In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Gelderland op 6 juli 2022, gaat het om een faillissementspauliana en bestuurdersaansprakelijkheid. De curator, Sander-Jan Berend Drijber, heeft de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], aangeklaagd voor het onterecht vestigen van een pandrecht en het aangaan van een aflossingsverplichting door de failliete vennootschap. De failliet, die zich bezighield met het tewerkstellen van gecertificeerde veiligheidsmedewerkers, werd op 19 november 2019 failliet verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden, met name [gedaagde 2], als bestuurder van de failliete vennootschap, kennelijk onbehoorlijk bestuur hebben gepleegd door de financiële positie van de vennootschap te verzwakken door het vestigen van het pandrecht en het aangaan van de aflossingsverplichting. De curator heeft de vernietiging van deze rechtshandelingen ingeroepen op grond van artikel 42 Fw, omdat deze handelingen onverplicht waren en de schuldeisers benadeelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de curator recht heeft op betaling van de geïnde bedragen door [gedaagde 1] en heeft [gedaagde 2] aansprakelijk gesteld voor het tekort in het faillissement op basis van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De rechtbank heeft de vorderingen van de curator toegewezen, inclusief een voorschot op het tekort in het faillissement, en heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.