ECLI:NL:RBGEL:2022:4649

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6177 en 20 _ 6199
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijking van bestemmingsplan en omgevingsvergunning voor woningbouw in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn. De derde-partijen hadden een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van woningen die in afwijking van een eerder verleende vergunning deels buiten het bouwvlak zijn gerealiseerd, wat in strijd is met het bestemmingsplan "Agrarische Enclave". De rechtbank oordeelt dat het college in dit geval heeft kunnen afwijken van het bestemmingsplan, omdat de afwijkingen gering zijn en er geen omgevingsvergunning nodig was op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. De eisers, die bezwaar maakten tegen de verleende vergunning, voerden aan dat het college niet had kunnen afwijken van de planregels en dat zij in hun belangen werden geschaad. De rechtbank oordeelt echter dat de belangenafweging door het college juist is uitgevoerd en dat er geen strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De beroepen van de eisers worden ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 20/6177 en 20/6199

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen

[eisers] , uit [woonplaats] ,

(gemachtigde: mr. J.J.H. Hulshof),
en

[eisers] en [eisers] , uit [woonplaats] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, het college.
Als derde-partijen nemen aan het geding deel:
[derde-partij] en [derde-partij]en
[derde-partij] en [derde-partij] ,te [woonplaats] .

Procesverloop

In het besluit van 4 februari 2020 (primair besluit) heeft het college aan derde-partijen een omgevingsvergunning verleend.
In het besluit van 14 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2022 op zitting behandeld.
Eiser [eisers] is met gemachtigde en eiseres [eisers] verschenen.
Namens het college zijn J.M. van Wegen, mr. F. van de Kamp en H.R. Snelders verschenen.
[derde-partij] en [derde-partij] zijn als derde-partij verschenen. Derde-partij [derde-partij] heeft aan de zitting deelgenomen via een videoverbinding.

Overwegingen

Waar gaat deze procedure over?
1. Op 17 februari 2014 is een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een gesplitste woning op het perceel [locatie] te [woonplaats] . Bij de bouw zijn de woningen in afwijking van de omgevingsvergunning deels buiten het bouwvlak gebouwd. Dit is in strijd met het bestemmingsplan “Agrarische Enclave”. De derde-partijen die in de woningen wonen hebben op 11 december 2019 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het mogen overschrijden van het bouwvlak.
Het college heeft de omgevingsvergunning verleend. [1] Daarmee is vergund dat de woningen 2.5 meter naar het zuidoosten en 2.9 meter in oostelijke richting zijn geplaatst.
2. [locatie] ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan “Agrarische Enclave” en heeft de bestemming “Wonen” met de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie middelhoog” en de gebiedsaanduiding “reconstructiewetzone - extensiveringsgebied”. De op de plankaart voor “Wonen” aangewezen grond is (voor zover hier relevant) bestemd voor wonen, met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
3. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen
doelen. [2]
Heeft het college kunnen afwijken van de planregels?
4. Eisers voeren aan dat het college niet heeft kunnen afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 41.1. onder d van de planregels omdat geen sprake is van doelmatig gebruik en dit op grond van dit artikel wel is vereist. Ook wordt volgens eisers niet voldaan aan de voorwaarden voor afwijken in artikel 41.2. van de planregels. Daarnaast voeren eisers aan dat het college niet heeft kunnen afwijken van de planregels omdat zij door de verleende omgevingsvergunning belemmerd worden in hun mogelijkheden. Dat is in strijd met artikel 41.3. van de planregels.
4.1.
Artikel 41.1. aanhef en onder d. van de planregels bepaalt dat het college ten aanzien van onder meer bouwgrenzen kan afwijken van het bestemmingsplan indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt. Gelet op het feit dat de woningen er al staan is het niet doelmatig om te eisen dat de woningen verplaatst moeten worden naar het bouwvlak op het moment dat het ruimtelijk gezien volgens het college mogelijk is om de ontstane situatie te vergunnen. De rechtbank oordeelt dan ook dat het afwijken van de planregels in dit geval gewenst is uit oogpunt van doelmatig gebruik.
4.2.
Het college heeft vervolgens deugdelijk onderbouwd dat aan de in artikel 41.2. van de planregels genoemde voorwaarden voor het afwijken van de planregels wordt voldaan. Hij heeft overwogen dat er afgeweken kan worden van het bestemmingsplan omdat de afwijking van het bouwvlak gering is. Essentieel is dat er gebouwd is binnen het voormalig erf en binnen de bestemming “Wonen”. Daarnaast gaat het om een afwijking van minder dan 10 meter en wordt het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld door de afwijking niet onevenredig aangetast. Verder vindt de geringe afwijking plaats binnen het voormalige agrarische erf en heeft dit geen gevolgen voor de waarden in het gebied.
4.3.
In artikel 41.3. van de planregels staat dat: “Afwijken als bedoeld in lid 41.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.” Volgens eisers is sprake van een belemmering omdat het oprichten van een hoofdgebouw op hun perceel 59/61 conform de bepalingen van het bestemmingsplan niet meer mogelijk is, gelet op onder meer de minimaal tot de perceelsgrens te bewaren afstand van 2,5 meter (art. 18.2), die nu door het bouwvlak van Oudedijk 59/61 heenloopt.
4.4.
De rechtbank oordeelt dat eisers niet gevolgd kunnen worden in hun betoog dat de verschuiving van het bouwvlak van de woning [locatie] betekent dat de verschuiving van de woning [locatie] niet meer mogelijk zal zijn. Ten eerste is door het college toegezegd dat voor de woning [locatie] een vergunning kan worden verleend waarbij het bouwvlak met 4,75 meter wordt verschoven. De afstanden tussen de woningen blijft daarmee minstens gelijk aan die in het bestemmingsplan, terwijl de bebouwing geconcentreerd blijft en het open landschap en de overige landschappelijke waarden niet worden aangetast. Van een onmogelijkheid om de bouwmogelijkheden van [locatie] te verwezenlijken is dus geen sprake.
4.5.
Gelet op het voorgaande heeft het college naar het oordeel van de rechtbank kunnen afwijken van het bestemmingsplan.
Is er ook een omgevingsvergunning nodig voor de activiteit bouwen?
5. Eisers voeren aan dat het college niet enkel voor de andere situering een omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen maar dat de omgevingsvergunning ook zou moeten zien op andere afwijkingen van het bestemmingsplan. Volgens eisers wordt de maximale inhoud van 700 m3 van het hoofdgebouw overschreden. Daarnaast is er een kelder onder de woningen aangebracht. Volgens eisers zou er een geheel nieuwe omgevingsvergunning moeten worden verleend die ook ziet op de activiteit bouwen.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat de derde-partijen een omgevingsvergunning hebben aangevraagd voor de activiteit “het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan” op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Daargelaten of het nodig is om in dit geval opnieuw een vergunning voor het bouwen te vragen, kan er op grond van artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo voor worden gekozen om eerst de vergunning voor het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan aan te vragen. Reeds daarom faalt het betoog dat ook de vergunning voor het bouwen moest worden aangevraagd.
5.2.
Ten aanzien van het betoog dat de inhoud van de woning groter is dan 700 m3 en dat dit in strijd is met het bestemmingsplan overweegt de rechtbank dat voor de woningen een onherroepelijke vergunning is verleend die overigens door eiser Van den Brink zelf is aangevraagd. In zoverre is de inhoud van de woning vergund. Naar de rechtbank op de zitting heeft begrepen is in afwijking daarvan door de aannemer een deel van de woning onderkelderd, waardoor volgens eisers de maximaal toegestane inhoud is overschreden. Uit artikel 2.6 van de planregels volgt echter dat de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. De inhoud van een kelder telt dus niet mee, zodat deze niet leidt tot overschrijding van de toegestane inhoud. De beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel?
6. Eisers voeren aan dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eisers zijn het er niet mee eens dat voor [locatie] wel een omgevingsvergunning voor de afwijking van de eerder verleende omgevingsvergunning wordt verleend en dat dit niet gebeurt voor hun gesplitste woning aan de Oudedijk 59/51 waarvan de situering ook afwijkt van eerder verleende omgevingsvergunning.
6.1.
Nog daargelaten de vraag welk belang eisers bij deze beroepsgrond hebben oordeelt de rechtbank dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Er is geen sprake van gelijke gevallen. De afwijking van het bestemmingsplan is op het perceel bij eisers veel groter dan bij [locatie] . [locatie] zijn nog geen 3 meter verschoven en liggen nog altijd geheel binnen de bestemming erf/ wonen. De woningen 59/61 liggen nagenoeg helemaal op de agrarische bestemming omdat de woningen 22 meter zijn verschoven ten opzichte van de vergunde situatie. Dat zijn geen vergelijkbare afwijkingen. Daarnaast is gebleken dat het college heeft aangegeven ook voor de woningen 59/61 akkoord te kunnen gaan met een afwijking van de eerder verleende omgevingsvergunning. Het college heeft namelijk aangegeven dat een verschuiving met 4,75 meter acceptabel zou zijn. In zoverre behandelt het college eisers op gelijke wijze. Tijdens de zitting is overigens gebleken dat eisers inmiddels een aanvraag voor legalisering hebben ingediend voor een afwijking van 4,75 meter in plaats van de nu aanwezige afwijking van 22 meter. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
De rechter is niet in de gelegenheid
om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.1., eerste lid, aanhef en onder c in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en artikel 41.1. en 41.2 van het bestemmingsplan “Agrarische Enclave”.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1633.