Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 maart 2021
- het deskundigenrapport van 31 augustus 2021
- het pleidooi van 15 februari 2022 en de daarbij overgelegde pleitnota’s
- de akte overlegging aanvullende producties van de gemeente
- de akte uitlating kosten van juridische en andere deskundige bijstand van [gedaagde]
- het e-mailbericht van mr. Boesveld van 25 februari 2022.
2.De verdere beoordeling
- [perceel 2] ,
- [perceel 3] ,
- [perceel 4] ,
- [perceel 5] ,
- [perceel 6] ,
- [perceel 7] ,
- [perceel 8] ,
- [perceel 9] ,
- [perceel 10] .
Bij de beoordeling worden betrokken de door partijen in de verzoekschriftprocedure ingebrachte stukken, voor zover genoemd in het deskundigenrapport. Deze stukken maken deel uit van onderhavige procedure, nu de descente uit de verzoekschriftprocedure onderdeel is van de route naar het deskundigenrapport over de schadeloosstelling.
Nu partijen niet hebben bestreden dat, zoals de deskundigen hebben gesteld, van een waardevermindering van het overblijvende geen sprake is omdat de gemeente het overblijvende op haar kosten zodanig zal ontsluiten dat het bereikbaar blijft voor landbouwvoertuigen, wordt ervan uitgegaan dat van een waardevermindering van het overblijvende geen sprake is. Hierover hoeft dus geen oordeel gegeven te worden. Dit geldt ook voor de bijkomende schade, omdat partijen hierover overeenstemming hebben bereikt.
2.7. De onteigening heeft plaatsgevonden ter uitvoering van het (onherroepelijk geworden) bestemmingsplan “Ziekenhuis - 2017” (hierna ook: het bestemmingsplan) van de gemeente, dat is vastgesteld op 21 september 2017 en erin voorziet dat de binnen dat plan gelegen gronden worden gebruikt voor de realisatie van een ziekenhuis, het nieuwe Slingeland ziekenhuis (hierna ook: het ziekenhuis). De binnen het plangebied gelegen gronden hebben ofwel de bestemming “natuur” ofwel de bestemming “maatschappelijk”. Bij het bestemmingsplan hoort een exploitatieplan “Slingeland Ziekenhuis” (hierna: het exploitatieplan) dat eveneens op 21 september 2017 door de raad van de gemeente Doetinchem is vastgesteld. In het exploitatieplan wordt vermeld dat de gemeente en het ziekenhuis de afspraken over het kostenverhaal hebben vastgelegd in een pre-anterieure overeenkomst d.d. 10 april 2015 (bijlage 4 bij de reactie van de gemeente op het concept-deskundigenrapport).
De deskundigen hebben vervolgens in dit kader erop gewezen dat de inbrengwaarde ten behoeve van het exploitatieplan in 2017 - in opdracht van de gemeente - residueel is begroot op € 29,50 m² (rapport Taxatie inbrengwaarde van [naam 1] en [naam 2] van april 2017, bijlage 5 bij replieknota na descente van de gemeente). De deskundigen nemen in aanmerking dat de taxatie van de inbrengwaarde op grond van de wet (bedoeld zal zijn: de Wet ruimtelijke ordening; hierna: Wro) met inachtneming van de regels van het onteigeningsrecht dient te worden vastgesteld en tevens dat de gemeente deze taxatie in het kader van de (exploitatie)planvorming nadrukkelijk heeft omarmd.
De deskundigen signaleren verder dat de gemeente in 2021 voor sociaal maatschappelijke voorzieningen een grondprijs van € 157,00 per m² inclusief btw hanteerde en menen dat de voor commercieel maatschappelijke voorzieningen per geval residueel/comparatief te berekenen grondprijs niet heel anders zal uitvallen. Dit grondprijzenbeleid van de gemeente veronderstelt volgens de deskundigen dat er redelijk handelende partijen zijn die voor grond ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen zonder winstoogmerk een bedrag van € 157,00 per m² willen betalen.
De deskundigen hebben wat betreft de te verwachten exploitatiekosten allereerst gemeend aansluiting te mogen zoeken bij de volgens hen solide en goed gemotiveerde begroting van [naam 4] van een deel van de kosten van het technisch bouwrijp maken van de grond (bijlage 3 bij het rapport van [naam 3] ). Vervolgens hebben ze deze en andere in aanmerking te nemen exploitatiekosten, waaronder de kosten opgenomen in het exploitatieplan, zelf begroot.
Hiermee hebben de deskundigen de keuze voor de door hen gevolgde wijze van waardering van het onteigende overtuigend gemotiveerd. De rechtbank sluit zich daarbij aan.
Aan de kostenzijde rekenen de deskundigen met kosten van technisch en juridisch bouwrijp maken, alsmede kosten voor de verwerving van de woonboerderij binnen het complex. De kosten van technisch en juridisch bouwrijp maken (waaronder een voorziening voor eventuele planschade, daaraan verbonden procedurekosten en enig renteverlies) zijn door de deskundigen samen begroot op circa € 2 miljoen. Voor de kosten van technisch bouwrijp maken hebben zij aansluiting gezocht bij de eerder vermelde begroting van [naam 4] , die op basis van het vigerende bestemmingsplan is opgesteld (bijlage 3 bij rapport [naam 3] ). Als kosten van juridisch bouwrijp maken zijn in aanmerking genomen de plankosten, aangezien dit de enige kosten zijn die volgens de deskundigen op basis van het exploitatieplan zouden kunnen worden verhaald. Ter gelegenheid van de pleidooien hebben de deskundigen toegelicht dat het bedrag van € 2 miljoen kan worden opgedeeld in een bedrag van circa
Voor de verwerving van de woonboerderij die binnen het complex wordt gehandhaafd nemen de deskundigen een kostenpost van € 1,6 miljoen in aanmerking. Tot dit bedrag zijn zij gekomen door uit te gaan van een kostprijs van € 2,1 miljoen en daarop de waarde als onderdeel van het bestemmingsplan van circa € 500.000,00 in mindering te brengen.
2.13. De gemeente kan zich vinden in het advies van de deskundigen over de opbrengsten. [gedaagde] is het niet eens met de door de deskundigen gehanteerde afslag op de uitgifteprijs. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat de uitgifteprijs is gebaseerd op de grondprijzenbrief van de gemeente en dat het voor de hand ligt dat bij die uitgifteprijs wordt aangesloten omdat beide partijen het over die prijs eens zijn.
De rechtbank verwerpt het betoog van [gedaagde] . Verwezen wordt naar het deskundigenrapport waarin is overwogen dat de verkoper bij verkoop van de grond als één geheel bereid zou zijn een korting van circa 10% te verlenen om daarmee snel en zonder verder risico van de grond af te zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van dit deugdelijk gemotiveerde oordeel van de deskundigen en neemt het over.
2.14. De gemeente kan zich niet vinden in het advies over de kosten. Volgens haar hebben de deskundigen verschillende kostenposten (veel) te laag geraamd of ten onrechte in het geheel niet meegenomen in de residuele berekening. Het gaat de gemeente met name om kosten voor aanpassing van infrastructuur buiten het plangebied. Voor de ontwikkeling die met het bestemmingsplan mogelijk is gemaakt zijn volgens haar aanzienlijke aanpassingen aan het bestaande wegennet noodzakelijk. Het gaat daarbij ook om aanpassingen aan provinciale en rijkswegen. In de replieknota na descente en in haar commentaar op het conceptrapport van de deskundigen heeft de gemeente - onder verwijzing naar een kostenraming van [naam 5] van 21 december 2020 (bijlage 1 bij de nota na descente van [naam 6] , gevoegd bij de replieknota) - gesteld dat de totale kosten voor het aansluiten van het plangebied op de bestaande infrastructuur ruim € 9 miljoen inclusief btw bedragen. Inclusief risicoreserveringen berekent [naam 5] de kosten op ruim € 11 miljoen inclusief btw. Ter gelegenheid van de gehouden pleidooien heeft de gemeente - onder overlegging van onder meer een notitie “Verkeerseffecten autonome situatie zonder Slingeland Ziekenhuis” van Goudappel B.V. van 27 januari 2022 en een notitie “Kosten autonome situatie kruisingen Slingeland Ziekenhuis” van [naam 5] van 31 januari 2022 (producties 14 en 15 bij akte overlegging aanvullende producties) - betoogd dat een bedrag van (afgerond) € 10,5 miljoen inclusief btw volledig aan de ontwikkeling van het plangebied kan worden toegerekend. In de eveneens ter gelegenheid van de pleidooien overgelegde residuele berekening van [naam 6] van 26 januari 2022 (productie 13 bij akte overlegging aanvullende producties) wordt met een bedrag van € 4,7 miljoen exclusief btw voor aanpassing van de infrastructuur gerekend (zijnde het bedrag dat het ziekenhuis in haar exploitatie voor deze aanpassingen heeft gereserveerd).
In deze hiervoor vermelde berekening van [naam 6] is ook een bedrag van € 520.000,- als kosten voor nutsvoorzieningen opgenomen en een bedrag van (afgerond) € 1,2 miljoen voor kosten van “aanleg groen/water/landschap” als concrete invulling van een van de voorwaardelijke verplichtingen omschreven in artikel 3.5.3 van het bestemmingsplan. Met deze kosten zal elke ontwikkelaar/redelijk handelende koper geconfronteerd worden dan wel rekening houden, aldus de gemeente ter zitting.
Op grond van het eerste lid onder b. van dit artikel dient bij het bepalen van de waarde tevens rekening te worden gehouden met alle bestemmingen die gelden voor zaken, die deel uitmaken van het complex, in dier voege dat elke bestemming van een zaak de waardering van alle zaken binnen het complex beïnvloedt.
De enkele vermelding in de toelichting op het bestemmingsplan dat uit verkeersonderzoek blijkt dat op basis van de combinatie van autonome ontwikkelingen en de komst van het ziekenhuis maatregelen moeten worden genomen aan drie kruispunten en aan de afritten van de A18, biedt ook geen afdoende grondslag voor een gefundeerde verwachting over verhaal van de met die maatregelen gemoeide kosten op de ontwikkelaar. Een toelichting op een bestemmingsplan kan immers geen bindende verplichting tot het nemen van die maatregelen scheppen. Daarbij komt nog, zoals ook de deskundigen hebben opgemerkt, dat uit die vermelding blijkt dat de kosten van die maatregelen ook volgens de gemeente niet alleen aan het ziekenhuis en daarmee het plangebied kunnen worden toegerekend.
2.19. In het exploitatieplan zijn de door de gemeente bedoelde buitenplanse infrastructurele voorzieningen en de daarvoor opgevoerde kosten niet vermeld. In het plan zijn geen concrete opbrengsten en kosten voor de uitvoering van de te daarvoor te verrichten werkzaamheden opgenomen en is evenmin een exploitatiebijdrage berekend. In artikel 16 is over “de exploitatiebijdrage” bepaald:
“In de voorgaande tekst is een enkele keer verwezen naar de berekeningsmethodiek voor het vaststellen van de exploitatiebijdrage. Zoals eerder aangegeven is de exacte bepaling zeer afhankelijk van de verdere planvorming van het Slingeland Ziekenhuis, inbegrepen de aansluitingen op de hoofdweginfrastructuur. Vooralsnog benoemen we het resultaat derhalve als voorlopig en volstaan we voor het actuele kostenverhaal tevens naar de pre-anterieure overeenkomst d.d. 10 april 2015, in het bijzonder de regeling dat per jaarschijf de daadwerkelijke kosten tot op heden en ook voor volgende jaren in rekening worden gebracht.”Ook in dit artikel kan geen basis worden gelezen voor het op grond van dit plan kunnen verhalen van concrete, voor rekening van de gemeente komende kosten van infrastructurele voorzieningen buiten het plangebied.
Ook in de toelichting (punt 1.1) op het exploitatieplan is verwezen naar de pre-anterieure overeenkomst tussen de gemeente en het ziekenhuis. Daar is vermeld dat het exploitatieplan op grond van de Wro nodig is zolang het ziekenhuis nog geen eigenaar is van de grond. Hierbij is tevens - voor zover van belang - overwogen:
“Inhoudelijk sluit het exploitatieplan aan op hetgeen reeds op hoofdlijnen is vastgelegd in de pré-anterieure overeenkomst d.d. 10 april 2015. De reikwijdte van het exploitatieplan kan zeer beperkt zijn, nu de integrale ontwikkeling zich zal voltrekken op het private terrein van het ziekenhuis. Slechts op de plekken waar het ziekenhuisterrein aansluit op de omliggende openbare wegen, groenvoorzieningen en openbare ruimte bestaat er noodzaak om enkele voorschriften te formuleren. De voorschriften over de aan te leggen infrastructuur beperken zich derhalve tot deze onderwerpen, nu het plangebied zelf geheel in eigendom van het Slingeland Ziekenhuis zal blijven. En het Slingeland Ziekenhuis hier ook de verantwoordelijkheid voor zal behouden. Hetzelfde geldt voor de investeringen die het Slingeland Ziekenhuis zal doen in omliggende natuur, door aankoop en aanleg van groenvoorzieningen. Deze maken wel deel uit van het bestemmingsplan en zijn daarin als voorwaarden opgenomen. Het exploitatiegebied van het exploitatieplan bevat ook deze onderdelen.”Deze passage lijkt erop te duiden, naar ook de deskundigen hebben opgemerkt, dat in het exploitatieplan “in hoofdlijnen” geen andere kosten zijn opgenomen dan “vastgelegd” in de pre-anterieure overeenkomst. Hiervoor (in 2.19.) is al vastgesteld dat de door de gemeente bedoelde buitenplanse infrastructurele voorzieningen en de daarvoor opgevoerde kosten niet in het exploitatieplan zijn vermeld. Ook hieruit blijkt daarom niet dat bij de ontwikkeling van het plangebied overeenkomstig het bestemmingsplan sprake zal zijn van noodzakelijke buitenplanse infrastructurele voorzieningen die voor rekening van de koper kunnen worden gebracht.
Gewezen wordt verder nog op de passage in de toelichting op het exploitatieplan luidend:
Voor het juridisch bouwrijp maken rekenen de deskundigen met een kostenpost van € 1 miljoen. De deskundigen hebben, zoals hiervoor ook al overwogen, ter zitting toegelicht dat dit bedrag ziet op plankosten, afwikkeling planschadeclaims en rente.
2.27. Overeenkomstig het deskundigenrapport wordt op het verschil tussen de opbrengsten (€ 9.001.500,00) en de kosten (€ 3.600.000,00), dit is € 5.400.500,00 een percentage van 4% voor winst en risico en een percentage van 6% aan koopkosten in mindering gebracht, zodat resteert een bedrag van circa € 4.860.450,00. Dit bedrag dient omgeslagen te worden over het oppervlakte van het complex (12.17.04 ha) minus het oppervlakte van de woonboerderij (0.86.00 ha), dit is 11.31.04 ha, waarmee de complexwaarde (afgerond) € 43,00 per m² bedraagt.
2.28. De werkelijke waarde van het onteigende wordt daarom gesteld op een bedrag van € 2.442.615,00 (56.805 m² x € 43,00).
2.33. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de schadeloosstelling worden vastgesteld op een bedrag van € 2.442.615,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.241.189,25 (€ 2.442.615,00 - € 1.201.425,75) vanaf de peildatum tot aan de datum van het onderhavige vonnis.
2.34. De gemeente zal worden veroordeeld om aan [gedaagde] het resterende bedrag van € 1.241.189,25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de peildatum tot aan de datum van het onderhavige vonnis te voldoen.
Met de gemeente acht de rechtbank het bedrag redelijk voor de advisering in de vier procedures. Vanwege de samenhang tussen de vier zaken zullen de kosten gelijkelijk over deze zaken worden verdeeld. Dit betekent dat de rechtbank de kosten van de deskundigen in deze zaak begroot op € 14.755,12 inclusief btw. De gemeente zal worden veroordeeld tot betaling van deze kosten.