Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 13 juli 2022, waar partijen het woord hebben gevoerd aan de hand van een pleitnota.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 10.000,00netto (exclusief wettelijke rente) bedraagt. De vordering uit hoofde van verlofdagen van [eiseres] wordt niet vermeerderd met de wettelijke verhoging, nu de vertraging niet aan WU kan worden toegerekend (artikel 7:625 lid 1 BW). WU was immers door de gedragingen van [eiseres] gedupeerd voor een aanzienlijk hoger bedrag en heeft (uiteindelijk) daartoe een procedure aanhangig gemaakt waarin de hoogte van de schade is vastgesteld. Voor [eiseres] was (dus) duidelijk dat die schade op haar verhaald zou worden. Uiteindelijk is de schade in 2021 door de Hoge Raad vastgesteld op
€ 23.005,84, naast een bedrag van ruim € 475.000,00 dat door de [de stichting] aan WU is betaald.