodgegaan zijn na het eten van de liguster, [betrokkene 2] vond dit heel vervelend en voelde zich schuldig, we hebben dit samen besproken.
Toen [betrokkene 2] in februari 2007 vertelde dat ze het huis gingen verkopen heb ik hem meegedeeld dat ik de kadastrale grens door het kadaster zou laten uitzetten en het gaas zou laten verplaatsen naar de kadastrale grens om te voorkomen dat meer schapen dood zouden gaan en dat ik de liguster op onze grond zou verwijderen, hij had hiertegen geen bezwaar. De kosten € 250 heb ik betaald.
Op 10-04-2007 heeft het kadaster de grens uitgezet, in de week daarna heb ik met mijn zoons een keurige degelijke afrastering geplaatst ten zuiden van de door het kadaster geplaatste piketten, een en ander is zonder enig probleem verlopen.
Hierdoor was ook duidelijk voor kopers/ nieuwe buren waar de eigendomsgrenzen aan de zuidzijde lagen. Mevrouw [ged.conv./eis.reconv. 2] heeft dan ook tijdens de bezichtigingen alles kunnen zien
Op 6 augustus 2007 heeft mevr. [ged.conv./eis.reconv. 2] het pand gekocht met in de koopacte de clausule dat koper bekend was met de meeting en grensuitzetting door het kadaster aan de zuidzijde van het gekochte, en dat zij daarvan kennisgenomen heeft, hiertegen is door haar ook nooit bezwaar gemaakt de afgelopen 12 jaar dat ze er gewoond heeft.
Door verkoop van diverse percelen grenzend aan mijn weiland is op 5 juni 2019 wederom een grensreconstructie geweest, hieruit bleek o.a. dat de destijds op mijn verzoek uitgezette grens juist was, maar dat de lijn op de BRK (basisregistratie kaart), na een aanwijzing in 1954 ter plaatse, de kadastrale grens fout op de BRK gezet is
Nu bleek ook weer dat de in het terrein door het kadaster uitgezette grens correct was en de lijn op de BRK fout, dit is nu hersteld en het kadaster heeft zijn excuses gemaakt.
3. Vanaf 1988 heb ik via [betrokkene 6] van zijn moeder [moeder betrokkene 6] -het weiland gepacht. Eerst moest ik f1 300 betalen aan de voormalige pachter voor de oude afrastering en een hek.
Aan de noordzijde van de sloot stond een grote rij rijpe populieren die zijn eerst gerooid door de eigenaar en er zijn jonge populieren ingeplant, die inmiddels in 2019 ook weer omgezaagd zijn
De door mij overgenomen afrastering was vastgespijkerd aan de oude populieren, ik heb daar een nieuwe afrastering geplaatst ter bescherming van de jonge populieren.
Verder heb ik weer een stuk sloot gedempt met grond uit mijn bouwput thuis, op het gedempte gedeelte heb ik A. een uitweg gemaakt naar de onverharde Veldkamperstraat, mede ten dienste van mijn eigen weiland en stal. B. notenbomen en krulwilgen geplant C. een bijenstal gebouwd met om liggend groen.
Het open gedeelte van de sloot heb ik jaren gebruikt om jaarlijks het geknotte wilgenhout op te slaan, samen met snoeihout van onze tuin.
De sloot is dus in zijn geheel vanaf 1988 bij mij in gebruik geweest.
Aan weerzijde van de sloot heb ik schapengaas geplaatst, deze afrasteringen zijn niet gewijzigd.
Nadat [moeder betrokkene 6] is overleden is het in eigendom gekomen van haar dochter [dochter betrokkene 3] , na haar overlijden is de heer [betrokkene 3] eigenaar geworden en na zijn overlijden is op 22-11-2012 de heer [betrokkene 7] eigenaar geworden.
(…)”

3.De vorderingen in conventie

3.1.
[eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] vorderen, na vermindering van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat de erfgrens 1, zijnde de eigendomsgrens, zoals op productie 2 aangegeven tussen de percelen van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 2] , is gelegen onder de gemeenschappelijke scheidsmuur en onder de schutting aan de achterzijde;
en
indien de rechtbank tot dit oordeel komt op basis van verjaring en erfgrens 1 dus onjuist in het Kadaster zou staan, [ged.conv./eis.reconv. 2] te veroordelen om mee te werken aan de notariële vastlegging van de juridische erfgrens 1, gevolgd door inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers, zulks bij overtreding van deze veroordeling per erfgrens op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, door [ged.conv./eis.reconv. 2] aan [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] te betalen, indien en zolang na betekening van dit vonnis in strijd wordt gehandeld met deze veroordeling, met een maximum ten aanzien van de dwangsom per erfgrens van € 10.000,00;
2. voor recht te verklaren dat de erfgrens 2, zijnde de eigendomsgrens, zoals op productie 2 aangegeven tussen de percelen van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 2] is gelegen ter plaatse van de zwarte lijn zoals door het Kadaster bepaald en niet de blauwe lijn zoals [ged.conv./eis.reconv. 2] meent en dat de huidige erfafscheiding van schapengaas op de erfgrens staat;
3. voor recht te verklaren dat de erfgrens 3a, zijnde de eigendomsgrens, zoals op productie 2 aangegeven tussen de percelen van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] is gelegen ter plaatse van de zwarte lijn zoals door het Kadaster bepaald en niet de blauwe lijn zoals [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] menen en dat de huidige erfafscheiding van schapengaas op de erfgrens staat;
4. voor recht te verklaren dat de erfgrens 3b, zijnde de eigendomsgrens, zoals op productie 2 aangegeven tussen de percelen van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] is gelegen ter plaatse van de zwarte lijn zoals door het Kadaster bepaald en niet ter plaatse van waar nu het schapengaas staat zoals [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] menen;
en
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de grond tussen de erfgrens (de zwarte lijn zoals door het Kadaster bepaald) en het schapengaas te ontruimen en ontruimd te houden;
en
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] te veroordelen om [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] toe te staan dat zij een erfafscheiding plaatsen op de door het Kadaster aangegeven erfgrens;
5. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] te veroordelen om aan [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] te betalen de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente indien en voor zover het bedrag van de proceskosten niet is betaald vanaf de achtste dag na de datum van betekening van het in dezen te wijzen vonnis, tot aan de dag van algehele voldoening;
6. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] te veroordelen om aan [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] te betalen de na het vonnis ontstane kosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv, zijnde een bedrag van € 131,00 zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 68,00 in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover deze bedragen niet zijn betaald vanaf de achtste dag na de datum van betekening van het in dezen te wijzen vonnis, tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
[eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag.
Ten aanzien van de vordering onder 1, 5 en 6 (grens 1):
Primair: de eigendomsgrens tussen woonperceel [perceel 1] en woonperceel [perceel 3] (grens 1) is de kadastrale grens/de zwarte lijn zoals weergeven op de in r.o. 2.6 afgebeelde tekening. Deze juridische erfgrens is feitelijk gelegen onder de gemeenschappelijke scheidsmuur van de 2-onder-1 kapwoningen van partijen en onder de schutting die tegen de achtergevel van deze woningen staat. [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] hebben belang bij de gevorderde verklaring voor recht omdat [ged.conv./eis.reconv. 2] meent dat deze schutting feitelijk niet op de kadastrale grens/zwarte lijn/eigendomsgrens/juridische erfgrens staat, maar op het in eigendom aan [ged.conv./eis.reconv. 2] toebehorende woonperceel [perceel 3] .
Subsidiair: de schutting staat in ieder geval door (verkrijgende) verjaring op de juridische erfgrens nu de twee woonpercelen (
“de 2 tuinen”)al tientallen jaren zijn afgescheiden met een erfafscheiding (eerst een coniferenhaag en later de schutting).
Ten aanzien van de vordering onder 2, 5 en 6 (grens 2):
Uit de grensreconstructie(s) volgt dat de eigendomsgrens tussen weilandperceel [perceel 2] en woonperceel [perceel 3] de kadastrale grens/de zwarte lijn is zoals weergeven op de in r.o. 2.6 afgebeelde tekening (grens 2). [betrokkene 1] heeft in 2007 op deze grens een erfafscheiding (schapengaas) geplaatst.
Ten aanzien van de vordering onder 3, 5 en 6 (grens 3a):
Uit de grensreconstructie(s) volgt dat de eigendomsgrens tussen weilandperceel [perceel 2] en weilandperceel [perceel 4] de kadastrale grens/de zwarte lijn is zoals weergeven op de in r.o. 2.6 afgebeelde tekening (grens 3a). [betrokkene 1] heeft in 2007 op deze grens een erfafscheiding (schapengaas) geplaatst.
Ten aanzien van de vordering onder 4, 5 en 6 (grens 3b):
Uit de grensreconstructie(s) volgt dat de eigendomsgrens tussen weilandperceel [perceel 2] en weilandperceel [perceel 4] de kadastrale grens/de zwarte lijn is zoals weergeven op de in r.o. 2.6 afgebeelde tekening (grens 3b). Het verschil met grens 3a is dat bij grens 3b het schapengaas in 2007 niet door [betrokkene 1] is verplaatst en nog steeds op de oorspronkelijke plek staat, namelijk op weilandperceel [perceel 2] . [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben de strook grond van de kadastrale grens/de zwarte lijn tot aan het schapengaas op weilandperceel [perceel 2] bij grens 3b – dat in eigendom toebehoort aan [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] – in gebruik. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] moeten deze strook grond ontruimen, en toestaan dat op bedoelde eigendomsgrens alsnog een erfafscheiding wordt geplaatst door [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] .

4.Het verweer in conventie

4.1.
De conclusie van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] strekt:
- ten aanzien van het petitum onder 1 eerste volle alinea: tot referte, en
- ten aanzien van de overige vorderingen: tot afwijzing,
met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] in de proceskosten met wettelijke rente en nakosten.
4.2.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] voeren daartoe het volgende aan.
Ten aanzien van de vordering onder 1 (grens 1):
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] refereren zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering als weergegeven in r.o. 3.1, onder 1, eerste volle alinea. Zij betogen vervolgens dat [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] (daarom) geen belang hebben bij de vordering als weergegeven in r.o. 3.1, onder 1, tweede volle alinea.
Ten aanzien van de overige vorderingen:
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] voeren aan als verweer dat [ged.conv./eis.reconv. 2] respectievelijk [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ten aanzien van woonperceel [perceel 3] respectievelijk weilandperceel [perceel 4] eigenaar zijn door (verkrijgende) verjaring ex artikel 3:99 BW van de betreffende stroken grond (van de zwarte) tot aan de blauwe lijn, zoals weergeven op de in r.o. 2.7 afgebeelde tekening.

5.De vordering in reconventie

5.1.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht, dat [ged.conv./eis.reconv. 2] eigenaar is van woonperceel [perceel 3] (voorheen [perceel 5] ) tot aan de blauwe lijn conform productie 7 als grens met weilandperceel [perceel 2] alsmede te verklaren voor recht dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] eigenaar zijn van weilandperceel [perceel 4] (deel van voorheen [perceel 6] ) tot aan de blauwe lijn conform productie 7 als grens met weilandperceel [perceel 2] ,
[eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis de aangebrachte erfscheidingen op de zwarte lijn te verwijderen en verwijderd te houden en deze te verplaatsen op de blauwe lijn, een en ander zoals aangegeven op de tekening overgelegd als productie 7, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] met de uitvoering van het vonnis in gebreke blijven alsmede [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] in dat geval te machtigen genoemde erfscheidingen zelf te verwijderen op kosten van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] ,
met veroordeling van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] in de proceskosten van deze procedure met wettelijke rente en nakosten.
5.2.
Aan hun vorderingen leggen [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ten grondslag dat [ged.conv./eis.reconv. 2] respectievelijk [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ten aanzien van woonperceel 5364 respectievelijk weilandperceel [perceel 4] eigenaar zijn door (verkrijgende) verjaring ex artikel 3:99 BW van de betreffende stroken grond (van de zwarte) tot aan de blauwe lijn, zoals weergeven op de in r.o. 2.7 afgebeelde tekening.

6.Het verweer in reconventie

6.1.
De conclusie van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] in de proceskosten.
6.2.
[eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] betwisten dat er sprake is van verkrijgende verjaring van de betreffende grond.

7.De beoordeling

in conventie en in reconventie

7.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, worden deze vorderingen hierna gezamenlijk besproken.
Ten aanzien van de vorderingen in conventie met betrekking tot grens 1
7.2.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben (met hun referte) niet betwist dat de erfgrens 1/de eigendomsgrens, zoals op productie 2 van de dagvaarding aangegeven tussen woonperceel [perceel 1] en woonperceel [perceel 3] , feitelijk is gelegen onder de gemeenschappelijke scheidsmuur van de woningen en onder de schutting aan de achterzijde van deze woningen. [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] hebben er, mede gelet op de eerdere discussie van partijen over de ligging van deze erfgrens, belang bij dat dit in rechte komt vast te staan. De rechtbank zal daarom de door [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] gevorderde verklaring voor recht toewijzen. Omdat de rechtbank niet tot dit oordeel komt op basis van verjaring, komt de rechtbank niet toe aan de voorwaardelijk ingestelde vordering (als weergegeven in r.o. 3.1, onder 1, tweede volle alinea).
Ten aanzien van de overige vorderingen in conventie en in reconventie (grens 2 en grens 3)
7.3.
Tussen partijen is in geschil wie eigenaar is van de stroken grond, gelegen tussen de oude kadastrale grens (de blauwe lijn) en de huidige kadastrale grens (de zwarte lijn), ten aanzien van de volgende aan elkaar grenzende percelen:
  • weilandperceel [perceel 2] /woonperceel [perceel 3] (grens 2),
  • weilandperceel [perceel 2] /weilandperceel [perceel 4] (grens 3),
zoals weergegeven op de in r.o. 2.6 en 2.7 afgebeelde kadastrale tekening(en).
7.4.
De grens zoals die uit de kadastrale registratie blijkt (de zwarte lijn), heeft in beginsel als eigendomsgrens van de percelen van partijen te gelden. Dit is echter anders indien een partij als bezitter van de strook grond door verjaring eigenaar hiervan is geworden. Op de partij die zich erop beroept dat verkrijging door verjaring heeft plaatsgevonden (in dit geval [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ), rusten op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de stelplicht en de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat aan de vereisten voor verkrijgende verjaring is voldaan.
Juridisch kader
7.5.
De vraag is of (de rechtsvoorgangers van) [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] door verkrijgende verjaring ex artikel 3:99 BW eigenaar van de betreffende stroken grond zijn geworden. Voor verkrijgende verjaring van een onroerende zaak is ingevolgde deze bepaling een onafgebroken bezit te goeder trouw van tien jaren vereist. De vraag of sprake is van bezit moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaven die zijn neergelegd in de artikelen 3:107 e.v. BW.
7.6.
Bezit is het houden van een goed voor zichzelf (art. 3:107 lid 1 BW), dat wil hier zeggen: het uitoefenen van de feitelijke macht over de grond waar het in deze procedure over gaat, met de pretentie rechthebbende te zijn. De vraag of iemand een goed voor zichzelf houdt of voor een ander wordt volgens het bepaalde in artikel 3:108 BW beoordeeld naar verkeersopvattingen, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3:109 e.v. en overigens op grond van uiterlijke feiten. Het komt daarbij aan op uiterlijk waarneembare feiten waaraan buitenstaanders (‘men’) een erkenning van bezit vastknoopt en dus op feiten waaruit naar verkeersopvattingen een wilsuiting kan worden afgeleid om als rechthebbende op te treden. De (niet naar buiten blijkende) interne wil om als rechthebbende op te treden is voor het zijn van bezitter dan ook van geen betekenis.
7.7.
Uit artikel 3:112 BW volgt dat bezit wordt verkregen door inbezitneming, door overdracht of door opvolging onder algemene titel. Artikel 3:113 BW bepaalt dat een goed in bezit wordt genomen door zich daarover de feitelijke macht te verschaffen. Wanneer een goed in het bezit van een ander is, zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor een inbezitneming onvoldoende (artikel 3:113 lid 2 BW). Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat de inbezitneming van een goed waarvan een ander reeds bezitter is, slechts kan bestaan in een zodanige machtsuitoefening dat naar verkeersopvattingen de oorspronkelijke bezitter niet meer als zodanig kan gelden. Uit artikel 3:117 lid 1 BW volgt dat een bezitter van een goed het bezit verliest, wanneer hij het goed kennelijk prijsgeeft, of wanneer een ander het bezit van het goed verkrijgt.
7.8.
Verder is vereist dat het bezit ondubbelzinnig is. Daarvan is sprake wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt dat de eigenaar tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn. Aldus is verzekerd dat van verjaring pas sprake kan zijn ingeval de werkelijk rechthebbende tegen wie de verjaring is gericht, uit de gedragingen van degene die zich op verjaring wil beroepen, duidelijk kan opmaken dat deze pretendeert rechthebbende (eigenaar of beperkt gerechtigde) te zijn, zodat hij tijdig maatregelen kan nemen om de inbreuk op zijn recht te beëindigen. Het bezit is niet ondubbelzinnig indien de machtsuitoefening met betrekking tot het goed evenzeer kan duiden op een gebruik als eigenaar als op een gebruik in een andere hoedanigheid, zoals bijvoorbeeld die van gebruiker krachtens een persoonlijk recht of een beperkt recht.
Oordeel rechtbank
7.9.
Ter onderbouwing van hun beroep op verkrijgende verjaring hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] eigendomsaktes van woonperceel [perceel 3], kadastrale kaarten en foto’s in het geding gebracht. Uit de eigendomsaktes van woonperceel [perceel 3] kan niet worden afgeleid dat er in het verleden sprake is geweest van gebruik, laat staan bezit, van de betreffende grond tot aan de blauwe lijn (en al helemaal niet ten aanzien van weilandperceel [perceel 4] waarop de aktes geen betrekking hebben). De kadastrale grens, voor zover daarnaar in de aktes wordt verwezen, en de feitelijke gebruiksgrens hoeven namelijk niet samen te vallen. Het beroep op de kadastrale kaarten van 1972, 1975 en 1980 gaat om dezelfde reden niet op. Ten aanzien van de foto’s uit 1973, 2006 en 2009 merkt de rechtbank op dat uit deze foto’s niet valt af te leiden dat de (oorspronkelijke) erfafscheidingen op de blauwe lijn staan. En in het hypothetische geval dat dit wel zo zou zijn, dan nog kan op basis van alleen deze foto’s niet de conclusie worden getrokken dat er sprake is geweest van (onafgebroken) bezit. Foto’s betreffen immers een momentopname. De foto’s leveren bovendien weinig inzicht op over het feitelijke gebruik van de onderhavige stroken grond.
7.10.
[eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] hebben in het kader van hun betwisting van de verkrijgende verjaring onder meer een beroep gedaan op de verklaring van hun rechtsvoorganger [betrokkene 1] , geciteerd in r.o. 2.9. Deze verklaring heeft als strekking dat [betrokkene 1] altijd bezitter is geweest van de onderhavige stroken grond. Vast staat dat [betrokkene 1] – na de grensreconstructie in 2007 – de oorspronkelijke erfafscheiding (schapengaas) heeft verplaatst naar de (nieuwe) kadastrale grens/de zwarte lijn bij grens 2 en grens 3a (zie r.o. 2.8). Niet gesteld of gebleken is dat de rechtsvoorgangers van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] destijds bezwaar hebben gemaakt tegen deze verplaatsing (en uit de verklaring van [betrokkene 1] lijkt ten aanzien van [betrokkene 2] zelfs het tegendeel te volgen). Dit is een aanwijzing dat de rechtsvoorgangers van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] zich in 2007 kennelijk niet als bezitter beschouwden van de betreffende stroken grond (en de verklaring van [betrokkene 1] dat hij de bezitter was juist is). Niet in geschil is dat [ged.conv./eis.reconv. 2] (woonperceel [perceel 3] /grens 2) en [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] (weilandperceel [perceel 4] /grens 3a) eigenaar zijn geworden ná de verplaatsing van het schapengaas door [betrokkene 1] , en de stroken grond bij grens 2 en 3a zelf nooit in gebruik hebben gehad.
Conclusie: geen verkrijgende verjaring
7.11.
Het voorgaande betekent dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] tegenover de gemotiveerde betwisting van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] onvoldoende onderbouwd hebben gesteld dat sprake is (geweest) van het voor een geslaagd beroep op verkrijgende verjaring vereiste bezit, zodat dit niet komt vast te staan. De feitelijke ligging van het schapengaas is niet in geschil (zie r.o. 2.8). Door [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] is niet betwist dat zij de strook grond van de kadastrale grens/de zwarte lijn tot aan het schapengaas op weilandperceel [perceel 2] bij grens 3b in gebruik hebben. Dit alles leidt ertoe dat ook de vorderingen in conventie ten aanzien van grens 2 en grens 3(a en b) zullen worden toegewezen. Met dien verstande dat ten aanzien van de gevorderde verklaringen voor recht (zie r.o. 3.1) niet zullen worden toegewezen de passages:
“en niet de blauwe lijn zoals [ged.conv./eis.reconv. 2] meent”; “
en niet de blauwe lijn zoals [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] menen.”en
“en niet ter plaatse van waar nu het schapengaas staat zoals [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] menen”.Daarbij bestaat namelijk geen belang. Dit volgt immers al uit hetgeen (wel) voor recht wordt verklaard: namelijk waar de erfgrenzen/eigendomsgrenzen (wel) liggen.
7.12.
De reconventionele vorderingen van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] zullen gelet op het voorgaande worden afgewezen.
Proceskosten
7.13.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] zullen als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, zowel in conventie en in reconventie. De kosten aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] in conventie worden begroot op een bedrag van € 1.562,99 (dagvaarding € 127,99, griffierecht € 309,00 en salaris advocaat € 1.126,00 (2.0 punten x tarief € 563,00)). De kosten aan de aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] in reconventie worden begroot op een bedrag van € 563,00 aan salaris advocaat (2,0 punten x factor 0,5 x tarief € 563,00).

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
8.1.
verklaart voor recht dat de erfgrens 1/de eigendomsgrens, zoals op productie 2 van de dagvaarding aangegeven tussen de percelen van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 2] (woonperceel [perceel 1] en woonperceel [perceel 3] ), is gelegen onder de gemeenschappelijke scheidsmuur en onder de schutting aan de achterzijde,
8.2.
verklaart voor recht dat de erfgrens 2/de eigendomsgrens, zoals op productie 2 van de dagvaarding aangegeven tussen de percelen van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 2] (weilandperceel [perceel 2] en woonperceel [perceel 3] ), is gelegen ter plaatse van de zwarte lijn zoals door het Kadaster bepaald en dat de huidige erfafscheiding van schapengaas op de erfgrens staat,
8.3.
verklaart voor recht dat de erfgrens 3a/de eigendomsgrens, zoals op productie 2 van de dagvaarding aangegeven tussen de percelen van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] (weilandperceel [perceel 2] en weilandperceel [perceel 4] ), is gelegen ter plaatse van de zwarte lijn zoals door het Kadaster bepaald en dat de huidige erfafscheiding van schapengaas op de erfgrens staat,
8.4.
verklaart voor recht dat de erfgrens 3b/de eigendomsgrens, zoals op productie 2 van de dagvaarding aangegeven tussen de percelen van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] en [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] (weilandperceel [perceel 2] en weilandperceel [perceel 4] ), is gelegen ter plaatse van de zwarte lijn zoals door het Kadaster bepaald en niet ter plaatse van waar nu het schapengaas staat,
8.5.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de grond tussen de (in r.o. 8.4 genoemde) erfgrens 3b en het schapengaas te ontruimen en ontruimd te houden en om [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] toe te staan dat zij een erfafscheiding plaatsen op erfgrens 3b,
8.6.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] tot op heden begroot op € 1.562,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
8.7.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
8.8.
verklaart dit vonnis in conventie voor wat betreft de onder 8.5, 8.6 en 8.7 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
8.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.10.
wijst de vorderingen af,
8.11.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] tot op heden begroot op € 563,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Mesman en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022.
JM/AW