ECLI:NL:RBGEL:2022:4819

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
05.021457.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag van ambulancebestuurder

Op 6 september 2021 vond er een verkeersongeval plaats op de Prins Mauritssingel te Nijmegen, waarbij de bestuurder van een rapid responder ambulance, verdachte, betrokken was. Verdachte reed met een gemiddelde snelheid van 113 km/u en negeerde een rood verkeerslicht dat al 11 seconden op rood stond. Hierdoor kwam hij in aanrijding met een andere auto, bestuurd door [slachtoffer], die op dat moment met gepaste snelheid de kruising opreed. Het zicht van verdachte op het kruisend verkeer werd belemmerd door andere voertuigen en een bunker aan de rechterzijde van de weg. De rechtbank oordeelde dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer]. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, maar concludeerde dat zijn rijgedrag in strijd was met de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.021457.22 (P)
Datum vonnis: 16 augustus 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1967] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.W. Schouten en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.A.C. Frijns, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een rapid responder een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel dat hij gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 6 september 2021 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto
(rapid responder ambulance)),
- zijnde een motorrijtuig dat optische en geluidssignalen voerde als bedoeld in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en als zodanig een voorrangsvoertuig was in de zin van artikel 1 van voormeld reglement
- daarmede rijdende over de weg, de Prins Mauritssingel, zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij de kruising (van de Prins Mauritssingel) met de Turennesingel naderde
en/of op of nabij deze kruising veel verkeer aanwezig was en/of
- terwijl het zicht op kruisend verkeer (van rechts) werd belemmerd en/of
- terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 11 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- niet of onvoldoende heeft opgelet op het kruisende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of de in zijn richting gekeerde verkeerslichten ter plaatse en/of
- heeft gereden met een gemiddelde (minimale) snelheid van ongeveer 113 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- met deze snelheid de voor hem bestemde stopstreep ter hoogte van voormelde kruising is gepasseerd en/of
- in strijd met het gestelde in de Brancherichtlijn optische en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening voormelde kruising niet met gepaste snelheid is opgereden en/of tijden het negeren van het rode verkeerslicht niet de snelheid heeft teruggebracht tot een snelheid van maximaal 20 kilometer per uur en/of meer dan 40 kilometer per uur hoger dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid heeft gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een over die weg (de Turennesingel) en/of die kruising rijdende, toen voor hem van rechts dicht genaderd zijnde, ander voertuig,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2021 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen,
als bestuurder van een voertuig (personenauto (rapid responder ambulance)),
- zijnde een motorrijtuig dat optische en geluidssignalen voerde als bedoeld in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en als zodanig een voorrangsvoertuig was in de zin van artikel 1 van voormeld reglement
- daarmee rijdende op de weg, de Prins Mauritssingel,
- terwijl hij de kruising (van de Prins Mauritssingel) met de Turennesingel naderde en/of op of nabij deze kruising veel verkeer aanwezig was en/of
- terwijl het zicht op kruisend verkeer (van rechts) werd belemmerd en/of
- terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 11 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- heeft gereden met een gemiddelde (minimale) snelheid van ongeveer 113 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- met deze snelheid de voor hem bestemde stopstreep ter hoogte van voormelde kruising is gepasseerd en/of
- in strijd met het gestelde in de Brancherichtlijn optische en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening voormelde kruising niet met gepaste snelheid is opgereden en/of tijden het negeren van het rode verkeerslicht niet de snelheid heeft teruggebracht tot een snelheid van maximaal 20 kilometer per uur en/of meer dan 40 kilometer per uur hoger dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid heeft gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een over die weg (de Turennesingel) en/of die kruising rijdende, toen voor hem van rechts dicht genaderd zijnde, ander voertuig,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De officier van justitie acht het verwijtbaar dat verdachte de kruising en het rode verkeerslicht niet heeft gezien. Gelet hierop heeft verdachte schuld aan het verkeersongeval zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), in die zin dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig zijn overlegde pleitnota - bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een beperkte snelheidsovertreding heeft begaan en slechts een moment onoplettend is geweest. Volgens de raadsman is dat onvoldoende voor het bewijs van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte reed op 6 september 2021 op de Prins Mauritssingel te Nijmegen als bestuurder van een zogenaamde ‘rapid responder’, een ambulancevoertuig. Hij was onderweg naar een spoedmelding en maakte gebruik van optische en geluidssignalen. Verdachte had eerder op deze weg gereden. Ter hoogte van het kruispunt met de Turennesingel was veel verkeer aanwezig en daardoor werd verdachtes zicht op het kruisend verkeer belemmerd. Zijn zicht werd ook belemmerd door een bunker aan de rechterzijde van de weg bij het kruispunt.
Terwijl verdachte het kruispunt naderde, was hij bezig met het wisselen van rijbaan. Vervolgens reed hij het kruispunt over en negeerde het rode verkeerslicht dat sinds elf seconden op rood stond. Op het kruispunt ontstond een aanrijding tussen de personenauto van verdachte en de personenauto waarin [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) reed, die voor verdachte van rechts kwam en de kruising op reed om linksaf te slaan. [slachtoffer] is met gepaste snelheid de kruising op gereden, nadat het verkeerslicht voor hem groen werd. Hij heeft de rapid responder waarin verdachte reed niet gezien of gehoord tot het moment vlak voor de aanrijding.
Verdachte reed gemiddeld 113 kilometer per uur over de Prins Mauritssingel. Gelet op de voorschriften in de Brancherichtlijn Optische en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening van juni 2016 (hierna: Brancherichtlijn) was de toegestane snelheid ter plaatse 90 kilometer per uur en mocht het negeren van het rode verkeerslicht met maximaal 20 kilometer per uur. In de Brancherichtlijn staat ook beschreven dat het naderen van een kruispunt met aangepaste snelheid dient te gebeuren en dat de bestuurder van het voorrangsvoertuig bij het oprijden van het kruisingsvlak er vanuit dient te gaan dat andere weggebruikers hem niet hebben opgemerkt en dat hij daarom zo nodig moet stoppen.
Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer] een hoofdwond, een slagaderlijke bloeding, een gebroken sleutelbeen, een nek- en rugwervel fractuur, mondspierproblemen en gekneusde ribben opgelopen. Na de aanrijding heeft hij twee dagen in het ziekenhuis gelegen. Uit zijn verklaring bij de politie van 5 oktober 2021 blijkt dat hij dan nog steeds niet in staat is om te werken.
Verdachte heeft verklaard dat hij het kruispunt en het rode verkeerslicht niet heeft gezien. Hij was aan het ‘tegengesteld opvallend naderen’, gefocust op zijn eigen verkeersveiligheid en geconcentreerd om weer zijn eigen weghelft op te gaan.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW. Er moet sprake zijn van (meer dan) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid van verdachte. Om dit te beoordelen moet de rechtbank kijken naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. [1] De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft de kruising en het rode verkeerslicht niet gezien. Hij had (enkel) oog voor zijn eigen verkeerssituatie, maar heeft geen rekening gehouden met zijn omgeving en de eventuele reacties of het handelen van andere weggebruikers, terwijl van verdachte – als bestuurder van een voorrangsvoertuig – verwacht mocht worden dat hij oplettend verkeersgedrag toonde.
Daarnaast heeft verdachte te hard gereden en het rode verkeerslicht genegeerd. Verdachte heeft aldus met zijn rijgedrag de voorschriften van de Brancherichtlijn niet nageleefd. Hij is het kruispunt genaderd en opgereden met een gemiddelde snelheid van 113 kilometer per uur. Hij reed 23 kilometer per uur te hard en heeft ook bij het naderen van het kruispunt zijn snelheid niet aangepast. Vervolgens heeft hij het rode verkeerslicht genegeerd met een snelheid die veel hoger was dan de in de Brancherichtlijn voorgeschreven maximum snelheid van 20 kilometer per uur.
Door zich aldus te gedragen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, zoals bedoeld in artikel 6 WVW.
Het verweer van de raadsman faalt.
Tot slot moet de rechtbank beoordelen of het letsel dat [slachtoffer] door de aanrijding heeft opgelopen zwaar lichamelijk letsel is. De rechtbank oordeelt dat het letsel gelet op de aard en ernst daarvan kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 september 2021 in de gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto (rapid responder ambulance)),
- zijnde een motorrijtuig dat optische en geluidssignalen voerde als bedoeld in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en als zodanig een voorrangsvoertuig was in de zin van artikel 1 van voormeld reglement
- daarmede rijdende over de weg, de Prins Mauritssingel, aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij de kruising van de Prins Mauritssingel met de Turennesingel naderde
en op deze kruising veel verkeer aanwezig was en
- terwijl het zicht op kruisend verkeer van rechts werd belemmerd en
- terwijl hij ter plaatse bekend was en
- terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds 11 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- niet heeft opgelet op het kruisende verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en de in zijn richting gekeerde verkeerslichten ter plaatse en
- heeft gereden met een gemiddelde (minimale) snelheid van ongeveer 113 kilometer per uur, en
- met deze snelheid de voor hem bestemde stopstreep ter hoogte van voormelde kruising is gepasseerd en
- in strijd met het gestelde in de Brancherichtlijn optische en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening voormelde kruising niet met gepaste snelheid is opgereden en niet de snelheid heeft teruggebracht tot een snelheid van maximaal 20 kilometer per uur en meer dan 40 kilometer per uur hoger dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid heeft gereden en
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en die kruising kon overzien en waarover deze vrij waren en
- in aanrijding gekomen met, een over die weg (de Turennesingel) en die kruising rijdende, toen voor hem van rechts dicht genaderd zijnde, ander voertuig,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de bijzondere situatie en de persoon van de verdachte, gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 90 uren, te vervangen door 45 dagen hechtenis indien verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een (voorwaardelijke) taakstraf op te leggen. Bij de strafoplegging dient rekening te worden gehouden met het blanco strafblad en de nadelige lichamelijke en psychische gevolgen van de aanrijding voor verdachte. Ook dient een rol te spelen dat verdachte na de aanrijding heeft geprobeerd om in contact met het slachtoffer te komen en een cursus rijvaardigheid heeft gevolgd. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zou verdachte belemmeren in de uitoefening van zijn functie als ‘rapid responder’, aldus de raadsman.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte was op 6 september 2021 onderweg naar een levensbedreigende situatie, maar heeft door zijn rijgedrag zichzelf en de overige verkeersdeelnemers in een dergelijke situatie gebracht. Verdachte is te hard en onoplettend een kruising opgereden, terwijl het verkeerslicht voor hem op rood stond en is in aanrijding gekomen met een andere personenauto. Als gevolg van zijn handelen heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank betrekt in haar overwegingen met betrekking tot de op te leggen straf dat verdachte na de aanrijding eerste hulp heeft verleend aan het slachtoffer en later heeft geprobeerd om in contact te komen met het slachtoffer. Ter zitting is gebleken dat verdachte zich zeer bewust is van de ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer en zich daarvoor verantwoordelijk voelt.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de impact die de aanrijding op verdachte zelf heeft gehad, het feit dat hij nadien een cursus rijvaardigheid heeft gevolgd en voorzichtiger is gaan rijden. Tot slot houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft en voor zijn werk in sterke mate afhankelijk is van zijn rijbevoegdheid.
Alles overwegend acht de rechtbank het passend dat aan verdachte wordt opgelegd een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 90 uren, met een proeftijd van twee jaren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr en artikel 179 WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
90 (negentig) uren;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021418000. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:

(…) Ik was onderweg naar een spoedmelding in Lent en reed op de Prins Mauritssingel. Het betrof een A1- urgentie en ik maakte daarom gebruik van optische en geluidssignalen. (…) Ik wilde tonnen (…) Ik heb geen kruising of verkeerslicht gezien. (…) Ik was geconcentreerd om mijn eigen weghelft op te gaan. (…) U vraagt of ik was gefocust op mijn eigen veiligheid. Ja, daar ging het om. Het was een statische situatie en ik wilde terug naar mijn eigen baan. Ik zag het verkeer naast mij opstropen. Ik zag ook tegenliggers stil staan. (…) Het was een vrij nieuwe, gewijzigde verkeerssituatie.(…) Ik was er wel geweest na de gewijzigde verkeerssituatie (…)

2. Het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 3 december 2021, p. 13, 15, 30 en 38 voor zover inhoudende:

(…) Op het kruispunt van de Prins Mauritssingel en de Turennesingel te Nijmegen vond op maandag 6 september 2021 een verkeersongeval plaats. (…) De Volkswagen, een personenauto van de GGD Gelderland-Zuid, een zogenaamde Rapid Responder, was met gebruikmaking van optische en geluidssignalen vanuit het centrum van Nijmegen, via de Waalbrug onderweg naar Lent. De auto reed over de Prins Mauritssingel en naderde het kruispunt met de Turennesingel op het moment dat de verkeerslichten voor verkeer in die rijrichting rood licht uitstraalden. Vanaf de Turennesingel was de [auto] het kruispunt genaderd. Na stil te hebben gestaan voor een rood verkeerlicht, reed die, na het groen worden van dat licht, weg uit stilstand en sloeg linksaf in de richting van de Prins Mauritssingel, in de richting van de Waalbrug. Op het moment dat zowel de Volkswagen als de [auto] zich op het kruisingsvlak van genoemde wegen bevonden, botsten beiden tegen elkaar. (…) Wij zagen dat de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 50 km/h bedroeg.
(…) Het zicht dat zowel de bestuurder van de Volkswagen als [auto] in elkaars richting konden hebben werd naar alle waarschijnlijkheid belemmerd door de volgende factoren. Als eerste een voormalige bunker op de binnenhoek van beide wegen. Daarnaast de voertuigen op de zich tussen de ongevalsvoertuigen bevindende rijstroken. (…) Het resultaat van dat onderzoek was, kort weergegeven, dat de Volkswagen de stopstreep voor verkeer in zijn richting passeerde terwijl het daarbij behorende verkeerslicht 11 seconden roodlicht uitstraalde. Ook reed de Volkswagen in de voorafgaande 202 meter voor de stopstreep met een gemiddelde snelheid van minimaal 113 km/h. (…)

3. Brancherichtlijn optische en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening van juni 2016, p. 44 en 52, voor zover inhoudende:

(…) Deze brancherichtlijn is van toepassing op bij de hulpdiensten in gebruik zijnde motorvoertuigen die rijden met optische en geluidssignalen (en dus voorrangsvoertuig zijn in de zin van het RVV90). (…) Het naderen en oversteken van kruispunten gebeurt met aangepaste snelheid. Bij het oprijden van het kruisingsvlak dient de bestuurder van het voorrangsvoertuig ervan uit te gaan dat andere weggebruikers hem niet hebben opgemerkt en hem dus mogelijk niet voor laten gaan. Daarom wordt zo nodig gestopt. Het negeren van een rood verkeerslicht gebeurt met een snelheid van maximaal 20 kilometer per uur (…) De rijbaan wordt bereden met een snelheid van maximaal 40 km per uur boven de ter plaatse geldende maximumsnelheid voor voertuigen ≤5000 kg TMM. (…)

4. Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 5 oktober 2021, p. 111 en 112, voor zover inhoudende:

(…) Ik had een flinke hoofdwond. Die heb ik nog. Met een slagaderlijke bloeding. Gebroken sleutelbeen, nek en rugwervel fractuur, gekneusde ribben, ja bond en blauw, blauwe plekken. Dat is het letsel wat er geconstateerd is. (…) Ik heb ook problemen met de spieren rondom mijn mond. Die kan ik niet altijd even goed meer gebruiken waardoor niet zomaar een broodje kan eten. (…) Voor de gekneusde ribben alleen al staat 6 tot 8 weken herstel. Ik kan niet werken. (…)

5. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van het Radboud universitair medisch centrum van 7 september 2021, p. 114, voor zover inhoudende:

(…) [slachtoffer] was opgenomen van 06-09-2021 tot 07-09-2021 op Verpleegafdeling Traumachirurgie wegens:

1. LTSH zonder bewustzijnsverlies, zonder locale afwijkingen bij neurologisch onderzoek.

2. Forse wond aangezicht links

3. Clavicula fractuur links

4. Processus transversus/massa lateralis fractuur C7 en processusfractur Th12 beiderzijds (type AO)

(…) Operatie: 06-09-2021: Overhechten enkele arteriele spuiters en hechten hoofwond, gehecht niet ethilon, 300 ml bloedverlies (…)

Voetnoten

1.HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.