ECLI:NL:RBGEL:2022:5174

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
C/05/404799 / FZ RK 22-1631
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van wilsbekwaamheid en verlening van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 juni 2022 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de verzoeken van de officier van justitie tot het verlenen van verplichte zorg beoordeeld, waarbij de wilsbekwaamheid van de betrokkene centraal stond. De betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, heeft aangegeven dat zij graag naar huis wil, maar haar advocaat heeft verzet aangetekend tegen de verplichte zorg, stellende dat er geen levensgevaar of gevaar voor anderen is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen voldoende toegelicht bezwaar is gemaakt tegen de voorgestelde zorg, waardoor zij niet toekwam aan een beoordeling van de wilsbekwaamheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene zorg nodig heeft om ernstig nadeel, zoals lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang, te voorkomen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met inachtneming van de noodzakelijke zorgmaatregelen, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/404799 / FZ RK 22-1631
Datum mondelinge uitspraak: 24 juni 2022
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam betrokkene]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijfplaats: GGNet, [locatie] , op grond van een zorgmachtiging, geldend tot en met 28 juni 2022,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.A.H. Kool te Doetinchem.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 14 juni 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2022, in de accommodatie van GGNet, [locatie] .
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
dhr. [naam psychiater] , als psychiater verbonden aan GGNet;
de zoon van betrokkene, [naam zoon] , via de telefoon.
1.4.
Omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig acht, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene geeft aan dat zij graag naar huis wil. Betrokkene erkent dat zij nog moe en somber is, maar zij kan binnen de instelling niet goed slapen. Dit komt waarschijnlijk doordat zij zich niet prettig voelt en heimwee heeft. Betrokkene slikt medicijnen, omdat dit moet.
De advocaat van betrokkene concludeert tot afwijzing van het verzoek nu er sprake is van wilsbekwaam verzet en er geen sprake is van levensgevaar danwel gevaar voor anderen. Beoordeeld had moeten worden of betrokkene wilsbekwaam is en dit is - zo blijkt uit het dossier - niet gebeurd. Betrokkene is bereid medicijnen te gebruiken als de artsen aangeven dat dit nodig is. Er is dus sprake van vrijwilligheid en ook een mate van ziekte inzicht.
Subsidiair verzoekt de advocaat om de vormen van verplichte zorg “toedienen van vocht voeding en medicatie alsmede het verrichten van medische controles”, “het beperken van de bewegingsvrijheid” en “het uitoefenen van toezicht” niet op de te nemen in de zorgmachtiging, nu deze niet noodzakelijk zijn. Daarnaast wordt verzocht ook de vorm van verplichte zorg “opnemen in een accommodatie” niet toe te kennen, omdat betrokken graag naar huis wil.
2.2.
De behandelaar geeft aan dat er nog niet veel verandering is ten opzichte van de situatie waarin betrokkene ambulante zorg kreeg. Betrokkene moet heel erg gestuurd worden, omdat ze anders zichzelf en haar kamer verwaarloost. De hoop was dat veel van de negatieve symptomen, zoals inactiviteit en nergens toe komen, beïnvloed zouden worden door de huidige medicatie. Dit heeft echter nog niet het gewenste resultaat. Er zal daarom andere medicatie geprobeerd worden in de vorm van een antidepressivum.
Omdat de zelfzorg van betrokkene erg slecht is en zij daarin veel aansturing nodig heeft, is naar huis gaan voor nu geen optie. Het ernstig nadeel is niet gelegen in levensgevaar, maar in ernstig lichamelijk letsel en ook is er geen sprake van ernstige financiële schade.
Ten aanzien van het wilsbekwaam verzet geeft de behandelaar aan dat betrokkene
hoogstwaarschijnlijk niet wilsbekwaam was voor de opname, omdat er sprake was van
ernstige verwaarlozing en schade aan zichzelf.
2.3.
De zoon van betrokkene geeft aan dat het behandeltraject nog niet is afgerond en dat er nog een aantal maanden nodig zijn om het effect van de medicatieverhoging te kunnen zien. Het zou niet goed zijn als betrokkene nu naar huis zou gaan. Dit zou niet alleen slecht zijn voor de gezondheid van betrokkene, maar ook voor de gezinnen van de kinderen van betrokkene. Er is nu veel rust, omdat de kinderen van betrokkene weten dat ze in goede handen is. De zoon van betrokkene ziet zelf een kleine vooruitgang door de verhoging van de medicatie en de structuur die betrokkene binnen de instelling krijgt.
2.4.
De rechtbank zal allereerst ingaan op het verweer van de advocaat van betrokkene met betrekking tot de wilsbekwaamheid van betrokkene. Artikel 2:1, lid 6, van de Wvggz bepaalt dat de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd, tenzij:
a. de betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of
b. acuut levensgevaar voor de betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.5.
Uit de toelichting op deze bepaling volgt dat zogeheten wilsbekwaam verzet moet worden gerespecteerd, indien de psychische stoornis van de patiënt alleen een aanmerkelijke kans op schade voor de betrokkene zelf veroorzaakt. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 4 februari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:123) overwogen dat het voorgaande betekent dat indien de betrokkene tijdens de procedure tot het verlenen van een zorgmachtiging een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen de voorgestelde verplichte zorg en de situaties als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz zich niet voordoen, de rechter dient te beoordelen of de betrokkene wilsbekwaam is.
2.6.
Dit betekent dat de rechtbank pas toekomt aan een beoordeling van de wilsbekwaamheid als:
- er een voldoende toegelicht bezwaar is gemaakt tegen de voorgestelde verplichte zorg
èn
- er geen sprake is van een situatie als in bedoeld in artikel 2:1 lid 6 Wvggz
In dit geval is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een voldoende toegelicht bezwaar tegen de afzonderlijke vormen van verplichte zorg. Weliswaar is er bezwaar gemaakt tegen een aantal vormen van verplichte zorg, maar betrokkene heeft niet nader onderbouwd waarom deze vormen van zorg in haar specifieke geval niet nodig zouden zijn. Zo heeft betrokkene ten aanzien van de verplichte medicatie enkel naar voren gebracht dat zij deze zal gebruiken als de arts dat nodig vindt. De rechtbank kan dit niet kwalificeren als een voldoende toegelicht bezwaar. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van de wilsbekwaamheid.
2.7.
De rechtbank overweegt verder dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van depressieve stemmingsstoornissen.
2.8.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel, gelegen in:
ernstig lichamelijk letsel;
maatschappelijke teloorgang
zelfverwaarlozing.
2.9.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren heeft betrokkene zorg nodig.
2.10.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft onvoldoende vertrouwen in de vrijwilligheid gezien de ambivalentie bij betrokkene en haar wens om naar huis te gaan. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan, de medische verklaring en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, waaronder in ieder geval ook wordt verstaan het toelaten van ambulante hulpverlening;
het opnemen in een accommodatie;
alle voor de duur van twaalf maanden.
De vormen van verplichte zorg “toedienen van vocht en voeding” en het “uitoefenen van toezicht op betrokkene” zal de rechtbank niet opnemen, nu uit de toelichting van de behandelaar is gebleken dat deze vormen niet noodzakelijk zijn. Ook de vorm van verplichte zorg “beperken van de bewegingsvrijheid” zal de rechtbank niet opnemen nu betrokkene op een open afdeling verblijft.
2.11.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
- [naam betrokkene] ,geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.10. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
24 juni 2023.
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022 door mr. M. van der Linde, rechter, in tegenwoordigheid van R.G.A. Bergevoet-Welling, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 juli 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.