In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, en een andere besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De zaak betreft een geschil over de aansprakelijkheid van de gedaagde vervoerder voor schade die is ontstaan door te late levering van maaltijdboxen. Eiseres heeft gesteld dat gedaagde in haar verbintenis is tekortgeschoten door een aantal zendingen niet tijdig te bezorgen, waardoor schade is ontstaan. De rechtbank heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat gedaagde in beginsel schadeplichtig is voor de te late bezorging van de zendingen. Eiseres heeft vervolgens geprobeerd de omvang van de schade te begroten, maar gedaagde heeft betwist dat de schadevergoeding kan worden vastgesteld op basis van een gemiddelde berekening van het gewicht van de zendingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres voldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar berekening van het gemiddelde gewicht van de zendingen, maar dat het gewicht van de verpakking niet in aanmerking kan worden genomen bij de schadeberekening. Uiteindelijk heeft de rechtbank de schade vastgesteld op € 5.373,79, die gedaagde moet vergoeden aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van eiseres begroot op € 3.600,62. In reconventie heeft de rechtbank gedaagde in het gelijk gesteld voor een vordering van € 27.999,70, die eiseres aan gedaagde moet betalen, eveneens vermeerderd met wettelijke rente.