ECLI:NL:RBGEL:2022:5428

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
C/05/378871 / HA ZA 20-619
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst tot levering van leermiddelen aan een school met betrekking tot compensatieregelingen en postcontractuele werking

In deze zaak vordert de eiseres, een leverancier van schoolboeken en digitaal lesmateriaal, dat de gedaagde, een middelbare school, wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst. De overeenkomst betrof de levering van leermiddelen voor de periode 2010-2020, waarbij de school gebruik maakte van een extern leermiddelenfonds. De eiseres stelt dat de gedaagde de huurboeken korter dan vier jaar op de boekenlijst heeft geplaatst en dat zij daarom recht heeft op een vergoeding op basis van de compensatieregeling die in de overeenkomst is opgenomen. De gedaagde betwist deze vordering en stelt dat de compensatieregeling alleen geldt gedurende de looptijd van de overeenkomst en niet na beëindiging daarvan. De rechtbank oordeelt dat de compensatieregeling ook postcontractuele werking heeft en dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank wijst de vordering van de eiseres toe en veroordeelt de gedaagde tot betaling van een bedrag van € 61.922,03, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/378871 / HA ZA 20-619 / 1291 / 650
Vonnis van 2 maart 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaten mr. M.J.J.M. Essers en mr. C.A.M. Lombert te Amsterdam,
tegen
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.A. Berendsen te Heerlen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 januari 2021,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 mei 2021,
waarin de procedure op verzoek van partijen is aangehouden voor schikkingsonderhandelingen,
- de akte na mondelinge behandeling tevens akte eiswijziging met producties van 7 juli 2021 van [eiseres] ,
  • de akte met producties van 7 juli 2021 van [gedaagde] ,
  • de beslissing van de rolrechter van 19 juli 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een leverancier van schoolboeken en digitaal lesmateriaal voor het voortgezet onderwijs. [gedaagde] is een middelbare school die onderwijs aanbiedt op mavo-, havo en vwo niveau.
2.2.
[gedaagde] heeft in de periode 2010-2020 achtereenvolgens twee overeenkomsten gesloten met [eiseres] voor de levering van leermiddelen. [gedaagde] maakte daarbij gebruik van een extern leermiddelenfonds. Dit houdt in dat [gedaagde] de leerboeken (hierna: huurboeken) huurt van [eiseres] , die deze op haar beurt inkoopt en verhuurt aan [gedaagde] . De werkboeken en het gebruiksrecht op digitale licenties koopt [gedaagde] van [eiseres] .
2.3.
In de overeenkomst voor de levering van leermiddelen die [gedaagde] met [eiseres] heeft gesloten voor de periode 2010-2016 (hierna: de oude overeenkomst), staat de volgende compensatieregeling (onder d) en inkoopregeling (onder h):
“d. Bij Tussentijdse vervanging van een Huurboek is Opdrachtgever aan Opdrachtnemer een bedrag verschuldigd van 18% van de Consumentenprijs per schooljaar dat het betreffende leermiddel korter dan 4 jaar op de Boekenlijst staat, maal het aantal Leermiddelen dat de Tussentijdse vervanging betreft.
(…)
h. Voor huurboeken die Opdrachtgever bij expiratiedatum van de Overeenkomst niet koopt van Opdrachtnemer en die bij expiratiedatum van de Overeenkomst nog niet 4 jaar op de Boekenlijst zijn geplaatst geldt het gestelde bij d.”
2.4.
Eind 2015 zijn partijen een nieuwe overeenkomst aangegaan, uit hoofde waarvan [eiseres] met ingang van 1 maart 2016 voor een periode van vier jaren leermiddelen aan [gedaagde] zou leveren (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst is tot stand gekomen naar aanleiding van de op 18 december 2015 door [gedaagde] gepubliceerde “Offerteaanvraag Europese openbare procedure levering en distributie leermiddelen” (hierna: offerteaanvraag).
2.5.
De offerteaanvraag bevat onder artikel 6.4 een compensatieregeling en een overnameregeling. De offerteaanvraag luidt verder, voor zover relevant, als volgt:

Begrippenlijst
(…)
Boekenlijst
Overzicht van lesmethoden, onderscheiding naar klas, leerjaar en onderwijsrichting, met daarbij het jaar dat deze lesmethoden voor het eerst door opdrachtgever op deze lijst zijn geplaatst;
(…)
Lesmethode
Al het materiaal dat het verplichte lesprogramma volledig dekt (door school vastgestelde curriculum) onder één merknaam, voor één vak in één leerjaar, zoals de uitgever dit aan de commerciële markt aanbiedt inclusief eventuele toebehoren (onder andere docentenmateriaal) en opties;
(…)
Nieuwe lesmethode
Van een nieuwe lesmethode is sprake zodra de uitgever in opvolging van een bestaande lesmethode, een nieuwe lesmethode op de markt brengt, hetgeen onder andere blijkt uit een nieuw ISB-nummer;
(…)
1. Algemene informatie
(…)
1.3.
Duur van de overeenkomst
Deze aanbesteding zal uiteindelijk moeten leiden tot één overeenkomst met een ingangsdatum van 1 maart 2016, waarbij leveringen en of diensten voor het schooljaar 2015/2016 uitgesloten zijn. De overeenkomst geldt voor een periode van vier jaar, waarbij partijen de mogelijkheid hebben de overeenkomst tussentijds op te zeggen, met inachtneming van een opzegtermijn van minimaal 9 maanden.
(…)
6. Gunningscriteria
(…)
6.4.
Prijsstelling
Uitgangspunten prijsstelling:
(…)
- opdrachtgever zal lesmethoden minimaal 4 jaar op de boekenlijst plaatsen, tenzij de betreffende methode alleen uit digitaal lesmateriaal bestaat;
- indien opdrachtgever een lesmethode korter dan 4 jaar op de boekenlijst plaatst, betaalt opdrachtgever aan inschrijver voor elk ontbrekend jaar, 18,75% van de consumenten prijs van de folio huurboeken van de betreffende methode. Ook de historie van boekenlijsten voorafgaand aan deze overeenkomst wordt meegenomen voor het bepalen van de gebruiksduur;
- indien opdrachtgever een lesmethode langer dan 4 jaar op de boekenlijst plaatst, betaalt inschrijver aan opdrachtgever voor elk jaar, dat de lesmethode langer dan 4 jaar op de boekenlijst staat, 18,75% van de consumentenprijs van de folio huurboeken van de betreffende methode. Ook de historie van boekenlijsten voorafgaand aan deze overeenkomst wordt meegenomen voor het bepalen van de gebruiksduur;
- opdrachtgever zal aan het einde van de overeenkomst meewerken aan de overname van folio leermiddelen die nog geen 4 jaar op de boekenlijst hebben gestaan en het eerste daaropvolgende schooljaar van de nieuwe overeenkomst op de boekenlijst worden geplaatst;
(…)”
2.6.
De overeenkomst luidt, voor zover hier relevant, als volgt:

Artikel 2 Toepasselijkheid
1. De offerteaanvraag en offerte maken integraal onderdeel uit van deze overeenkomst.
(…)
Artikel 5 Duur van de overeenkomst en beëindiging
Deze overeenkomst neemt een aanvang op 1 maart 2016 en geldt voor een periode van 4 jaar. Partijen kunnen de overeenkomst jaarlijks opzeggen met een opzegtermijn van minimaal 9 maanden. (…)
(…)
Artikel 9 Prijzen
1. Opdrachtnemer voldoet aan de uitgangspunten prijsstelling zoals geoffreerd.
2. Opdrachtnemer zal abonnementen voor lesmethoden factureren op basis van de consumentenprijs voor het betreffende abonnement, verhoogd met een opslagpercentage van 10%.
3. Opdrachtnemer zal nieuwe leermiddelen die door opdrachtgever worden gekocht, factureren op basis van de consumentenprijs minus het kortingspercentage van 0%.
4. Opdrachtnemer zal leermiddelen verhuren voor het huurpercentage van 37,4%.
5. Opdrachtnemer zal licenties factureren op basis van de consumentenprijs verhoogd met het opslagpercentage van 9%.
Opdrachtgever zal op geen andere wijze kosten voldoen, dan aangegeven in dit artikel.
(…)”
2.7.
Na afloop van de contractuele vier jaren van de overeenkomst heeft [gedaagde] , na het doorlopen van een aanbestedingsprocedure, geen nieuw contract voor levering van leermiddelen gesloten met [eiseres] , maar met (onder meer) [naam BV] B.V. (hierna: [naam BV] ). [gedaagde] heeft tevens besloten om na afloop van de overeenkomst voor (een deel van) de leermiddelen over te stappen van papieren (folio) boeken naar een (vrijwel) volledig digitale variant van de lesmethodes (ook wel genoemd: lifo).
2.8.
Bij e-mailbericht van 1 april 2020 heeft [eiseres] – met een beroep op de compensatieregeling uit de offerteaanvraag – aanspraak gemaakt op vergoeding van 18,75% van de consumentenprijs voor ieder jaar dat de door [eiseres] geleverde huurboeken korter dan vier jaar op de boekenlijst zijn geplaatst door [gedaagde] . [eiseres] schrijft verder dat zij een factuur hiervoor zal opmaken en dat [eiseres] het graag van [gedaagde] hoort als zij wil dat [eiseres] contact opneemt met [naam BV] over eventueel over te nemen boeken.
2.9.
Op 5 juni 2020 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een rekening gestuurd met de omschrijving “Afschrijvingstermijnen korter dan 4 jaar” en een totaalbedrag van € 89.036,19 (inclusief btw).
2.10.
[gedaagde] heeft deze factuur niet betaald.
2.11.
[eiseres] heeft een overeenkomst gesloten met [naam BV] voor de verkoop van een deel van de huurboeken die afkomstig zijn van (leerlingen van) [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na wijziging van eis in haar akte van 7 juli 2021, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eiseres] bij de nakoming van de overeenkomst door de overeengekomen en gegarandeerde vierjaarstermijn voor huurboeken niet vol te maken en niet de overeengekomen vergoeding uit de compensatieregeling aan te bieden voor de kortere plaatsing van huurboeken op de boekenlijst,
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 61.922,03, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 28 september 2020 tot aan de dag van volledige betaling,
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding te vermeerderen met wettelijke rente indien voldoening binnen 14 dagen na dagtekening uitblijft, alsmede in de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Nu [gedaagde] de huurboeken korter op de boekenlijst heeft geplaatst dan vier jaren en ook weigerde de boeken over te nemen met toepassing van de contractuele overnameregeling, had zij [eiseres] na het eindigen van de overeenkomst een vergoeding uit hoofde van de compensatieregeling moeten betalen voor zover de boeken niet werden gekocht van [eiseres] . Nu partijen na de mondelinge behandeling een minnelijke regeling hebben getroffen voor de overname van een deel van de huurboeken, heeft [eiseres] haar eis met dat bedrag verminderd.
3.3.
[gedaagde] betwist dat zij [eiseres] moet betalen voor de huurboeken die korter dan vier jaren op de boekenlijst hebben gestaan omdat de compensatieregeling volgens [gedaagde] alleen geldt gedurende de looptijd van de overeenkomst en niet (ook) nadat die is geëindigd. Daarnaast geldt de compensatieregeling alleen wanneer (voortijdig) gewisseld wordt van lesmethode en dit is niet hetzelfde als wijziging van een specifiek leermiddel (zoals een huurboek). De overnameregeling heeft wel (postcontractuele) werking na het eindigen van de overeenkomst, maar is in casu niet van toepassing omdat de huurboeken niet meer op de boekenlijst van het nieuwe schooljaar worden geplaatst. [gedaagde] voegt daaraan in haar akte van 7 juli 2021 toe dat partijen inmiddels een minnelijke regeling hebben getroffen voor alle leermiddelen die ten grondslag liggen aan [eiseres] vordering. Voor een gedeelte van de huurboeken zijn concrete bedragen overeengekomen. Voor de overige boeken die ten grondslag liggen aan de resterende vordering van [eiseres] , biedt [gedaagde] eveneens aan deze te kopen. Daarmee heeft de compensatieregeling geen werking en vervalt de resterende vordering van [eiseres] , aldus [gedaagde] .

4.De beoordeling

Minnelijke regeling?

4.1.
De rechtbank constateert dat beide partijen in hun akte van 7 juli 2021 stellen dat een minnelijke regeling is bereikt, maar dat zij over de inhoud van die minnelijke regeling ieder iets anders verklaren. [eiseres] stelt dat voor een deel van de huurboeken (het deel dat zij heeft verkocht aan [naam BV] ) een minnelijke regeling is getroffen en vermindert – uitgaande van de door haar beschreven minnelijke regeling – haar eis. [gedaagde] stelt dat de minnelijke regeling ziet op alle leermiddelen waarvan [eiseres] vergoeding vordert, zodat geen vordering meer resteert waarover de rechtbank moet oordelen.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat partijen beiden verklaren dat voor een deel van de leermiddelen een minnelijke regeling is getroffen, zodat de rechtbank hier vanuit gaat. Partijen verklaren tegenstrijdig over of (ook) een minnelijke regeling tot stand is gekomen voor de resterende huurboeken. [eiseres] heeft ter zitting en in haar akte van 7 juli 2021 toegelicht dat zij het aanbod van [gedaagde] (om ook dit resterende deel over te nemen in het kader van een minnelijke regeling), niet kan accepteren omdat zij de resterende huurboeken inmiddels niet meer heeft en dus niet kan leveren aan [gedaagde] . Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank niet mee in de stelling van [gedaagde] dat voor alle leermiddelen een regeling is bereikt en [eiseres] daarom geen vordering meer heeft. De rechtbank zal de vordering van [eiseres] uit de akte van 7 juli 2021 beoordelen.
Is de overnameregeling van toepassing?
4.3.
De kern van het geschil is de vraag of [gedaagde] een vergoeding moet betalen op basis van de contractuele compensatieregeling voor leermiddelen die aan het einde van de overeenkomst korter dan vier jaar op de boekenlijst hebben gestaan. [gedaagde] betwist dit (onder meer) omdat zij heeft aangeboden leermiddelen over te nemen volgens de contractuele overnameregeling zodat de compensatieregeling niet geldt. [eiseres] stelt dat [gedaagde] na het einde van de overeenkomst weigerde boeken over te nemen op grond van de overnameregeling, waarna [eiseres] de boeken een andere bestemming heeft gegeven en nu geen uitvoering meer kan geven aan de overnameregeling, zodat [eiseres] een vordering heeft op grond van de compensatieregeling. De rechtbank zal gezien deze standpunten eerst het beroep van [gedaagde] op de overnameregeling beoordelen.
4.4.
De rechtbank overweegt dat een beroep van [gedaagde] op de overnameregeling niet slaagt op grond van de navolgende omstandigheden. Na het eindigen van de overeenkomst heeft [eiseres] op 1 april 2020 (zie 2.8) een voorstel gedaan voor betaling/overname van alle leermiddelen die volgens haar korter dan vier jaar op de boekenlijst stonden. In haar e-mailberichten van 16 en 19 juni 2020 heeft [gedaagde] gereageerd dat de overnameregeling niet van toepassing is op de lifo-leermiddelen, dat overname niet aan de orde is omdat de leermiddelen niet meer op de boekenlijst worden (terug)geplaatst en dat de compensatieregeling niet van toepassing is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] hieruit mogen afleiden dat [gedaagde] geen gebruik wilde maken van de contractuele mogelijkheid om de boeken over te nemen.
4.5.
De stelling van [gedaagde] dat zij alleen heeft gezegd dat ze geen gebruik wilde maken van de overnameregeling voor de lifo-methode, maar dat dit wel het geval zou zijn voor de niet-lifo methode, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Indien [gedaagde] destijds boeken van de niet-lifo methode wilde overnemen via de overnameregeling, dan had het op haar weg gelegen om dit duidelijk kenbaar te maken in plaats van te volstaan met wat zij niet wilde, vooral omdat het voorstel van [eiseres] zag op alle (lifo en niet-lifo) leermiddelen.
4.6.
Dat [gedaagde] in het kader van minnelijk overleg (dus: een jaar na het eindigen van de overeenkomst) een beroep doet op de overnameregeling is gezien de tekst van de overnameregeling ‘
opdrachtgever zal aan het einde van de overeenkomst meewerken aan de overname van de folio leermiddelen’ (zie 2.5), te laat. Daarbij weegt de rechtbank mee dat [eiseres] gemotiveerd heeft toegelicht dat zij de boeken inmiddels niet meer heeft zodat ze geen uitvoering (meer) kan geven aan de overnameregeling, en dat [gedaagde] tijdens de uitvoerige correspondentie na het eindigen van de overeenkomst alle mogelijkheid had om gebruik te maken van de overnameregeling maar dit niet heeft gedaan.
Uitleg compensatieregeling: postcontractuele werking
4.7.
Nu [gedaagde] niet met succes (alsnog) een beroep kan doen op de overnameregeling, komt de rechtbank toe aan het beroep van [eiseres] op de compensatieregeling. Partijen verschillen van mening over de (te hanteren maatstaf bij de) uitleg van de compensatieregeling en over de vraag of deze ook geldt nadat de overeenkomst is geëindigd. [eiseres] stelt dat [gedaagde] moet betalen voor huurboeken die aan het einde van de overeenkomst korter dan vier jaar op de boekenlijst hebben gestaan. [gedaagde] betwist onder meer dat de compensatieregeling nog geldt nadat de overeenkomst is geëindigd.
4.8.
De uitleg van een contractuele bepaling vindt in beginsel plaats volgens de Haviltex-maatstaf (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635). Dit houdt in dat het bij de uitleg van een overeenkomst aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.9.
De compensatieregeling staat echter in de offerteaanvraag die onderdeel is van een aanbestedingsprocedure. Bij de uitleg van dergelijke bepalingen wordt veelal aansluiting gezocht bij de cao-norm vanwege het in het aanbestedingsrecht geldende transparantiebeginsel. Dit houdt in dat de offerteaanvraag moet worden geformuleerd op een duidelijke en ondubbelzinnige wijze, zodat alle inschrijvers de aanbestedingsvoorwaarden op de juiste wijze kunnen begrijpen en op dezelfde manier kunnen interpreteren
(HR 4 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU2806). Bij de uitleg van de aanbestedingsstukken worden niet in de stukken opgenomen opvattingen van de aanbestedende dienst (in casu: [gedaagde] ), buiten beschouwing gelaten.
4.10.
In het arrest DSM/Fox (ECLI:NL:HR:2004:AO1427) heeft de Hoge Raad voorts overwogen dat tussen de Haviltex-norm en de cao-norm een vloeiende overgang bestaat en dat bij beide normen de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis. De rechtbank zal daarom bij de uitleg van de compensatieregeling zowel rekening houden met de taalkundige betekenis van de bewoordingen, gelezen in de context van de overeenkomst als geheel, als met de concrete omstandigheden van het geval.
4.11.
De rechtbank overweegt dat uit de tekst van de compensatieregeling (zie 2.5) niet blijkt of de compensatieregeling wel of geen postcontractuele werking heeft. Nu de tekst geen uitsluitsel geeft, zal de rechtbank, in lijn met het hiervoor geschetste juridisch kader, de bepaling uitleggen aan de hand van de omstandigheden van het geval.
4.12.
Niet in geschil is dat [gedaagde] iedere vier jaar een nieuwe overeenkomst sluit met een leverancier, maar dat de gebruiksduur van leermiddelen door [gedaagde] niet noodzakelijkerwijs gelijk oploopt met de looptijd van de overeenkomsten. Vast staat ook dat [eiseres] de huurboeken aankoopt en vervolgens verhuurt aan (leerlingen van) [gedaagde] , zodat [eiseres] de aankoopinvestering maakt en [gedaagde] niet. Ook is niet in geschil dat [gedaagde] eenzijdig de boekenlijst bepaalt en ervoor kan kiezen leermiddelen (waaronder huurboeken) hier van af te halen of hier op te zetten, waarna [eiseres] volgens de overeenkomst die leermiddelen moet aanschaffen. [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij huurboeken die zij inkoopt, over een periode van vier jaar afschrijft. [eiseres] heeft (met overlegging van debet- en creditfacturen en boekenlijsten) gemotiveerd gesteld dat partijen gedurende de overeenkomst de compensatieregeling hebben uitgevoerd in die zin dat [gedaagde] aan [eiseres] een vergoeding betaalde voor huurboeken die voortijdig werden afgevoerd, terwijl [eiseres] aan [gedaagde] betaalde voor boeken die [gedaagde] langer dan vier jaar op de boekenlijst zette.
4.13.
Gezien voornoemde omstandigheden overweegt de rechtbank dat partijen met de compensatieregeling tot doel hadden te regelen dat de aanschafprijs van (huur)boeken uiteindelijk door [gedaagde] werd gedragen indien [eiseres] geen vier jaren de (afschrijf)tijd had gekregen om ze te verhuren aan (leerlingen van) [gedaagde] .
4.14.
Naar het oordeel van de rechtbank is de (door [eiseres] betwiste) uitleg van [gedaagde] dat de compensatieregeling geen (postcontractuele) werking heeft na het eindigen van de overeenkomst, niet in lijn met het doel van de bepaling (zie 4.13). [gedaagde] zou dan immers bij het einde van de overeenkomst alle boeken van de boekenlijst kunnen halen en [eiseres] niet hoeven compenseren voor huurboeken die voortijdig werden afgevoerd, zodat [eiseres] uiteindelijk de volledige aanschafprijs daarvan moet dragen. De stelling van [gedaagde] dat het in haar belang is om leermiddelen meerdere jaren op de boekenlijst te zetten doet hier niet aan af, omdat [gedaagde] wel de mogelijkheid heeft om huurboeken na (bijvoorbeeld) een jaar van de boekenlijst te halen en [eiseres] afhankelijk is van haar beslissing daarover.
4.15.
De rechtbank overweegt verder dat [eiseres] ook niet redelijkerwijs kon verwachten dat [gedaagde] de compensatieregeling zo zou uitleggen dat deze geen werking heeft na het einde van de overeenkomst, zodat [eiseres] hiermee ook geen rekening kon houden bij de inschrijving op de offerte. Daarbij acht de rechtbank mede van belang dat [eiseres] ook voor [gedaagde] leverancier van leermiddelen was in de periode 2010-2016 en dat in de compensatieregeling in de oude overeenkomst stond dat [gedaagde] aan [eiseres] een vergoeding moest betalen per schooljaar dat de huurboeken ‘
bij expiratiedatum van de overeenkomst nog niet vier jaar op de Boekenlijst zijn geplaatst’ (zie 2.3).
4.16.
[eiseres] heeft ter zitting gesteld dat de oude overeenkomst en de overeenkomst door verschillende personen zijn geschreven en dat dit verklaart waarom de oude compensatieregeling wel expliciet bepaalt dat deze geldt bij expiratiedatum, terwijl dit in de compensatieregeling van de overeenkomst niet staat. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Daarom is niet komen vast te staan dat met de gewijzigde tekst is bedoeld de compensatieregeling in de overeenkomst geen postcontractuele werking te geven. Indien [gedaagde] wel deze bedoeling had en dit voor haar van essentieel belang was, dan zou het voor de hand hebben gelegen dat zij dit in de tekst van de offerteaanvraag expliciet had opgenomen. Dit klemt te meer nu [gedaagde] degene is die de offerteaanvraag (en de compensatieregeling) heeft opgesteld en onduidelijkheden die door de opsteller zijn veroorzaakt in beginsel voor diens rekening en risico dienen te komen en niet ten nadele van de wederpartij worden uitgelegd.
4.17.
De rechtbank overweegt gezien het voorgaande dat de compensatieregeling ook van toepassing is bij het einde van de overeenkomst.
Hoogte van de vergoeding volgens de compensatieregeling: aanvang vierjaarstermijn
4.18.
De rechtbank komt toe aan beoordeling van de hoogte van de gevorderde vergoeding op grond van de compensatieregeling. [eiseres] neemt bij de berekening van haar vordering als uitgangspunt dat de vierjaarstermijn van de compensatieregeling gaat lopen wanneer het ISB-nummer (hierna: ISBN) van het boek op de boekenlijst wijzigt. [gedaagde] voert aan dat [eiseres] daarmee de contractuele begrippen ‘(nieuwe) lesmethode’ en ‘boekenlijst’ verkeerd uitlegt omdat een nieuwe lesmethode meerdere leermiddelen omvat (waaronder een huurboek) en het wijzigen van een ISBN op zichzelf niet reeds voldoende is om een nieuwe vierjaarstermijn te laten aanvangen.
4.19.
Gezien het relevante juridisch kader (zie 4.8-4.10) moeten bij de beoordeling van de aanvang van de vierjaarstermijn de tekst en context van de compensatieregeling worden betrokken. Uit de tekst van de compensatieregeling (zie 2.5) volgt dat voor het activeren van de vierjaarstermijn beoordeeld moet worden of de lesmethode korter of langer dan vier jaar op de boekenlijst staat. De definities ‘lesmethode’ ‘nieuwe lesmethode’ en ‘boekenlijst’ zijn opgenomen in de begrippenlijst van de offerteaanvraag (zie 2.5). Daaruit volgt dat een boekenlijst een overzicht van lesmethoden is, dat een lesmethode bestaat uit meerdere materialen (van dezelfde merknaam en benodigd voor één vak in één leerjaar) en dat een nieuwe lesmethode ‘
onder andere’ uit een nieuw ISBN blijkt. Dit betekent dat uit de tekst niet blijkt dat er sprake is van een nieuwe lesmethode alleen omdat er een nieuw ISBN is. Een nieuw ISBN kan wel een indicatie zijn dat sprake is van een nieuwe lesmethode.
4.20.
Indien de compensatieregeling zo wordt uitgelegd dat voor een nieuwe editie van een huurboek (met nieuw ISBN) dat [gedaagde] op de boekenlijst plaatst, geen nieuwe vierjaarstermijn begint te lopen omdat de lesmethode waar dat huurboek bij hoort niet wijzigt, dan betekent dit dat [gedaagde] altijd kosteloos nieuwe huurboeken zou krijgen zolang zij maar niet van lesmethode verandert. Dit verhoudt zich naar het oordeel van de rechtbank niet met het doel van de compensatieregeling (zie 4.13).
4.21.
Daarbij komt dat partijen in de praktijk de compensatieregeling ook niet op die wijze hebben uitgevoerd. [eiseres] heeft toegelicht en met stukken onderbouwd dat in de debet- en creditfacturen die zij verzond gedurende de looptijd van de overeenkomst, de compensatie altijd was gebaseerd op een verandering van het ISBN van de huurboeken op de boekenlijst. Ook heeft [eiseres] toegelicht dat wanneer een nieuwe editie van een huurboek werd aangevinkt bij het samenstellen van de boekenlijst op de website van [eiseres] , de website een waarschuwing gaf dat dit een nieuwe editie betrof, dat dit (financiële) consequenties had en dat expliciet toestemming moest worden gegeven door (een daartoe bevoegd persoon binnen) [gedaagde] . Dit is door [gedaagde] ter zitting erkend.
4.22.
Gezien het voorgaande oordeelt de rechtbank dat [eiseres] bij de berekening van haar vordering niet is uitgegaan van onjuiste uitgangspunten door voor de aanvang van de vierjaarstermijn voor een huurboek te kijken naar het (gewijzigde) ISBN op de boekenlijst. Nu [gedaagde] geen verdere verweren heeft gericht tegen de rekenmethode van [eiseres] , gaat de rechtbank uit van de juistheid van de berekening van de vordering.
4.23.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank de vordering van [eiseres] op grond van de compensatieregeling zal toewijzen tot het gevorderde bedrag.
Wettelijke handelsrente
4.24.
[eiseres] heeft gevorderd de door haar gevorderde hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 28 september 2020 tot aan de dag van volledige betaling. Nu [gedaagde] hier geen afzonderlijk verweer tegen heeft gevoerd en deze vordering de rechtbank ook niet ongegrond voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
Proceskosten en nakosten
4.25.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden op basis van het toegewezen bedrag begroot op:
- explootkosten € 87,99
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat
€ 2.228,00(2,0 punten × tarief IV € 1.114,00)
Totaal € 4.357,99
4.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.27.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eiseres] bij de nakoming van de overeenkomst door de overeengekomen en gegarandeerde vierjaarstermijn voor huurboeken niet vol te maken en aan [eiseres] niet de overeengekomen vergoeding uit hoofde van de compensatieregeling aan te bieden voor de kortere plaatsing van de huurboeken op de boekenlijst,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 61.922,03, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van 28 september 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 4.357,99, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na heden tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen
14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.R. van Heemstra en op 2 maart 2022 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen, rolrechter.