ECLI:NL:RBGEL:2022:4990

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
C/05/402041 / KG ZA 22-97
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan omzetting kredietovereenkomst en betaling van rente door ex-partners

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-partners, hierna aangeduid als eiser en gedaagde. De eiser vorderde dat de gedaagde medewerking verleent aan de omzetting van een kredietovereenkomst die zij samen hadden afgesloten, en dat gedaagde bijdraagt aan de maandelijkse kosten van het krediet. De partijen hadden in 2014 een kredietovereenkomst gesloten voor een bedrag van € 30.000,00, waarvoor zij hoofdelijk aansprakelijk waren. Na de beëindiging van hun relatie in 2016 heeft eiser alle maandlasten voldaan, terwijl gedaagde weigerde bij te dragen aan de rente en aflossing. Eiser stelde dat de rente opliep en dat dit zijn financiële mogelijkheden beperkte, vooral omdat het krediet geregistreerd stond bij de BKR.

De gedaagde voerde verweer en stelde dat eiser geen spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, omdat de kinderalimentatie al rekening hield met de door eiser betaalde rente en aflossing. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser wel degelijk een spoedeisend belang had en dat de vordering tot betaling van een bedrag van € 98,00 per maand door gedaagde aan eiser toewijsbaar was. De rechter wees de vordering tot medewerking aan de omzetting van de kredietovereenkomst af, omdat deze te algemeen was geformuleerd. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van beide partijen in het kader van hun gezamenlijke financiële verplichtingen en de noodzaak voor duidelijke afspraken na een relatiebreuk.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/402041 / KG ZA 22-97
Vonnis in kort geding van 19 juli 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. K. Coenders-El Dahri te Beuningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.G. Kuster-van de Ven te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 11 april 2022;
  • de conclusie van antwoord met producties van 22 april 2022;
  • het proces-verbaal van de zitting gehouden op 22 april 2022 waar de zaak op verzoek van partijen is aangehouden tot 3 juni 2022, in verband met schikkingsonderhandelingen;
  • de verzoeken van partijen van 3 juni 2022 om de zaak nog langer aan te houden;
  • de mededeling van partijen van 30 juni 2022 dat zij geen schikking hebben bereikt en vonnis vragen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad die in augustus 2016 is beëindigd. In 2015 hebben partijen een dochter gekregen.
2.2.
Op 29 oktober 2014 hebben partijen, via kredietbemiddelaar De Hypotheker, met Interbank N.V. (hierna: Interbank) een kredietovereenkomst gesloten (nummer 756789613), op grond van welke overeenkomst aan partijen een doorlopend krediet is verstrekt van
€ 30.000,00. Voor de uit de kredietovereenkomst voortvloeiende verplichtingen zijn partijen hoofdelijk aansprakelijk. Het maandelijks aan Interbank te betalen termijnbedrag ter aflossing van het krediet bedraagt € 300,00. Daarnaast is over het openstaande kredietsaldo variabele rente verschuldigd die maandelijks ten laste het krediet wordt geboekt. Het krediet is geregistreerd bij de Stichting Bureau Kredietregistratie (hierna: BKR). Ook na beëindiging van de relatie van partijen heeft Interbank, conform hetgeen daarover in de kredietovereenkomst is vermeld, de maandtermijnen bij [eiser] geïncasseerd.
2.3.
In een niet gedateerd schrijven [1] heeft [eiser] aan [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
(…) Hierbij wil ik nogmaals aangeven op de door ons gemaakte afspraak betreffende de terug betaling van onze gezamenlijke lening een discrepantie heeft.
Namelijk ik zou deze lening aflossenminus jouw deel á € 9800,00
Er zijn echter geen afspraken gemaakt wanneer jij jou deel zou aflossen.
Het gevolg is wel dat de rente over het hele openstaande bedrag tot nu toe door mij is betaald, incl. het deel van de rente over jouw deel.
Ik heb jou doorgegeven, dat ik het onterecht en onredelijk vind dat jij niet jouw deel van de rente betaalt.
De enige reactie van jouw was dit aan de advocaat door te geven die mij dan een schrijven geeft dat de wettelijke percentage verhoging niet is doorgevoerd, welke ik per toen per direct heb gecorrigeerd. In haar schrijven geen woord over de deling van de te betalen rente.
Voor wat betreft de rente, dit deel is gemiddeld € 100,00 per maand bedraagt, dit betekend dat ik per jaar € 600,00 terug zou moeten krijgen.
Ik wil nu graag van jou weten, betaal je deze rente over 2019 zijnde € 600,00 per bank naar mijn rekening, of wil je dat ik dit verreken met de te betalen alimentatie.
(…)
Het is voor jouw het gunstigste als jij jouw deel van deze lening aflost, zodat daarmee het hele rente deel voor jou dan vervalt, hetgeen jou de €600,00 per jaar bespaard. (…)
2.4.
Bij een eveneens niet gedateerde brief, betreffende
3e schrijven inzake dossier rentebetaling gezamenlijke lening heeft[eiser] aan [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
Mijn schrijven kwam 20-1-2020 was niet als geintje of pesterij bedoeld.
Dit is 100% serieus, namelijkgezamenlijkhebben wij deze lening afgesloten en we zullen deze ookgezamenlijkdienen aftelossen, inclusief de lasten die hierbij horen.
Dat jij het aflossen van jouw deel blijkbaar wilt uitstellen totdat ik mijn deal heb afgelost, blijft de rentelast over het hele openstaande bedrag drukken.
Als ik van jou geen antwoord op mijn vraag hoe jij jouw deel van de jaarlijkse rente zijnde 50% van € 1200,00 te weten € 600,00 wil vereffenen, ben ik genoodzaakt dit te verrekenen met mijn maandelijkse afdracht naar jou toe.
Ik snap dat je mijn maandelijkse afdracht niet in zijn geheel kan missen, daarom zal ik jou tegemoet komen en deze € 600,00 over 10 maanden verdelen zodat ik mijn maandelijkse afdracht de komende 10 maanden met € 60,00 zal verminderen.
Zolang jij jouw deel van de lening gaat aflossen, blijft deze rentelast op de door ons beide aangegane lening en op de aflossingen drukken, en zal derhalve over 2020 ook nog
€ 1200,00 gaan bedragen.
Deze € 1200,00 over 2020 zou het 2021 verrekenen in 12 maandelijkse termijnen aan € 50,00 per maand, tenzij jij voorkeur hebt dit aan het einde van 2020 in één keer aan mij te voldoen.
2.5.
Bij brief van 30 september 2019 heeft mr. Kuster (namens [gedaagde] ) aan [eiser] onder meer het volgende bericht:
(…) Bij beschikking d.d. 6 maart 2018 heeft de rechtbank te Arnhem bepaald dat u maandelijks
€ 160,00 dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van uw dochter [naam 1] . Naar ik van cliënte begrepen heb, zijn er inmiddels zaken gewijzigd, op grond waarvan zij graag wenst te berekenen of de eerder vastgestelde alimentatie nog steeds aan de wettelijke maatstaven voldoet. (…) Tevens verzoek ik u mij nader te informeren over de schuld die u eerder in de vorige procedure heeft opgevoerd. Ik verneem graag of deze schuld nog steeds aanwezig is en zo ja, wat hiervan het openstaande saldo is en het maandelijkse bedrag wat u voldoet aan aflossing en rente.
Na ontvangst van uw gegevens zal ik een berekening maken en u deze toezenden. (…)
2.6.
Op enig moment heeft [eiser] schriftelijk aan [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
(…) Bij het afsluiten hadden wij mondeling een verdeling afgesproken van € 9800,00 zijnde jouw deel, en voor de rest mijn deel.Voor de bank telt deze afspraak niet, Zij stellen de medecomparant is voor 50 % verantwoordelijk voor de betaling!
Aangezien ik al ruim € 16.500,00 aan de bank heb betaald kan jij snel uitrekenen dat ik mijn deel (zijnde € 20.200,00) over 11,3 maanden van deze lening heb betaald.
Daarna zou jij jouw deel van € 9800,00 moeten gaan betalen wat met de € 300 per maand ruim 32 maanden gaat duren. Het bedrag wat daarna nog open blijft staan zijn de rentekosten over de totale lening.
Deze zouden wij dan voor 50% - 50% moeten betalen.
Het is in ons beider belang om deze lening z.s.m. af te lossen, dit om deze rentekosten in ons beider belang zoveel mogelijk te beperken. (…)
2.7.
Op enig moment heeft [eiser] schriftelijk aan [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
(…) Betreft: 6e schrijven inzake dossier rentebetaling gezamenlijke lening
(…) Aangezien jij je in stilte hult, en geen enkele reactie op mijn laatste schrijven hebt gegeven, ben ik bij de hypotheker langs gegaan om de splitsing van de door ons afgesloten lening aan te vragen. (…)
Bedenk wel dat jij als medecomparant mede verantwoordelijk bent voor het aflossen van deze lening. (…) wil ik je nu een laatste voorstel doen te weten:
We splitsen de lening op het nu openstaande bedrag van de € 21.737,00 waarbij ik jouw opmerking dat “slechts” € 9600,00 van de lening jou deel zou zijn geen hout snijdt. Dit omdat je tot nu nog geen cent aan de verschuldigde rente hebt bijgedragen. Dit is mijn laatste aanbod om de aflossing van deze lening op een voor jouw gunstige wijze te splitsen. Want als ik gezien mijn verminderde inkomsten niet meer kan aflossen, dan zal bank de splitsing op 50 – 50 basis van het opgenomen bedrag gaan doorvoeren. (…)
2.8.
Bij e-mail van 15 april 2021 heeft De Hypotheker aan mr. Coenders onder meer het volgende bericht:
(…) Naar aanleiding van ons telefoongesprek bevestig ik hierbij dat de geldverstrekker bereid is om de huidige lening om te zetten in twee afzonderlijke leningen mits het inkomen en lasten verhaal per lening dan nog passend is. (…)

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad zeven dagen na betekening van dit vonnis en op de minuut, [gedaagde] beveelt:
I. haar medewerking te verlenen aan het omzetten van de kredietovereenkomst met nummer 756789613, en
II. dat [gedaagde] , vanaf de dag van betekening van dit vonnis tot het moment van de splitsing van het doorlopend krediet, de helft van de kosten (rente en aflossing) van dit krediet voor haar rekening neemt;
zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van
€ 15.000,00 en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [eiser] heeft bij zijn vordering een spoedeisend belang. Sinds het beëindigen van de relatie, inmiddels meer dan 5 jaar geleden, heeft [eiser] de maandtermijnen volledig voldaan. De rentetarieven lopen op en aangezien de verschuldigde rente op het krediet wordt bijgeschreven doet datde aflossingen deels teniet. [eiser] wenst dat het krediet wordt gesplitst, althans [gedaagde] aan de lasten bijdraagt. [gedaagde] weigert dat. Dit beperkt [eiser] in zijn financiële mogelijkheden (financiering nieuwe woning, sparen), omdat het krediet is geregistreerd bij BKR en de hypotheekrente de laatste maanden stijgt. Voor de onderhavige kwestie is de kinderalimentatie niet relevant.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. [eiser] heeft bij zijn vorderingen geen spoedeisend belang. Bij het berekenen van de kinderalimentatie is rekening gehouden met de door [eiser] betaalde rente en aflossing, waardoor een lagere door hem te betalen kinderalimentatie is vastgesteld. Als [gedaagde] moet meebetalen aan de rente en aflossing, dan moet de kinderalimentatie worden verhoogd. Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] van het krediet € 9.800,00 zou voldoen en [eiser] € 20.200,00. [eiser] heeft zijn aandeel nog niet betaald, zodat hij geen opeisbare vordering op haar heeft. Niet gebleken is dat de geldverstrekker bereid is om het krediet in twee afzonderlijke leningen om te zetten. De vordering tot het opleggen van een dwangsom moet worden afgewezen, omdat voor een veroordeling tot betaling van een geldsom geen dwangsom kan worden opgelegd en omdat [gedaagde] gelet op haar geringe inkomen niet in staat is om enige dwangsom te voldoen. Verder geldt dat als al een inspanningsverplichting voor [gedaagde] wordt aangenomen, de vordering van [eiser] te onbepaald is en het niet binnen het vermogen van [gedaagde] ligt om het krediet te splitsen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang/ontvankelijkheid

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiser] volgt uit de aard van zijn vorderingen. Hetgeen [gedaagde] daartegen heeft aangevoerd, maakt dat niet anders. Dit betekent dat [eiser] in zijn vorderingen ontvankelijk is.
Maatstaf toetsing in kort geding
4.2.
Vooropgesteld wordt dat een vordering in kort geding slechts dan toewijsbaar is als aannemelijk is dat eenzelfde vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het treffen van de voorlopige voorziening(en) vanwege het spoedeisend karakter gerechtvaardigd is. Gelet op het voorlopige karakter van de kortgedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. Verder geldt dat voor toewijzing van een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding terughoudendheid op zijn plaats is.
Splitsing kredietovereenkomst/verdeling
4.3.
Uit de door partijen overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat zij op enig moment zijn overeengekomen dat [gedaagde] € 9.800,00 van de oorspronkelijke hoofdsom (€ 30.000,00) voor haar rekening zou nemen en [eiser] € 20.200,00. Het geschil spitst zich toe op de vraag of [gedaagde] gehouden is haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van de gemaakte verdelingsafspraak.
4.4.
In zijn vordering onder I. heeft [eiser] nagelaten om te specificeren waaruit ‘haar medewerking’ - de inspanningsverplichting die volgens hem op [gedaagde] rust - concreet bestaat. Dit geldt ook voor ‘het omzetten’ van de kredietovereenkomst. Hierdoor is het onder I. gevorderde te algemeen en te onbepaald. De veroordeling zou oncontroleerbaar en niet te executeren zijn. Het onder I gevorderde wordt daarom afgewezen.
Voorschot op aflossing krediet deel ‘van’ [gedaagde]
4.5.
Tot op heden is [gedaagde] in gebreke gebleven ‘haar deel’ van de lening (geheel of gedeeltelijk) af te lossen dan wel zorg te dragen voor splitsing, zodanig dat [eiser] nog slechts voor ‘zijn deel’ te weten € 20.220,00 door Interbank wordt belast. [eiser] wordt nog steeds voor de volle aflossingstermijn van € 300,- belast. Dat betekent dat, nu Interbank bij [eiser] incasseert hij niet alleen maandelijks ook op het aandeel van [gedaagde] aflost, maar ook het mede door hem verschuldigde rentedeel van de lening oploopt. Daarmee wordt de duur van dit doorlopend krediet onoverzichtelijk en loopt de schuld van partijen jegens Interbank verder op. Een schuld waarvoor Interbank vooral [eiser] kennelijk weet te vinden. Onder deze omstandigheden en gelet op de door partijen overeengekomen verdeling, verlangt [eiser] terecht op enigerlei wijze van nakoming door [gedaagde] van haar verplichtingen ter zake jegens [eiser] . De voorzieningenrechter acht het alleszins redelijk dat [gedaagde] bij wijze van voorschot op haar verplichting tot aflossing van haar aandeel in de lening maandelijks een bijdrage aan [eiser] betaalt. Die bijdrage wordt berekend ter hoogte van ‘haar aandeel’ van het termijnbedrag van € 300,00 aan [eiser] betaalt. De verdeling komt neer op 67,33% (€ 20.200,00 / € 30.000,00) voor [eiser] en 32,67% (€ 9.800,00 / € 30.000,00) voor [gedaagde] . Het maandelijks door van [gedaagde] aan [eiser] te betalen bedrag is dan € 98,00. Het maandelijks door [eiser] aan Interbank te betalen bedrag blijft dan € 300,00. Overigens doet de verdeling niets af aan de hoofdelijke aansprakelijkheid van ieder van partijen jegens Interbank.
4.6.
Verworpen wordt het verweer van [gedaagde] dat het maandelijkse termijnbedrag is verdisconteerd in de kinderalimentatie en dat daarover dus eerst nieuwe afspraken moeten worden gemaakt. Uit de alimentatiebeschikking blijkt niet of en in hoeverre de betalingen door [eiser] ter zake het doorlopend krediet een rol heeft gespeeld bij het bepalen van de kinderalimentatie.
4.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat het gevorderde onder II. toewijsbaar is als hiervoor is vermeld onder de voorwaarde dat [eiser] het termijnbedrag van € 300,- per maand blijft voldoen en niet langer dan tot het moment waarop het doorlopend krediet volledig is afgelost.
4.8.
Nu het bestaan van de vordering in voldoende vaststaat en niet gesteld of aannemelijk is geworden dat sprake is van een restitutierisico, is ook daarin geen beletsel gelegen om het onder II. gevorderde toe te wijzen als hiervoor vermeld.
4.9.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen omdat een veroordeling tot betaling van een geldsom niet met een dwangsom kan worden versterkt.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
[eiser] heeft in het zogenoemde ‘lichaam van de dagvaarding’, onder randnummer 18 van de dagvaarding aangekondigd buitengerechtelijke incassokosten te vorderen, maar ter zake geen vordering ingesteld (is niet in het petitum van de dagvaarding gevorderd). Bovendien is de vordering niet gespecificeerd en niet gekwantificeerd
Proceskosten
4.11.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter,
5.1.
beveelt [gedaagde] om vanaf de dag van betekening van dit vonnis, met behoorlijk bewijs van kwiijting aan [eiser] maandelijks (telkens voor de laatste dag van iedere maand) te betalen een bedrag van € 98,00 onder de voorwaarden als hiervoor vermeld in ro. 4.5.
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op
19 juli 2022.

Voetnoten

1.Verzonden op of voor 20 januari 2020, blijkens productie 2 dagvaarding.