Uitspraak
[gedaagde]
1.De procedure
2.De feiten
Het appartement is geweldig, fantastisch uitzicht en prachtige ligging.
Voor de gebouwen aan de [adres] en [adres] zijn voor een drietal appartementen TO-berekeningen gemaakt om inzicht te krijgen in het risico op oververhitting. Door de huurcommissie wordt gesteld dat er niet meer dan 300 overschrijdingsuren boven de 26,5°C aanwezig mogen zijn. Uit de berekeningen blijkt dat alle verblijfsruimten conform de uitgangspunten van de GIW/ISSO 2008 voldoen aan de gestelde eis van de huurcommissie.”
Aanleiding
Huurder heeft haar verzet verder echter onvoldoende onderbouwd. Omdat het verzet niet nader onderbouwd is met een deskundigenrapport van een onafhankelijk erkend bedrijf en/of een uitgebreid logboek, en de commissie niet is gebleken van onjuistheden in de uitspraak, is het verzet ongegrond en blijft de uitspraak van de voorzitter in stand.”
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
(a)lle genotbeperkende omstandigheden die niet aan de huurder zijn toe te rekenen, vormen een gebrek.” zie:
Kamerstukken II1997/98, 26 089, nr. 3, p. 14 (MvT). De wetgever noemt de volgende voorbeelden die als gebrek zijn aan te merken: een slechte staat van onderhoud, materiële beschadigingen, constructiefouten, ongedierte, een erfdienstbaarheid die enig gebruik uitsluit of een wettelijk voorschrift dat een bepaald gebruik verbiedt. Het begrip gebrek is geobjectiveerd geformuleerd. De maatstaf is niet wat de huurder van de zaak waarop de huurovereenkomst ziet mag verwachten, maar wat een huurder van een goed onderhouden zaak van de soort waar het om gaat mag verwachten. Een gebrek hoeft niet toe te rekenen te zijn aan de verhuurder.