ECLI:NL:HR:2013:BZ5349
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Onteigening en schadevergoeding: Vrijheid van de onteigeningsrechter bij waardering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over onteigening en de vaststelling van schadevergoeding. De Gemeente Amersfoort had een aantal percelen onteigend ter uitvoering van een uitwerkingsplan. De rechtbank had in eerdere vonnissen de schadevergoeding vastgesteld op € 247.843,68, waarbij de onteigeningsrechter de residuele methode als waarderingsmethode had gekozen, in plaats van de door deskundigen voorgestelde intuïtieve methode. De Hoge Raad bevestigde dat de onteigeningsrechter zelfstandig het bedrag van de schadevergoeding dient vast te stellen en niet gebonden is aan het advies van deskundigen. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak, waarin is bepaald dat de onteigeningsrechter vrij is in de keuze van de waarderingsmethode die hij het meest geschikt acht voor de waardevaststelling.
De Gemeente had beroep in cassatie ingesteld tegen het eindvonnis van de rechtbank, waarin de rechtbank haar beslissing om de intuïtieve methode niet te volgen, voldoende gemotiveerd had. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank haar keuze voor de residuele methode voldoende had onderbouwd, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de aard van het onteigende perceel en de toepassing van de residuele grondprijsmethode in gemeentelijk beleid.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de Gemeente en oordeelde dat de rechtbank niet onbegrijpelijk had geoordeeld over de waardering van het taxatierapport en de kritiek daarop. De Gemeente werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, wat de financiële gevolgen van de uitspraak benadrukt. Dit arrest bevestigt de autonomie van de onteigeningsrechter in het vaststellen van schadevergoedingen en de methoden die daarbij worden gehanteerd.