ECLI:NL:RBGEL:2022:3438

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
05/075231-95
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en de rol van regelgeving bij resocialisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 juni 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een betrokkene wiens verblijfsrecht is ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in Marokko en thans verblijvend in CTP Veldzicht, sinds 1996 onder TBS staat na een veroordeling voor verkrachting. De rechtbank heeft eerder de verpleging voorwaardelijk beëindigd, maar deze is in 2019 opnieuw hervat. De officier van justitie heeft verzocht om verlenging van de maatregel met één jaar, waarbij de focus ligt op de behandeling en resocialisatie van de betrokkene, ondanks de complicaties door zijn ongewenstverklaring.

Tijdens de zitting zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder psychologen en de officier van justitie, die de noodzaak van verlenging benadrukten vanwege het hoge recidiverisico. De raadsman van de betrokkene heeft gepleit voor onderzoek naar een civiele machtiging en transmuraal verlof, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de huidige regelgeving rondom verblijfsstatus en TBS niet goed op elkaar aansluit, wat leidt tot een uitzichtloze situatie voor de betrokkene. De rechtbank heeft de verlenging van de TBS met één jaar toegewezen, met de nadruk op de noodzaak van transmuraal verlof en de rol van instanties in het doorbreken van de impasse.

De rechtbank heeft ook gewezen op de schending van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) die op de loer ligt door de voortdurende verlenging zonder perspectief op verandering. De rechtbank roept betrokken instanties op om zich in te zetten voor de behandeling en resocialisatie van de betrokkene, en heeft besloten om de zaak opnieuw te beoordelen in het licht van de voortgang van het neuropsychologisch onderzoek en de procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/075231-95
Datum uitspraak: 17 juni 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] , hierna: betrokkene

geboren op [geboortejaar 1972] te [geboorteplaats] (Marokko),
thans verblijvende bij CTP Veldzicht in Balkbrug
Raadsman: mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen.

Procedure

Betrokkene is op 24 september 1996 bij vonnis van de rechtbank te Arnhem veroordeeld tot (onder meer) terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege ter zake van verkrachting. Deze maatregel is ingegaan op 8 juni 1997.
Bij beslissing van de rechtbank Gelderland van 27 mei 2016 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. Op 1 maart 2019 heeft deze rechtbank bevolen dat de verpleging van overheidswege wordt hervat. Bij beslissing van 8 oktober 2021 is de maatregel voor het laatst verlengd.
Bij vordering van 4 mei 2022, bij de griffie van deze rechtbank ingekomen op dezelfde dag, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd met één jaar.

Het onderzoek ter terechtzitting

Ter zitting van 3 juni 2022 zijn gehoord:
- de betrokkene,
- zijn raadsman mr. N.A. Heidanus,
- de GZ-psycholoog/hoofdbehandelaar van de kliniek mevr. F. Scholten,
- de deskundige van de reclassering dhr. C. Harwig (via een videoverbinding),
- de adviseur repatriëring van de kliniek, P. de Jong,
- de psychiater dr. M.A. Westerborg,
- de GZ-psycholoog dr. W.J.P. Gaertner en
- de officier van justitie, mr. G. van Roermund.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering toegelicht en daarin volhard.
Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie aangevoerd dat het nog te vroeg is voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging maar dat wel naar transmuraal verlof moet worden toegewerkt, ondanks dat de ongewenstverklaring van betrokkene dit pad doorkruist. Het recidiverisico is op dit moment nog te groot en dat geldt ook in het kader van de voorgenomen repatriëring. Hoewel het nog een lang traject lijkt voor betrokkene, is verlenging met één jaar te verkiezen omdat daarmee vinger aan de pols kan worden gehouden. De officier van justitie ziet geen heil in de door de raadsman verzochte aanhouding van de behandeling voor het laten doen van onderzoek naar een civiele machtiging. Hierbij blijft de ongewenstverklaring van betrokkene immers voor dezelfde problemen zorgen als bij het tbs-kader.

Het standpunt van betrokkene

De raadsman van betrokkene heeft het woord gevoerd en primair verzocht de zaak aan te houden en onderzoek te laten doen naar een machtiging in een civiel kader. Een geruisloze overgang naar een civiel kader zou de kwaliteit van leven van betrokkene bevorderen. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht te bevorderen dat sprake zal zijn van transmuraal verlof zodat betrokkene kan worden overgeplaatst naar een andere instelling met meer vrijheden en betrokkene een meer menswaardig bestaan krijgt. De raadsman heeft zich in dat verband niet verzet tegen een verlenging van de maatregel terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.

De beoordeling

De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het adviesrapport van de kliniek van 31 maart 2022 en een afschrift van de wettelijke aantekeningen. In dit adviesrapport wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met één jaar.
Uit het advies komt naar voren dat de schizofrenie van betrokkene met medicatie goed onder controle is en dat de licht verstandelijke beperking momenteel op de voorgrond staat. Hij zal hiervoor blijvend begeleiding en ondersteuning nodig hebben. Betrokkene heeft begeleid dorpsverlof en daarbij valt zijn zeer geringe zelfredzaamheid op, zeker in nieuwe situaties. Het recidiverisico bij beëindiging van de maatregel wordt als hoog ingeschat. De complexe situatie die is ontstaan door zijn ongewenstverklaring en de onduidelijkheid die hier mee gepaard gaat, raken zijn psychisch welzijn. De route naar resocialisatie dient mede daarom zorgvuldig te verlopen.
Op de zitting is namens de kliniek aangevuld dat verlenging met een jaar vooral is ingegeven door andere factoren dan behandelingsfactoren en bedoeld is om vinger aan de pols te houden bij alle ontwikkelingen. Het repatriëringstraject is besproken maar is nog niet veel verder dan bij de vorige zitting in september 2021. Het is ook nog afwachten wat er uit de namens betrokkene aangespannen procedure bij het Europese Hof komt. Transmuraal verlof zal stuiten op de moeilijkheid van financiering daarvan in de huidige omstandigheden. In feite biedt de tbs voor betrokkene nu een beschermend kader doordat het de uitzetting verhindert.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de psychiatrische rapportage van M.A. Westerborg van 2 mei 2022. Hieruit komt naar voren dat bij betrokkene sprake is van schizofrenie, een lichte stoornis in cannabisgebruik en een lichte verstandelijke beperking. Indien de begeleiding van betrokkene weg zou vallen of als hij in ongunstige levensomstandigheden komt te verkeren is de kans op recidive groot. Hij is dan niet in staat tot adequate oplossingen te komen en heeft continu sturing en structuur nodig van buitenaf. Het gebruik maken van verlof maakt mogelijk dat hij kan oefenen met minder voorspelbare situaties en dat dit kan worden getoetst. Complicerend hierbij is het cognitieve verval van betrokkene. Gelet op de onzekere situatie waarin hij verkeert als gevolg van de ongewenstverklaring adviseert de psychiater verlenging van de maatregel met twee jaar om hem geen perspectief te geven dat er niet is.
Op de zitting heeft de psychiater aangevuld dat op korte termijn neuropsychologisch onderzoek zal worden gedaan naar de cognitieve capaciteiten van betrokkene die als nulmeting kan gelden. Hiermee kan op langere termijn worden gekeken in hoeverre sprake is van achteruitgang. Over een jaar kunnen daaruit nog geen conclusies worden getrokken.
Uit de psychologische rapportage van W.J.P. Gaertner van 10 maart 2022 komt naar voren dat sprake is van schizofrenie, een verstandelijke beperking en middelenproblematiek. Wanneer betrokkene stapsgewijs gaat resocialiseren wordt het recidiverisico laag tot matig ingeschat. Dat kan in ieder geval als hij zijn verblijfsrecht zou terugkrijgen maar is moeilijk als het repatriëringstraject moet worden gevolgd. Hoe dan ook is een periode van twee jaar nodig om het traject vorm te geven. Op vragen van de rechtbank heeft de deskundige in haar rapport en ter zitting benadrukt dat transmuraal verlof op zichzelf, vanuit behandelingsoogpunt, door haar verantwoord wordt geacht, mits stapsgewijs vormgegeven. Mogelijke cognitieve achteruitgang heeft daarvoor wel gevolgen maar alleen voor de uitvoering van het verlof, niet voor de beslissing om er toe over te gaan. Transmuraal verlof zou bijvoorbeeld ook op het terrein van de instelling kunen worden vormgegeven.
De reclassering heeft bij rapportage van 13 april 2022 geadviseerd niet over te gaan tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en dat advies op de zitting gehandhaafd.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd in verband met een veroordeling voor een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Uit het advies van de kliniek en de rapportages van de psychiater en de psycholoog zoals hierboven weergeven, volgt dat de stoornis van betrokkene en het gevaar dat daaruit voortvloeit nog steeds aanwezig zijn. Bij het wegvallen van de maatregel wordt de recidivekans als hoog ingeschat.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de situatie waarin betrokkene als gevolg van de ongewenstverklaring en intrekking van zijn verblijfsrecht is komen te verkeren, behoorlijk uitzichtloos lijkt te zijn geworden. De regelgeving rondom de verblijfsstatus en die rondom de terbeschikkingstelling passen niet goed op elkaar, waardoor er in feite een status quo is bereikt die niet lijkt te kunnen worden doorbroken. Uitzetting dan wel repatriëring van betrokkene lijkt nauwelijks te realiseren en tegelijkertijd stagneert de behandeling dan wel resocialisatie van betrokkene door het verlies van zijn verblijfsrecht. De begeleiding en behandeling die in Marokko kunnen worden geboden lijken, zoals het er nu uitziet, een zeer verdund aftreksel te zijn van wat betrokkene nodig heeft. Hiermee lijkt een situatie te zijn ontstaan dat de tbs- maatregel in feite betrokkene beschermt in plaats dat de maatschappij er door wordt beschermd tegen betrokkene. Rechterlijke toetsing ziet er in eerste instantie op dat aan de toepasselijke regelgeving wordt voldaan, maar de rechter heeft ook een rol om te signaleren dat verschillende regelgeving slecht op elkaar aansluit en om hiervoor aandacht te vragen en de rechtbank doet dat wederom, net als vorig jaar. [1] . Niettemin zal de rechtbank moeten beslissen op de vordering van de officier van justitie zoals deze er ligt en op het aanhoudingsverzoek van de raadsman.
Het aanhoudingsverzoek van de raadsman dat er op ziet om onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van een civiele machtiging voor betrokkene wijst de rechtbank af. De verwachting is gerechtvaardigd dat in het civiele kader tegen dezelfde obstakels zal worden opgelopen als in het forensisch kader, namelijk financiering, huisvesting en daarnaast inkomen, met dit verschil dat bij het wegvallen van de tbs-maatregel de (kale) uitzetting van betrokkene reëler wordt. Betrokkene zou bij uitzetting, anders dan bij repatriëring, geen enkele voorziening in Marokko hebben. Het tegen die tijd dan naar bevind van zaken handelen zoals de raadsman heeft voorgesteld, vindt de rechtbank een risico dat deze kwetsbare betrokkene niet moet lopen.
De rechtbank wil wel een lans breken voor het uitbreiden van het verlof naar transmuraal verlof. Uit de besproken rapporten komt naar voren dat vanuit behandelingsoogpunt en resocialisatieoogpunt dit zonder meer mogelijk is. Enkel de verblijfsstatus van betrokkene staat dit in de weg. Dit hoeft echter niet altijd een onoverkomelijk obstakel te zijn; het komt vooral aan op de bereidheid van instanties om maatwerk te leveren ter doorbreking van de impasse die vooral is ontstaan door de regelgeving en het beleid van de minister. [2] Volgens de rechtbank zouden vanuit menselijk perspectief de behandeling en resocialisatie, in ieder geval tot een bepaalde hoogte zoals transmuraal verlof, de doorslag moeten geven in de weging van de verschillende belangen. Door het intrekken van het verblijfsrecht van betrokkene is de maatregel die tbs is, in feite verworden tot een straf met nauwelijks perspectief op verandering; schending van artikel 5 EVRM komt daarmee met iedere volgende verlenging dichterbij. Transmuraal verlof dat stapsgewijs wordt opgebouwd kan de gewenste verandering in ieder geval voor een deel teweegbrengen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel nog steeds vereist. De maatregel zal worden verlengd met een periode van 1 (één) jaar. De rechtbank heeft hiertoe besloten omdat zij in deze zaak, waarbij het perspectief tot nu toe zeer gering is, zicht wil houden op de voortgang en wil over die voortgang, inclusief het neuropsychologisch onderzoek en de voortgang van de procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, bij de volgende zitting goed en volledig geïnformeerd worden. Ook verwacht de rechtbank dat inspanningen worden gedaan om alsnog enige vorm van transmuraal verlof op te starten en zij wil hierover worden geïnformeerd.

De beslissing

De rechtbank:
wijst afhet aanhoudingsverzoek voor nader onderzoek naar een civiele machtiging;
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] met
1 (één) jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.A.P. Bakker, als voorzitter, mr. M.E. Snijders en mr. C.L. Pas, als rechters in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2022.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Rb Gelderland 16 juli 2021,
2.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (PK) 13 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1487.