ECLI:NL:RBGEL:2022:324

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
AWB 21 / 3836
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over handhaving van een chalet zonder omgevingsvergunning en verzoek tot bestuursdwang zonder kostenverhaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de handhaving van een chalet dat zonder omgevingsvergunning is gebouwd. De eiser, die eigenaar was van het chalet, had een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren om bestuursdwang toe te passen zonder kostenverhaal. Dit verzoek werd door verweerder buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet kon aantonen dat hij op het moment van aankoop van het chalet concrete aanwijzingen had dat het chalet zonder vergunning was gebouwd. Eiser had het chalet inmiddels verkocht en vreesde nu zelf de kosten van verwijdering te moeten dragen. De rechtbank oordeelde dat eiser geen verzoek om bestuursdwang kon indienen op basis van artikel 5:31a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat hij een financieel belang had bij zijn verzoek en niet kon worden aangemerkt als een belanghebbende die door de overtreding benadeeld werd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder en verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. Eiser kreeg een proceskostenvergoeding van € 1.518 toegewezen, evenals de terugbetaling van het griffierecht van € 181.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3836

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. G. Golstein),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Burente Maurik, verweerder.

Procesverloop

Op 12 november 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot toepassing van bestuursdwang zonder kostenverhaal buiten behandeling gesteld. [1]
Bij besluit van 20 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser, in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
N. van Staaden.

Overwegingen

Waar gaat deze procedure over?
1. Aan eiser is bij besluit van 12 februari 2019, gewijzigd 9 mei 2020, een last onder dwangsom opgelegd voor onder andere het verwijderen en verwijderd houden van het houten chalet op het perceel [perceel]. Dit chalet is in het verleden zonder omgevingsvergunning gebouwd. Het is verboden een bouwwerk of deel daarvan dat is gebouwd zonder omgevingsvergunning in stand te laten. [2] Daarom is eiser als eigenaar aangemerkt als overtreder.
Last onder bestuursdwang zonder kostenverhaal
2. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser tegen de last onder dwangsom heeft verweerder in de beslissing op bezwaar de opgelegde last onder dwangsom gewijzigd in een last onder bestuursdwang zonder kostenverhaal. Dit heeft verweerder gedaan omdat eiser voor 1 april 2007 eigenaar is geworden van het chalet en niet aannemelijk kan worden gemaakt dat hij concrete aanwijzingen had dat het chalet zonder omgevingsvergunning is gebouwd. Daarom kan volgens verweerder aan hem geen last onder dwangsom worden opgelegd. [3]
Verweerder heeft eiser in de beslissing op bezwaar gelast de overtreding ongedaan te maken. Eiser heeft daarvoor een begunstigingstermijn gekregen van zes weken. Verweerder heeft aangegeven dat wanneer eiser niet op tijd aan de last voldoet het chalet in opdracht en voor kosten van de gemeente kan worden verwijderd. De last onder bestuursdwang is ingeschreven in het kadaster.
3. Eiser heeft geen gehoor gegeven aan de last.
Verzoek eiser toepassing bestuursdwang zonder kostenverhaal
4. Eiser heeft vervolgens bij brief van 23 september 2020 verweerder verzocht het chalet voor rekening van de gemeente te laten verwijderen binnen drie maanden na dagtekening van de brief. Hij heeft het perceel met daarop het chalet verkocht. In een allonge behorende bij de koopovereenkomst is opgenomen dat eiser er voor zorgdraagt dat de inschrijving van de last onder bestuursdwang in het kadaster uiterlijk ten tijde van het passeren van de koopakte ongedaan is gemaakt en dat eiser zo nodig zelf zorgdraagt voor afbraak als hij er met de gemeente niet uitkomt.
Reactie op het verzoek
5. Op 12 november 2020 heeft verweerder het verzoek om toepassing van bestuursdwang zonder kostenverhaal buiten behandeling gesteld omdat dit volgens verweerder in strijd is met artikel 5.31a van de Awb.
Beroepsgrond
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn verzoek niet in behandeling heeft genomen.
6.1.
De rechtbank oordeelt dat verweerder het verzoek van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser kan niet verzoeken om toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 5:31a, eerste lid, van de Awb. In dat artikel staat dat de aanvrager van een last onder bestuursdwang, dan wel een andere belanghebbende die door de overtreding wordt benadeeld, het bestuursorgaan kan verzoeken bestuursdwang toe te passen. Eiser heeft, zoals hij ter zitting ook heeft bevestigd, een financieel belang bij zijn verzoek. Hij heeft de grond met het chalet verkocht en dreigt nu zelf op te draaien voor de kosten van de verwijdering van het chalet. Dit is echter geen nadeel dat het gevolg is van de overtreding als zodanig maar veeleer een gevolg van de opgelegde last en de inschrijving daarvan in het kadaster. Het door eiser ondervonden nadeel is daarmee geen “nadeel” als bedoeld in artikel 5:31a van de Awb. In de Memorie van toelichting [4] behorende bij artikel 5:31a van de Awb is ook nadrukkelijk opgenomen dat de overtreder zelf niet om toepassing van een last onder bestuursdwang kan verzoeken. Eiser kan gelet op het voorgaande ook niet worden aangemerkt als een andere belanghebbende die door de overtreding wordt benadeeld.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. Uit rechtsoverweging 6.1. volgt dat eiser niet kan verzoeken om toepassing van bestuursdwang. De aanvraag van eiser kan daarom niet kan worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende [5] om een besluit te nemen. [6] De reactie van verweerder op de aanvraag in het primaire besluit van 12 november 2020 kan daarom niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. [7] Verweerder had het tegen dat besluit ingediende bezwaar in het bestreden besluit dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren. Dat betekent dat het beroep gegrond is en de rechtbank het bestreden besluit op grond daarvan zal vernietigen.
Proceskostenveroordeling
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door de gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor van 1. Toegekend wordt € 1.518.
9. Tot slot bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van
€ 181 aan hem vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart de bezwaren van eiser alsnog niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten voor een bedrag van € 1.518;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 181 aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in tegenwoordigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
De griffier is niet in de gelegenheid
om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:5, eerste lid, sub a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.Dit volgt uit artikel 2.3a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
3.Dit volgt volgens verweerder uit de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC5249.
4.Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, p. 108 en 109.
5.Zie artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
6.Zie artikel 1:3, derde lid, van de Awb.
7.Zie artikel 1:3, eerste lid van de Awb.