ECLI:NL:RBGEL:2022:530

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
C/05/387495 / HA ZA 21-222
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse hoger beroep openstelling deelgeschilbeschikking in aansprakelijkheidszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 februari 2022 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de Stichting Sint Maartenskliniek en een gedaagde. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Sint Maartenskliniek om tussentijds hoger beroep open te stellen tegen een deelgeschilbeschikking van 25 april 2018, waarin de rechtbank had verklaard dat de Stichting aansprakelijk was voor de schade van de gedaagde als gevolg van een ongeval op 26 juli 2015. De Stichting had echter niet binnen de wettelijke termijn van drie maanden na de eerste roldatum hoger beroep ingesteld, wat aanvankelijk leidde tot de veronderstelling dat tussentijds hoger beroep niet meer mogelijk was.

De rechtbank heeft in haar beoordeling aansluiting gezocht bij de jurisprudentie en recent arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:1924), waarin is bepaald dat het niet langer vereist is dat hoger beroep binnen de wettelijke appeltermijn wordt ingesteld, mits dit gebeurt binnen de appeltermijn van het vonnis waarin het tussentijds appel wordt opengesteld. Gezien de omstandigheden en de wens van beide partijen om het hoger beroep alsnog in te stellen, heeft de rechtbank besloten om verlof te verlenen voor het instellen van tussentijds hoger beroep.

De rechtbank heeft bepaald dat de zaak op de parkeerrol zal komen en dat de Stichting Sint Maartenskliniek tijdig gebruik moet maken van de verleende mogelijkheid tot hoger beroep. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. T.P.E.E. van Groeningen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/387495 / HA ZA 21-222
Vonnis van 2 februari 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING SINT MAARTENSKLINIEK,
gevestigd te Ubbergen,
eiseres,
advocaat mr. K. Mous te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. L.M.M. Rohof te Malden.
Partijen zullen hierna de St. Maartenskliniek en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 november 2021
  • de brief van de rechtbank van 19 januari 2022
  • de antwoordakte van [gedaagde]
  • de brief van de St. Maartenskliniek van 25 januari 2022
  • de brief van [gedaagde] van 25 januari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen heeft deze rechtbank bij (deelgeschil)beschikking van 25 april 2018 voor recht verklaard dat eiseres aansprakelijk is voor de door gedaagde ten gevolge van het ongeval op 26 juli 2015 geleden en nog te lijden schade. In de dagvaarding heeft de St. Maartenskliniek de rechtbank verzocht hoger beroep open te stellen van de beschikking van 25 april 2018, op de voet van art. 1019cc lid 3 aanhef en onder a Rv. [gedaagde] wilde zich blijkens de conclusie van antwoord bij dat verzoek aansluiten. Gebleken is echter dat de St. Maartenskliniek niet, vooruitlopend op de verzochte toestemming, binnen de termijn van drie manden na de eerste roldatum daadwerkelijk hoger beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft vervolgens, op nader verzoek van partijen, een mondelinge behandeling bepaald die was beperkt tot de vraag of (moet worden teruggekomen van de beslissing dat) de St. Maartenskliniek voor de schade van [gedaagde] aansprakelijk is. Deze gang van zaken berustte mede op de gedachte dat tussentijds hoger beroep tegen de deelgeschilbeschikking niet meer mogelijk en het openstellen daarvan dus zinloos was.
2.2.
Bij e-mail van 19 januari 2022 heeft de rechtbank het volgende aan partijen bericht.
Voor de formulering van de regeling van het verlof in art. 1019cc lid 3 Rv is aansluiting gezocht bij de jurisprudentie over art. 337 Rv en met name bij HR 23 januari 2004, ECLI:NL:HR:2005:AL7051, NJ 2005/510 (TK 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 23). Bij arrest van 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1924, is de Hoge Raad gedeeltelijk van dit arrest uit 2004 teruggekomen. Niet langer is vereist dat binnen de wettelijke appeltermijn hoger beroep tegen het aan te vallen tussenvonnis wordt ingesteld; hoger beroep kan nadien worden ingesteld, als dat maar gebeurt binnen de appeltermijn van het vonnis waarin tussentijds appel tegen dat tussenvonnis wordt opengesteld. Tegen deze achtergrond en omdat beide partijen daarop aanvankelijk ook aankoersten, is de rechtbank bereid alsnog verlof te verlenen voor het instellen van tussentijds hoger beroep tegen de deelgeschilbeschikking.
2.3.
In haar brief van 25 januari 2022 heeft de St. Maartenskliniek de rechtbank laten weten dat zij graag gebruik maakt van de door de rechtbank geschetste mogelijkheid en verlof vraagt voor het instellen van beroep. [gedaagde] heeft de rechtbank bericht dat zij daartegen geen bezwaar heeft. In haar antwoordakte heeft zij gevraagd om het door de St. Maartenskliniek verzochte verlof alsnog bij vonnis te verlenen. Bij deze stand van zaken bestaat geen aanleiding niet aan de wens van partijen tegemoet te komen. De rechtbank zal tussentijds hoger beroep van dit tussenvonnis en van de beschikking toestaan. Voor zich spreekt dat de St. Maartenskliniek deze mogelijkheid tijdig dient te benutten. De geplande mondelinge behandeling gaat niet door. In afwachting van de uitkomst van het in te stellen hoger beroep zal de zaak naar de parkeerrol worden verwezen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat van dit tussenvonnis alsmede van de beschikking van 25 april 2018 hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen,
3.2.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 5 oktober 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.