1.3.Verweerder heeft het handhavingsverzoek over de milieuvergunning met het primaire besluit afgewezen, omdat geen sprake zou zijn van een overtreding. Verweerder heeft de weigering om handhavend op te treden gebaseerd op de door de Omgevingsdienst Regio Arnhem uitgevoerde metingen in de periode van 6 mei 2020 tot en met 14 mei 2020. De resultaten van de metingen staan in het geluidsrapport van 28 mei 2020, en een herziene versie van 20 januari 2021 (het geluidsrapport). Op het handhavingsverzoek over de Wet natuurbescherming is beslist in een ander besluit dat geen onderdeel van deze beroepsprocedure uitmaakt.
2. De rechtbank toetst in deze procedure de afwijzing van het handhavingsverzoek over de gestelde overtredingen van de milieuvergunning. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Eisers hebben in hun beroepschrift en de aanvullingen daarop drie onderwerpen behandeld, namelijk (a) de (on)zorgvuldigheid van verweerder bij de voorbereiding van het besluit, (b) stofoverlast en (c) geluidsoverlast. Op 25 mei 2022 hebben eisers hun beroepsgronden over stofoverlast ingetrokken. Op 31 mei 2022 hebben eisers gemeld dat hun opmerkingen over de (on)zorgvuldige voorbereiding van het besluit niet als beroepsgronden zijn bedoeld. Ter zitting hebben eisers dit bevestigd. De rechtbank zal daarom alleen de beroepsgronden over geluid beoordelen.
4. Eisers stellen dat in het geluidsrapport een toets van de representatieve bedrijfssituatie ontbreekt. Nu de bedrijfsomstandigheden tijdens de metingen volgens het geluidsrapport onbekend waren, is geen sprake van een deugdelijk en zorgvuldig geluidsonderzoek. Het is immers niet vast te stellen of de resultaten van het onderzoek een goed (representatief) beeld geven van de bedrijfssituatie. Deze wijze van onderzoeken is hierdoor ook in strijd met (p. 26-27 van) de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999). Eisers verwijzen ter onderbouwing van deze beroepsgrond naar een rapport van een door hen ingeschakelde deskundige, de heer ing. M.G.M. van Schaik van adviesbureau S-advies van 18 juni 2021 dat in bezwaar door eisers is overgelegd.
5. Verweerder stelt dat de representatieve bedrijfssituatie weliswaar duidelijker omschreven had kunnen worden in het geluidsrapport, maar dat dat niet maakt dat het geluidsrapport of de metingen niet representatief zijn. Verweerder verwijst naar de volgende passage uit het geluidsrapport:
“3.2 Bedrijfsomstandigheden
De geluidmetingen in de omgeving van Sibelco zijn onaangekondigd uitgevoerd. De bedrijfssituatie tijdens de geluidmetingen is niet bekend. Tijdens de onbemande geluidmetingen zijn audio opnamen gemaakt waarop activiteiten van de installatie van Sibelco duidelijk van het omgevingsgeluid kan worden onderscheiden. Tijdens de bemande metingen was de installatie duidelijk hoorbaar.”
Hieruit volgt volgens verweerder dat tijdens de metingen de installaties van de derde-partij duidelijk waarneembaar in bedrijf waren. Omdat zowel kortere bemande als langduriger onbemande metingen hebben plaatsgevonden, mag ervan uit worden gegaan dat representatieve metingen zijn verricht. De metingen hebben zowel in de avond-, als nachtperiode plaatsgevonden. Dit zijn de tijden waarop naar eigen zeggen de grootste overlast wordt ervaren door eisers. Deze metingen in de avond- en nachtperiode hebben gedurende meerdere uren plaatsgevonden en waren niet van tevoren aangekondigd. De inrichting heeft een discontinu karakter. Om die reden is gekozen voor langdurige metingen op meerdere dagen, meetpunten en tijdstippen waarmee een representatief beeld is verkregen. Verweerder verwijst naar verschillende uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).Eisers voeren niet aan waarom de metingen volgens hen niet representatief zouden zijn.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit niet mocht baseren op dit geluidsonderzoek. De rechtbank overweegt daarover het volgende.