ECLI:NL:RBGEL:2022:3679

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
C/05/404785 / KG ZA 22-173
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van testamentaire stukken door legataris tegen notaris in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 4 juli 2022, heeft een legataris een kort geding aangespannen tegen een notaris. De legataris vorderde de afgifte van stukken die relevant zijn voor een bodemprocedure tegen de erfgenamen van de erflaatster. De voorzieningenrechter, mr. E.W. de Groot, heeft de vordering toegewezen, waarbij de notaris werd veroordeeld om voor 12 juli 2022 de gevorderde stukken af te geven. Deze stukken omvatten gespreksnotities van gesprekken die de notaris in 2018 met de erflaatster heeft gevoerd, concepttestamenten en eerdere testamenten van de erflaatster. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de legataris bij het verkrijgen van deze informatie zwaarder weegt dan het belang van de notaris bij geheimhouding. De notaris werd ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de legataris op € 1.332,00 werden begroot. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering tot het opleggen van een dwangsom werd afgewezen, omdat de notaris had aangegeven de uitspraak te zullen nakomen. De zaak is van belang voor de verdere procedure tussen de legataris en de erfgenamen, die in augustus 2022 gepland staat.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/404785 / KG ZA 22-173
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 4 juli 2022
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. W.P.G.M. Schellens-Stoks te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.H. Kramer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de [gedaagde] worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. E.W. de Groot, voorzieningenrechter, en mr. Q. van Til, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • namens [eiseres] , haar bestuursleden: [naam secretaris] , secretaris, [naam voorzitter] , voorzitter en [naam bestuurslid] , lid, bijgestaan door mr. Schellens-Stoks voornoemd;
  • [gedaagde] , bijgestaan door mr. Kramer voornoemd.
De voorzieningenrechter doet na de mondelinge behandeling, aansluitend mondeling vonnis.

1.De beslissing

De voorzieningenrechter,
1.1.
veroordeelt de [gedaagde] om uiterlijk op 12 juli 2022 aan [eiseres] af te geven:
de gespreksnotities van de gesprekken die de [gedaagde] in april en mei 2018 met [naam erflaatster] heeft gevoerd over het wijzigen van haar testament, welke gesprekken hebben geresulteerd in het testament van 29 mei 2018;
andere concepttestamenten dan het concept dat de erfgenamen hebben overgelegd;
de twee voorgaande testamenten van erflaatster die dateren uit 2012 en 2015, waaruit zou volgen dat erflaatster toen al de bestendige wens had dat de percelen naar [eiseres] zouden gaan;
een verklaring waarin de [gedaagde] verklaart over de inhoud van de gesprekken die hij in april en mei 2018 met erflaatster heeft gevoerd over de wijziging van haar testament, welke gesprekken hebben geresulteerd in het testament van 29 mei 2018 en waarin hij reageert op de stellingen en/of vragen en/of opmerkingen in de conclusie van antwoord van de erfgenamen die betrekking hebben op zijn rol en handelwijze,
1.2.
veroordeelt de [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.332,00,
1.3.
veroordeelt de [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
1.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
1.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.

2.De motivering van de beslissing

2.1.
[eiseres] heeft voldoende spoedeisend belang bij de vordering tot het verkrijgen van, kort gezegd, de gespreksnotities van de gesprekken die de [gedaagde] in april en mei 2018 met erflaatster heeft gevoerd, de aan het testament van 29 mei 2018 voorafgegane concepttestamenten, de eerdere testamenten van erflaatster uit 2012 en 2015 en de gevorderde verklaring van de [gedaagde] over de inhoud van de gesprekken die hij in april en mei 2018 met erflaatster heeft gevoerd, hierna kortheidshalve aan te duiden als ‘de gevorderde stukken’. De inhoud daarvan kan van belang zijn voor het vervolg van de bodemprocedure tussen [eiseres] en de erfgenamen, in welke procedure in augustus 2022 een mondelinge behandeling is gepland.
2.2
De [gedaagde] moet in beginsel geheimhouding betrachten met betrekking tot hetgeen hem in zijn hoedanigheid van [gedaagde] is toevertrouwd. Daartoe behoren alle stukken waarvan [eiseres] nu afgifte vordert. Desondanks kan hij gehouden zijn de stukken te verstrekken als het belang van, in dit geval [eiseres] , nog zwaarder weegt dan het belang van de [gedaagde] bij geheimhouding. [1]
2.3.
De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat ten aanzien van de gevorderde stukken, inclusief de inhoud van de gevorderde, door de [gedaagde] af te leggen verklaring, het belang van [eiseres] bij afgifte zoveel zwaarder weegt dan het belang dat deze stukken en de inhoud van een door hem op te stellen verklaring vertrouwelijk blijven, dat de [gedaagde] deze stukken, inclusief bedoelde verklaring aan [eiseres] zal moeten verschaffen. Uit deze stukken kan immers blijken dat ondanks het mankement in de totstandkoming van het testament van erflaatster van 29 mei 2018, het daarin opgenomen legaat wel in overeenstemming is met een mogelijk toen al langer bestaande wil van erflaatster. [eiseres] heeft er belang bij dat in de bodemprocedure tegen de erfgenamen naar voren te kunnen brengen en te kunnen onderbouwen.
1.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering - zoals hierna omschreven - zal worden toegewezen, omdat de stukken vanwege het procesreglement uiterlijk op 24 juli 2022 aan de rechtbank moeten worden toegezonden. De [gedaagde] zal uiterlijk op 12 juli 2022 aan dit vonnis moeten voldoen.
1.7.
De door [eiseres] gevorderde dwangsom wordt afgewezen, omdat de [gedaagde] heeft verklaard een veroordeling te zullen nakomen.
1.8.
De [gedaagde] betoogt dat hij niet in de proceskosten zou moeten worden veroordeeld omdat hij als [gedaagde] slechts tot afgifte zou kunnen overgaan nadat hij daartoe door de rechter is veroordeeld. De voorzieningenrechter heeft er begrip voor dat de [gedaagde] niet (vrijwillig) tot de gevorderde afgifte is overgegaan. Dat de [gedaagde] het op een procedure heeft moeten laten aankomen, kan [eiseres] echter niet worden tegengeworpen. De [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 1.332,00 (griffierecht € 676,00 en salaris advocaat € 656,00).
Waarvan proces-verbaal,
de griffier de voorzieningenrechter

Voetnoten

1.Zie: Hoge Raad 8 januari 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4310 (Ouwendijk c.s./Pons).