ECLI:NL:RBGEL:2022:4122

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
05/057981-22 en 05/009683-22 (ttz gev.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en schennispleging met TBS en schadevergoeding

Op 29 juli 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in 2015 een verkrachting heeft gepleegd en in 2021 schennispleging. De rechtbank heeft de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar is, ter beschikking gesteld met voorwaarden (TBS) en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan bevolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in 2015, te Arnhem, door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot seksuele handelingen. In 2021 heeft hij [slachtoffer 2] benaderd en zijn geslachtsdeel getoond. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen. De officier van justitie had TBS met voorwaarden geëist, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft de TBS met voorwaarden opgelegd, omdat de verdachte psychisch ziek is en behandeling nodig heeft. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen, waarbij de verdachte €309,90 aan materiële schade en €7.000,- aan smartengeld moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat te betalen voor de benadeelde partij, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/057981-22 en 05/009683-22 (ttz gev.)
Datum uitspraak : 29 juli 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1992] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres de [adres 1] ,
van Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) GGNet De Boog.
Raadsman: mr. B.J. Driessen, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting van 15 juli 2022. Op deze openbare zitting is door [slachtoffer 1] gebruik gemaakt van het spreekrecht.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 05-/57981-22
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 27 maart 2015 te Arnhem, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen van zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer 1] , waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- die [slachtoffer 1] (die over straat liep) onverhoeds en/of van achteren heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] een mes heeft getoond en/of tegen haar keel heeft gehouden en/of
- zijn hand over de mond van die [slachtoffer 1] heeft gelegd en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij haar mond moest houden, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] de bosjes/struiken in heeft gesleurd/getrokken, althans mee heeft gesleurd/getrokken en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij haar broek uit moest doen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- ( aldus) een bedreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer 1] zich niet aan bovengenoemde handelingen kon of durfde te onttrekken;
Onder parketnummer 05/009683-22
hij op of omstreeks 23 november 2021 te Warnsveld, althans in Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden, op een niet openbare plaats, te weten op de afdeling [naam 1] (GGNet), gelegen aan de [adres 1] , terwijl een ander, te weten [slachtoffer 2] , daarbij zins/haars ondanks tegenwoordig was, door zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of zijn, verdachtes, geslachtsdeel in zijn hand te houden.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/057981-22 [1]
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 33-35;
- het mutatierapport van de melding door [naam 2] , p. 31;
- het proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2022, met bijlagen, p. 78-81;
- het proces-verbaal van verklaring verdachte, p. 70;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juli 2022.
Ten aanzien van parketnummer 05/009683-22 [2]
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 03;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juli 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/057981-22 en onder parketnummer 05/009683-22 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Onder parketnummer 05/057981-22
hij in
of omstreeksde periode van 1 maart 2015 tot en met 27 maart 2015 te Arnhem
, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en
/ofbedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen van zijn penis in de vagina en
/ofmond van die [slachtoffer 1] , waarbij dat geweld en/
ofdie andere feitelijkheid en
/ofdie bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid er in
heeft/hebben bestaan dat verdachte
- die [slachtoffer 1] (die over straat liep) onverhoeds en
/ofvan achteren heeft vastgepakt en
/of
- die [slachtoffer 1] een mes heeft getoond en
/oftegen haar keel heeft gehouden en
/of
- zijn hand over de mond van die [slachtoffer 1] heeft gelegd en
/oftegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij haar mond moest houden,
althans woorden van soortgelijke aard en/of strekkingen
/of
- die [slachtoffer 1] de bosjes/struiken in heeft gesleurd/getrokken
, althans mee heeft gesleurd/getrokkenen
/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij haar broek uit moest doen
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekkingen
/of
- ( aldus) een bedreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer 1] zich niet aan bovengenoemde handelingen kon of durfde te onttrekken;
Onder parketnummer 05/009683-22
hij op
of omstreeks23 november 2021 te Warnsveld
, althans in Nederland,de eerbaarheid heeft geschonden, op een niet openbare plaats, te weten op de afdeling [naam 1] (GGNet), gelegen aan de [adres 1] , terwijl een ander, te weten [slachtoffer 2] , daarbij zijns
/haarsondanks tegenwoordig was, door zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en
/ofzijn, verdachtes, geslachtsdeel in zijn hand te houden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05-/57981-22
verkrachting
Ten aanzien van parketnummer 05/009683-22
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daar zijns ondanks tegenwoordig is

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Verdachte heeft in 2015 [slachtoffer 1] , die na het uitgaan lopend onderweg was van Arnhem naar Oosterbeek, plots van achter vastgepakt, zijn hand op haar mond gelegd, een mes op haar keel gezet en haar de bosjes in getrokken. In de bosjes moest zij haar broek uitdoen en heeft verdachte zijn penis in haar vagina en mond gedaan en haar op die manier verkracht. Dit heeft op haar groot effect gehad tot op de dag van vandaag en haar vertrouwen in mensen ernstig beschadigd. Zij durft niet meer in het donker de straat op en heeft psychische hulp ingeschakeld voor haar angsten als gevolg van de verkrachting. Feiten zoals deze ruwe verkrachting zijn de schrik van velen en dragen bij aan het gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
Daarnaast heeft verdachte in 2021 bij [slachtoffer 2] aangeklopt en zijn blote penis laten zien toen hij de deur opende. Ook bij hem heeft dit feit serieuze negatieve gevolgen gehad met angst, stress en ontregeling als belangrijkste factoren.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de verkrachting met parketnummer 05-/057981-22 zal worden veroordeeld tot terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, zoals omschreven in het reclasseringsrapport en met dadelijke uitvoerbaarheid (DUT). Daarnaast vordert de officier van justitie een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking (GVM) op te leggen. De officier van justitie vraagt daarnaast gezien de ernst van de feiten een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 2 (twee) jaren met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De officier van justitie heeft hierbij uiteengezet dat zij bij het formuleren van haar eis rekening heeft gehouden met de ernst van de verkrachting en de schennispleging waarvoor zij een forse gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats vindt. Aan de andere kant heeft zij rekening gehouden met de persoon van verdachte zoals die wordt omschreven in de rapporten van de psycholoog, psychiater en reclassering die mede gebruik hebben gemaakt van informatie uit de FPA waar verdachte nu verblijft. Zij gaat ten aanzien van beide feiten er van uit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en baseert dat op de rapportages. Verdachte is een chronisch psychisch zieke man die niet zo zeer naar de gevangenis moet, maar langdurig klinisch behandeld moet worden om de hoge recidivekans te verminderen. De officier van justitie stelt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is in verband met een tussentijdse veroordeling voor feiten gepleegd na het feit uit 2015 maar dit staat het opleggen van TBS met voorwaarden niet in de weg. Aan de eisen voor oplegging van TBS met voorwaarden is voldaan. Voor de officier van justitie zijn de adviezen van de deskundigen doorslaggevend en zij sluit aan bij het maatregelenrapport van de reclassering. De officier van justitie benadrukt dat wanneer verdachte stopt zijn medicatie te gebruiken, dit reden zal zijn om omzetting van de TBS met voorwaarden naar TBS met dwangverpleging te verzoeken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verdachte realiseert zich dat zijn gedrag zeer verwijtbaar is geweest en dat dit gevolgen heeft gehad voor de aangevers. Het zijn zeer ernstige feiten met daartegenover psychische problematiek bij verdachte. Verdachte moet verminderd toerekeningsvatbaar worden verklaard. Uit de rapporten van de deskundigen blijkt dat kan worden volstaan met een maatregel. TBS met voorwaarden is de meest passende maatregel om op te leggen. Het is verdachte duidelijk dat het zeer ernstige feiten zijn. Voor het opleggen van een straf naast de maatregel is geen ruimte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Oriëntatiepunt
Voor een verkrachting noemen de oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt 24 maanden gevangenisstraf, bijvoorbeeld te verhogen doordat sprake is van een plotselinge aanval met geweld en een wapen, en sprake is van recidive op het punt van geweld en zedenfeiten. Voor schennispleging is geen oriëntatiepunt bepaald. Een gevangenisstraf van substantiële duur is daarom het vertrekpunt van de rechtbank voor de straftoemeting aan verdachte.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Op 23 juni 2022 is door de psycholoog D.R. van der Velden en op 24 juni 2022 door de psychiater dr. T.W.D.P. van Os een rapport over verdachte opgemaakt. Uit deze rapporten blijkt dat zij van mening zijn dat de stoornis die zij bij verdachte zien ook tijdens het plegen van de feiten aanwezig moet zijn geweest. De psycholoog adviseert om verdachte de verkrachting verminderd toe te rekenen en de schennispleging niet toe te rekenen. De psychiater adviseert om beide feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank volgt de conclusies van de psychiater en neemt deze over.
De rechtbank ziet in de gedragingen van verdachte terug dat hij zich tijdens het plegen van de feiten bewust was van het feit dat wat hij deed niet door de beugel kon. Bij de verkrachting blijkt dat onder andere doordat hij aan [slachtoffer 1] duidelijk maakte dat zij niet naar de politie moest gaan. Ook bij de schennispleging blijkt van enig bewustzijn. Verdachte heeft het feit immers gepleegd toen de begeleiding weg was.
Motivering oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een maatregel dient te worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij.
Uit het dossier en de verklaringen van verdachte komt duidelijk naar voren dat verdachte de feiten heeft gepleegd vanuit zijn wens tot directe behoeftebevrediging. Hij wist dat het fout was maar hij was gefrustreerd, wilde snel seks en zijn frustratie uiten en zocht een manier om dat voor elkaar te krijgen. Hierbij is hij volledig voorbij gegaan aan de gevoelens van en de gevolgen voor degene waarbij hij zijn behoeftes bevredigde. Dit vindt de rechtbank heel ernstig, zeker nu uit het dossier en de documentatie van verdachte naar voren komt dat sprake is van een gedragspatroon (mede) veroorzaakt door zijn stoornis en zijn daaruit voortvloeiende zwakke impulsbeheersing.
De rechtbank heeft de rapporten van de psycholoog en psychiater bij haar beoordeling meegewogen. In beide rapporten komt naar voren dat bij verdachte sprake is van de psychische stoornis schizofrenie met een ernstig psychotisch beeld dat ondanks verschillende (klinische) behandelingen tot nu toe beperkt responsief lijkt te zijn.
De beide rapporteurs schatten de kans op recidive met een geweldsdelict of een zedendelict als hoog in en adviseren een klinisch traject. Ingeschat wordt dat een langdurige forensisch klinische behandeling nodig is om grip te kunnen krijgen op zijn stoornis en een passend risicomanagementplan op te kunnen zetten waardoor de kans op recidive verminderd kan worden. Belangrijk is dat verdachte psychisch stabiel wordt en blijft omdat psychotische ontregeling de kans op recidive sterk verhoogt.
De beide rapporteurs geven het advies om TBS met voorwaarden op te leggen. De psycholoog geeft hierbij echter wel aan dat er enige twijfel bestaat over de haalbaarheid van de TBS met voorwaarden. Door de ernst van de stoornis bestaat naar haar mening het risico dat verdachte door zijn gebrek aan ziektebesef en -inzicht, leerbaarheid en responsiviteit zich niet aan de voorwaarden zal houden waardoor dan alsnog omzetting naar TBS met dwangverpleging moet plaatsvinden.
Daarnaast heeft Reclassering Nederland rapporten uitgebracht waaronder het rapport van 12 juli 2022 met als bijlage het rapport van 29 juni 2022. In dit rapport is ook de informatie meegenomen die de reclassering heeft ontvangen van de FPA in Warnsveld waar verdachte in het kader van schorsingsvoorwaarden verblijft. Het behandelteam van de FPA is tot de conclusie gekomen dat zij verdachte in behandeling kunnen nemen en willen houden, ook in het kader van TBS met voorwaarden. Reclassering Nederland adviseert positief over TBS met voorwaarden. Zij zien mogelijkheden om het toezicht daarop uit te oefenen en hebben de voorwaarden geformuleerd waaraan verdachte zich dan zou moeten houden. Deze zijn met verdachte besproken en hij heeft aangegeven hieraan mee te willen werken.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 juli 2022 verklaard zich te zullen houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit met parketnummer 05-/57981-22 een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld zoals bedoeld in artikel 37a, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
Aan de eisen voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is daarmee voldaan.
De rechtbank ziet, net als de deskundigen, noodzaak tot langdurige en strikte behandeling van verdachte om te trachten de kans op recidive in de toekomst te verminderen en zo de veiligheid in de maatschappij te vergroten.
Verdachte verblijft al enige tijd in de FPA in Warnsveld. Hier krijgt hij behandeling waarvan medicatie deel uitmaakt. Tijdens zijn verblijf in de FPA zijn geen incidenten gemeld en lijkt verdachte mee te werken aan de behandeling. In het afgelopen half jaar hebben voor zover de rechtbank bekend geen serieuze incidenten meer plaatsgevonden.
De rechtbank heeft serieus overwogen of het opleggen van een TBS maatregel met dwangverpleging de voorkeur zou moeten hebben boven de TBS met voorwaarden. De rechtbank ziet in het dossier veel aanknopingspunten om een TBS met dwangverpleging op te leggen en heeft daarbij ook de door de psycholoog naar voren gebrachte twijfel over de haalbaarheid van de TBS met voorwaarden voor verdachte mee laten wegen. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte toch kans moet worden gegeven te laten zien dat hij zich inzet voor de behandeling en zich aan de voorwaarden houdt, gezien de besproken rapporten en het verloop in het klinische verblijf gedurende het afgelopen half jaar waaronder de periode op de FPA.
Alles overwegende zal de rechtbank de maatregel TBS met voorwaarden opleggen. De rechtbank neemt de voorwaarden over die de reclassering in haar advies van 12 juli 2022 heeft opgenomen met uitsluiting van twee (deel)voorwaarden die expliciet worden besproken. De maatregel wordt opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer anderen, zodat de maatregel, ingeval van omzetting in terbeschikkingstelling met verpleging, niet gemaximeerd zal zijn.
Mocht een van de gestelde voorwaarden niet door verdachte worden nageleefd dan kan de rechtbank, op vordering van de officier van justitie bevelen dat de maatregel alsnog wordt omgezet naar TBS met dwangverpleging.
De voorwaarden
De voorwaarden die voor verdachte gelden zijn hierna onder het kopje De beslissing opgesomd.
In het rapport van de reclassering zijn twee (deel)voorwaarden opgenomen die de rechtbank niet zal opleggen:
De eerste is de deelvoorwaarde dat bij doorplaatsing naar een vervolgbehandeling of beschermd wonen terugplaatsing in de FPA of een vergelijkbare zorginstelling mogelijk is als toegenomen risico's, gekoppeld aan betrokkenes psychische toestand daarom vragen (te bepalen door de reclassering, in afstemming met betrokkenes behandelaar).
De tweede is de voorwaarde dat betrokkene meewerkt aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
De rechtbank zal deze (deel)voorwaarden niet opleggen gezien het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1027, waarin de Hoge Raad bepaalt dat in de situatie waarin de klinische fase voorbij is, het niet aan de reclassering is om die klinische fase weer te heropenen. Deze beslissing is voorbehouden aan de rechter zo blijkt uit dit recente arrest (en een reeks van eerdere arresten).
De rechtbank overweegt hierbij dat voor dergelijke situaties binnen de TBS artikelen 6:6:10a en 6:6:11Sv uitkomst bieden waarin de rechter-commissaris de bevoegdheid is gegeven een crisisplaatsing te bevelen op vordering openbaar ministerie respectievelijk de voorlopige verpleging te bevelen in afwachting van omzetting door de rechtbank.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De officier heeft gevorderd dat de maatregel TBS en de daaraan gekoppelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De verdediging heeft zich hiertegen niet verzet.
De reclassering heeft in haar rapport van 12 juli 2022 de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel met voorwaarden geadviseerd omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
De rechtbank is van oordeel dat het, rekening houdend met het hoge recidiverisico, noodzakelijk is dat de maatregel dadelijk uitvoer wordt verklaard.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM)
De officier heeft gevorderd dat de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. De verdediging heeft zich hiertegen niet verzet.
De reclassering vindt het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel (GVM) nodig. De psychiatrische ziekte van betrokkene is chronisch. Ook na lange tijd kan de behandeltrouw afnemen door gebrek aan ziekte-inzicht. Het kan ook op lange termijn nodig zijn dat er een kader is waarmee druk uitgeoefend kan worden op behandeltrouw. De reclassering adviseert daarom de maatregel op te leggen zodat na de terbeschikkingstelling gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden.
Aan de eisen voor het opleggen van deze maatregel is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van de maatregel aangewezen is ter bescherming van de algemene veiligheid van personen en goederen. De rechtbank zal daarom een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht opleggen.
Gevangenisstraf
De rechtbank kiest ervoor om, ondanks het vertrekpunt, geen gevangenisstraf op te leggen naast de maatregel. Behandeling biedt de meeste bescherming voor de maatschappij en de vrijheidsbeneming in de vorm van de klinische opname gaat naar verwachting van de rechtbank een behoorlijke tijd duren.
Ook een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd heeft geen meerwaarde. Integendeel, de rechtbank acht de kans aanwezig dat er tijdens de behandeling en resocialisatie een nieuw strafbaar feit zal worden gepleegd door verdachte, gezien de ernst van zijn stoornis en de gebrekkige impulsbeheersing. In dat geval is het niet gewenst dat de behandeling van verdachte wordt onderbroken door de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf terwijl voortzetting van de behandeling juist de voorkeur heeft boven het uitzitten van een gevangenisstraf.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het feit onder parketnummer 05/05798122 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 309,90 aan materiële schade en € 7.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten worden niet betwist.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten van de schoenen en de broek voldoende zijn onderbouwd en redelijk voor komen.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering wat betreft de schoenen en broek voor het gehele bedrag van € 309,90 kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen, de voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorie van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Bij een verkrachting is dat evident.
Als gevolg van het bewezenverklaarde feit heeft de benadeelde bovendien professionele geestelijke behandeling nodig gehad. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De hoogte van de vordering is door verdachte niet betwist. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank het smartengeld daarom op een bedrag van € 7.000 vaststellen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is vanaf het moment dat het strafbare feit is gepleegd, wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. Omdat het strafbare feit is gepleegd in de periode 1 maart 2015 tot en met 27 maart 2015 zal worden uitgegaan van de einddatum van de periode, 27 maart 2015.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregelen is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 63, 239, 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
1. Betrokkene maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
2. Betrokkene werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- Betrokkene meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- Betrokkene laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
- Betrokkene houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- Betrokkene helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- Betrokkene werkt mee aan huisbezoeken.
- Betrokkene geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- Betrokkene vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- Betrokkene werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
3. Betrokkene laat zich opnemen in FPA De Boog van GGNet of soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. Feitelijk zet hij de behandeling die in het kader van schorsing preventieve hechtenis gestart is voort.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
4. Betrokkene laat zich na beëindiging van de klinische fase behandelen door een ambulante forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nader te bepalen moment (als klinische zorg afloopt). De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
5. Betrokkene gebruikt de aan hem door zijn behandelaars voorgeschreven risicogebonden medicatie.
6. Betrokkene verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op een nader te bepalen moment (als klinische zorg afloopt). Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
7. Betrokkene heeft geen contact met de slachtoffers in deze strafzaak, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang de reclassering dat nodig vindt.
8. Betrokkene gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
9. Betrokkene gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
10. Betrokkene gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
 geeft Reclassering Nederland opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
 legt een gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
 heft op het – geschorste – bevel tot bewaring;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 05/05798122 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 309,90 aan materiële schade en € 7.000 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2015 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 7.309,90 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2015 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 71 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders, voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. I. Linssen, rechters, in tegenwoordigheid van D.P.H. Snellink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2022.
De griffier en de oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021331225, gesloten op 16 mei 2022, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021564569, gesloten op 3 januari 2022, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.