ECLI:NL:RBGEL:2022:5306

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4503
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar inzake aanvraag Regeling reductie energieverbruik woningen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, het college van burgemeester en wethouders van Hattem, tegen het bestreden besluit van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van 31 augustus 2021. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiseres tegen een eerdere afwijzing van hun aanvraag in het kader van de Regeling reductie energieverbruik woningen (RREW) kennelijk niet-ontvankelijk. Eiseres stelt dat het bezwaarschrift tijdig op de post is gedaan door een thuiswerkende ambtenaar, maar kan dit niet onderbouwen. De rechtbank heeft op 29 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De RVO heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift begon op 5 maart 2021 en eindigde op 15 april 2021. Eiseres heeft gesteld dat het bezwaarschrift op 8 april 2021 in de brievenbus is gedaan, maar kan dit niet met bewijs onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de enkele verklaring van de heer [A], een ex-medewerker van eiseres, onvoldoende is om aan te nemen dat het bezwaarschrift op tijd is verzonden.

De rechtbank oordeelt verder dat het niet op tijd indienen van het bezwaarschrift niet verontschuldigbaar is, ondanks de grote belangen van eiseres. De RVO heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep van eiseres is ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 19 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/4503

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2022

in de zaak tussen

het college van burgemeester en wethouders van Hattem uit Hattem, eiseres

(gemachtigden: N. Brink en mr. W.L.A. Kappen),
en
de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening(de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, hierna: de RVO)
(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniëls).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van de RVO van 31 augustus 2021. Met dit bestreden besluit heeft de RVO het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 4 maart 2021, waarbij de aanvraag van eiseres in het kader van de Regeling reductie energieverbruik woningen (RREW) is afgewezen, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De RVO heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres en de gemachtigde van de RVO.

Beoordeling door de rechtbank

2. De RVO heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend en de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar is. De rechtbank moet beoordelen of de RVO het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat de RVO het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift niet op tijd indient, moet de RVO het bezwaar
niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet op tijd indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Met andere woorden als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest, blijft de niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het bezwaarschrift op tijd ingediend?
4. Het besluit waartegen eiseres bezwaar heeft gemaakt, is gedateerd op donderdag
4 maart 2021. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum aan eiseres (per post) is verzonden. Dat betekent dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift begon op vrijdag 5 maart 2021 en eindigde op donderdag 15 april 2021.
4.1.
Eiseres stelt dat de heer [A] , een (inmiddels) ex-medewerker van eiseres, het bezwaarschrift op 8 april 2021 thuis heeft uitgeprint en diezelfde dag in de brievenbus heeft gedaan. Door COVID-19 werkte de heer [A] vanuit huis. Het bezwaarschrift is daarom ook niet via het eLoket ingediend, omdat de heer [A] in dat geval naar kantoor had moeten afreizen en een collega met inloggegevens om hulp had moeten vragen. Van aangetekende verzending is geen sprake en bovendien is aangetekende verzending niet vereist. Omdat een reactie op het bezwaarschrift aan de zijde van de RVO uitbleef, heeft een collega van de heer [A] op 8 juni 2021 telefonisch contact opgenomen met de RVO. In dit telefoongesprek is meegedeeld dat het bezwaarschrift niet door de RVO is ontvangen. Om die reden is het bezwaarschrift diezelfde dag nogmaals per e-mail ingediend.
4.2.
De RVO stelt zich op het standpunt dat zij het bezwaarschrift niet eerder dan per
e-mail op 8 juni 2021 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaarschrift niet binnen de zes weken termijn is ingediend.
5. Als de RVO stelt dat het per post verzonden bezwaarschrift niet is ontvangen, is de enkele stelling dat het bezwaarschrift op de post is gedaan onvoldoende om aan te nemen dat het bezwaarschrift is verzonden. Het is in dat geval aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij het bezwaarschrift op de post heeft gedaan. [5] Dit betekent dat de bewijslast bij eiseres ligt.
5.1.
Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat de heer [A] heeft verklaard dat hij op 8 april 2021 met het uitgeprinte bezwaarschrift naar de brievenbus is gelopen en het bezwaarschrift in de brievenbus heeft gedaan. Eiseres ziet geen enkele redenen om deze verklaring in twijfel te trekken. Helaas kan de heer [A] zijn verklaring niet met bewijs onderbouwen. Omdat het bezwaarschrift niet bij een postkantoor voor verzending is aangeboden, kan ook niemand van een postkantoor zijn verklaring bevestigen. Daarnaast heeft eiseres bij PostNL een melding briefvermissing gedaan, maar dat onderzoek loopt nog.
5.2.
Gelet op het vorenstaande is eiseres naar het oordeel van de rechtbank er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat het bezwaarschrift op 8 april 2021, en daarmee op tijd, op de post is gedaan. De enkele verklaring van de heer [A] dat hij het bezwaarschrift op 8 april 2021 in de brievenbus heeft gedaan, is daarvoor onvoldoende. Verder (steun)bewijs dat deze verklaring juist is, ontbreekt. Dat PostNL een onderzoek is gestart naar het bezwaarschrift wil niet zeggen dat het bezwaarschrift op 8 april 2021 op de post is gedaan. Dat betekent dat er van uitgegaan moet worden dat het bezwaarschrift niet eerder dan op 8 juni 2021 door RVO is ontvangen. Dat is buiten de gestelde termijn van zes weken. Het bezwaarschrift is daarmee niet op tijd ingediend.
Is het niet op tijd indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar?
6. De rechtbank is van oordeel dat het niet op tijd indienen van het bezwaarschrift niet verontschuldigbaar is. Eiseres heeft op de zitting nog betoogd dat zij samenwerkt met zes andere gemeenten in de regio middels Energieloket Veluwe Duurzaam om duurzaamheidsdoelen na te streven. Nu de aanvraag RREW niet gezamenlijk voor alle zeven gemeenten kon worden beoordeeld en de aanvraag bij eiseres is afgewezen, loopt eiseres achter op de andere gemeenten. Eiseres heeft dan ook een groot dan wel maatschappelijk belang bij de (inhoudelijke) beoordeling van het bezwaarschrift. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het belang van eiseres groot is, levert dat geen omstandigheid op die kan leiden tot het aannemen van een verontschuldigbare termijnoverschrijding.

Conclusie en gevolgen

7. De RVO heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De tijdige verzending van het bezwaarschrift is door eiseres niet aannemelijk gemaakt, waardoor de ontvangst van het bezwaarschrift op 8 juni 2021 buiten de gestelde termijn van zes weken is. Het niet op tijd indienen van het bezwaarschrift is ook niet verontschuldigbaar gebleken. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in aanwezigheid van M. Gasseling, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
5.Zie bijvoorbeeld uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 22 juli 2020. ECLI:NL:RVS:2020:1762 en van 1 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1553.