Uitspraak
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/387868 / HZ ZA 21-163
Vonnis van 29 juni 2022
in de zaak van
MR. M.K. DE BRUIJN, Q.Q.,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [naam onderneming] ,
gevestigd te Rotterdam,
eiser,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. A.W. Hendriks te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna de curator en Achmea genoemd worden.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 juli 2021;
- de akte overlegging producties met de producties 1 t/m 3 van Achmea van 23 december 2021;
- de akte overlegging producties met de producties 13 en 14 van de curator van 6 januari 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 februari 2022;
- de akte overlegging producties met de producties 4 en 5 van Achmea van 25 april 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 mei 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.
[naam onderneming] was een onderneming die zich bezighield met isolatiewerkzaamheden. De heer [bestuurder onderneming] (hierna: [bestuurder onderneming] ) was bestuurder van [naam onderneming]
2.2.
Op enig moment heeft [naam onderneming] een auto van het merk Mercedes C-Klasse 63 AMG S-edition (hierna: de auto) geleased. De auto is gedeeltelijk gefinancierd met een zogenaamde “financial lease” constructie. Bij het onderhoud aan de auto zijn steeds serviceberichten opgesteld (hierna: de onderhoudsrapporten).
2.3.
[naam onderneming] heeft voor de auto met Achmea een WA-casco verzekeringsovereenkomst gesloten. Op deze verzekeringsovereenkomst zijn de “Algemene voorwaarden voorwaarden modelnummer P-ALG18” (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing verklaard. In de algemene voorwaarden staat, voor zover hierna van belang:
“
Art. 4 Wat moet verzekerde doen bij schade
Art. 4 Wat moet verzekerde doen bij schade
Zodra hij op de hoogte is of hoort te zijn van een gebeurtenis die voor ons tot een verplichting kan leiden is een verzekerde verplicht: (…)
4. zijn medewerking te verlenen aan onze afhandeling van de schade en zich
te onthouden van gedragingen die onze belangen kunnen schaden (…)
Art. 6 Wat is niet verzekerd
1.
De verzekering geeft geen dekking als: (…)
De verzekering geeft geen dekking als: (…)
c.
een verzekerde een verplichting uit de verzekering niet of niet tijdig is nagekomen en ons daardoor in een redelijk belang heeft geschaad; (…)”
een verzekerde een verplichting uit de verzekering niet of niet tijdig is nagekomen en ons daardoor in een redelijk belang heeft geschaad; (…)”
Ook de “Bijzondere voorwaarden volledig casco goed op weg autoverzekering” (hierna: de bijzondere voorwaarden) zijn op de verzekeringsovereenkomst van toepassing verklaard. In de bijzondere voorwaarden staat, voor zover hierna van belang:
“
(…)Art. 3 Wat is verzekerd
(…)Art. 3 Wat is verzekerd
3.1.
Schade aan de auto(…)
Wij verzekeren per gebeurtenis schade aan de auto en accessoires of geheel of gedeeltelijk verlies hiervan ontstaan door: (…)
8. botsing met loslopende dieren of met vogels, maar alleen voor zover de schade rechtstreeks is toegebracht door de botsing met het dier; (…)”
2.4.
Op 19 januari 2020 heeft [bestuurder onderneming] in Turkije met de auto een hond aangereden.
2.5.
Na de aanrijding met de hond heeft [bestuurder onderneming] schade aan de auto gemeld bij Achmea. De auto is opgetakeld en naar Nederland vervoerd. [bestuurder onderneming] heeft de auto beschikbaar gesteld voor onderzoek door Achmea.
2.6.
Naar aanleiding van de melding heeft Achmea de heer Spätjens van Post-Crash Voertuig Diagnose opdracht gegeven tot inspectie en uitlezing van de auto. Bij e-mail van 15 april 2020 heeft Spätjens zijn bevindingen gerapporteerd. In die e-mail (hierna:
de P-CVD rapportage) staat, voor zover hierna van belang:
“
(…) De aanrijding heeft zeer waarschijnlijk plaatsgevonden op 19-01-2020 om 02:37 uur; einde rijcyclus 41 en begin standcyclus 41, in de tabel hieronder met groen gemarkeerd. (…)
(…) De aanrijding heeft zeer waarschijnlijk plaatsgevonden op 19-01-2020 om 02:37 uur; einde rijcyclus 41 en begin standcyclus 41, in de tabel hieronder met groen gemarkeerd. (…)
De motor werd vervolgens weer ingeschakeld op 19-01-2020 om 03:33 uur voor een periode van 90 minuten (1,5 uur), in de tabel met rood gemarkeerd. (…) Tijdens de motor inschakelperiode van 1,5 uur zou de olie kunnen zijn weggelekt en kan de motor intern door een gebrek aan smering/koeling beschadigd zijn geraakt. (…)
Samengevat kan de gemelde aanrijding met de hond getuige de aangetroffen haarplukken, de storingsinformatie (snelheid en versnellingswaarde) en de registraties in het boordnetgeheugen hebben plaatsgevonden in de nacht van 19-01-2020. (…)”
2.7.
Achmea heeft daarnaast de heer W. Van Eick opdracht gegeven tot onderzoek naar de oorzaak en omvang van de schade aan de auto. Bij expertiserapport van 22 april 2020 (hierna: expertiserapport) heeft Van Eick verslag gedaan van dit onderzoek. Van Eick benoemt daarin schades aan de rechter voorzijde van de auto, aan een oliekoeler, een koelblok en de motor. Uitsluitend ten aanzien van de schade aan de rechtervoorzijde concludeert hij dat die mogelijk kan zijn veroorzaakt door een aanrijding met een hond. Het schadebedrag inclusief btw wordt in het expertiserapport (onder ‘samenvatting’) geschat op € 426,53.
2.8.
Achmea heeft verder de heer W.J. Schotman van Schotman Onderzoek opdracht gegeven tot onderzoek naar de aanleiding van de aanrijding met de hond. Schotman heeft [bestuurder onderneming] op 4 mei 2020 geïnterviewd.
2.9.
Bij e-mail van 2 juli 2020 heeft Achmea aan de gemachtigde van [naam onderneming] – voor zover hierna van belang – bericht:
“
(…)Ik heb de door u bijgevoegde bezwaar gelezen
(…)Ik heb de door u bijgevoegde bezwaar gelezen
Wij hebben informatie ontvangen waarmee wij graag nogmaals in gesprek gaan met dhr. [bestuurder onderneming] . Ik heb dan ook dhr. Schotman verzocht om een aanvullende afspraak te maken.(…)”
2.10.
Bij e-mail van 22 december 2020 heeft Achmea, voor zover hierna van belang, aan de gemachtigde van [naam onderneming] laten weten:
“
(…)Wij hebben meerdere malen contact met de heer [bestuurder onderneming] gezocht voor een aanvullend gesprek
(…)Wij hebben meerdere malen contact met de heer [bestuurder onderneming] gezocht voor een aanvullend gesprek
Als verzekerde is dhr. [bestuurder onderneming] verplicht medewerking te verlenen aan het onderzoek. Dit is ook opgenomen in onze polisvoorwaarden.
Gezien wij na 1 juli op geen enkele wijze een reactie van de heer [bestuurder onderneming] hebben ontvangen zijn wij genoodzaakt onze huidige onderzoeksbevindingen op papier te zetten
De brief met de onderzoeksbevindingen zal vóór woensdag 30 december 2020 aan de heer [bestuurder onderneming] verstuurd worden. (…)”
2.11.
Bij e-mail van 28 december 2020 heeft de gemachtigde van [naam onderneming] aan Achmea – voor zover hierna van belang – bericht:
“
(…) Uw onderstaande e-mail is bij de heer [bestuurder onderneming] in het verkeerde keelgat geschoten. Het klopt niet dat er meerdere malen contact met hem is gezocht. Het laatste gesprek heeft plaatsgevonden voor de zomervakantie en de afspraak was dat de heer Schotman in september contact zou leggen. Dit is niet gebeurd. Ook hebben diverse pogingen van de heer [bestuurder onderneming] om contact te leggen geen resultaat opgeleverd (…).”
(…) Uw onderstaande e-mail is bij de heer [bestuurder onderneming] in het verkeerde keelgat geschoten. Het klopt niet dat er meerdere malen contact met hem is gezocht. Het laatste gesprek heeft plaatsgevonden voor de zomervakantie en de afspraak was dat de heer Schotman in september contact zou leggen. Dit is niet gebeurd. Ook hebben diverse pogingen van de heer [bestuurder onderneming] om contact te leggen geen resultaat opgeleverd (…).”
2.12.
Bij e-mail van 29 december 2020 heeft Achmea in reactie – voor zover hierna van belang – laten weten:
“
(…)Op 15 september 2020 heb ik de heer [bestuurder onderneming] via e-mail dringend verzocht om contact op te nemen met dhr. Schotman
(…)Op 15 september 2020 heb ik de heer [bestuurder onderneming] via e-mail dringend verzocht om contact op te nemen met dhr. Schotman
Dit is tot op heden niet gebeurd. De e-mail is gestuurd aaninfo@ [naam onderneming] .nl. (…)”
2.13.
Bij brief van 2 februari 2021 heeft Achmea aan de gemachtigde van [naam onderneming] , kort samengevat, laten weten dat zij betwist dat er sprake is van een verzekerde motorschade en dat de schade niet is verzekerd, omdat [bestuurder onderneming] onvoldoende inlichtingen heeft verschaft.
2.14.
In opdracht van de gemachtigde van [naam onderneming] heeft Baan Hofman Ongevallenanalyse “het dossier [naam onderneming] ” beoordeeld. In de quickscan van 29 maart 2021 (hierna: de quickscan) heeft Baan Hofman de resultaten van die beoordeling weergegeven.
2.15.
Op 3 mei 2021 (ten tijde van de dagvaarding) was [naam onderneming] nog maandelijks leasetermijnen verschuldigd en had zij de auto nog niet terug onder zich.
2.16.
Op 14 juli 2021 is [naam onderneming] failliet verklaard.
3.De vordering
3.1.
De curator vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Achmea gebiedt de dagwaarde te bepalen op de dag voor de aanrijding en het bedrag ad € 50.000,00 uit te keren aan de curator, vermeerderd met de wettelijke rente indien de voldoening niet binnen 14 dagen na dagtekening van het onderhavige vonnis heeft plaatsgevonden;
II. Achmea gebiedt de maandelijkse leasetermijnen te vergoeden ad € 18.743,25 aan de curator met ingang van 19 januari 2020 tot heden en voor alle maanden dat de auto niet is en wordt teruggegeven per directe ingang na betekening van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente indien de voldoening niet binnen 14 dagen na dagtekening van het onderhavige vonnis heeft plaatsgevonden;
III. Achmea veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder het griffierecht, de kosten van dagvaarding, en het volledige salaris ad P.M. van advocaat de curator.
3.2.
De curator legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Achmea is op grond van de verzekeringsovereenkomst verplicht om de schade als gevolg van de aanrijding met de hond aan de curator te vergoeden. Nu de motorschade is begroot op
€ 58.000,00 en de dagwaarde vóór de aanrijding met de hond is getaxeerd rond de
€ 50.000,00, is de auto economisch total loss. De curator vordert daarom uitkering van de dagwaarde. Nu de auto niet is teruggeven, maar [naam onderneming] wel leasetermijnen verschuldigd was, dient Achmea de maandelijkse leasetermijnen aan de curator te vergoeden. De curator vordert verder betaling van de volledige advocaatkosten, nu meer dan een jaar is verstreken sinds de aanrijding, de procedure voorkomen had kunnen worden en de schade van de curator daardoor is vergroot.
4.Het verweer
4.1.
Achmea concludeert dat de rechtbank de stellingen en vorderingen van de curator afwijst en de curator bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt in de kosten van het proces.
4.2.
Achmea legt het volgende aan haar verweer ten grondslag. Primair moet de vordering onder 3.1 I worden afgewezen, omdat wel wat schade aan de auto is ontstaan, maar de schades aan de oliekoeler, het koelblok en de motor niet zijn ontstaan door de aanrijding met de hond (de verzekerde gebeurtenis). Subsidiair moet de vordering onder
3.1
I worden afgewezen, omdat [naam onderneming] zich niet heeft gehouden aan haar medewerkings- en informatieverplichtingen op grond van artikel 7:941 lid 2 BW in samenhang gelezen met artikel 4 en 6 lid 1 aanhef en sub c van de algemene voorwaarden. Meer subsidiair moet de vordering van de curator worden afgewezen, omdat [naam onderneming] haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden. De maandelijkse leasetermijnen (zie 3.1 II) hoeft Achmea niet aan de curator te vergoeden, nu [naam onderneming] de vrije beschikking over de auto had. Achmea staat ook buiten de financieringsovereenkomst tussen [naam onderneming] en de leasemaatschappij. Verder is de betaling van de maandelijkse leasetermijnen geen schade. Ook de vordering tot vergoeding van de volledige advocaatkosten (zie 3.1 III) moet worden afgewezen, nu er geen sprake is van misbruik van procesrecht en/of onrechtmatig procederen door Achmea.
5.De beoordeling
De verhouding tussen [naam onderneming] en Achmea
5.1.
Vast staat dat [naam onderneming] voor de auto bij Achmea een verzekeringsovereenkomst heeft afgesloten (zie r.o. 2.3) en dat [bestuurder onderneming] tijdens de looptijd van de verzekering met de auto een hond heeft aangereden (zie r.o. 2.4). Dit betekent dat [naam onderneming] , ten tijde van de aanrijding met de hond, verzekerde was en dat Achmea, als verzekeraar, op grond van de verzekeringsovereenkomst, in samenhang gelezen met de algemene en bijzondere voorwaarden, in beginsel verplicht is de schade te vergoeden die door de aanrijding met de hond aan de auto is veroorzaakt (zie r.o. 2.3).
Zijn de schades aan de oliekoeler, het koelblok en de motor door de aanrijding met de hond veroorzaakt?
5.2.
Tussen partijen is in geschil of de schades aan de oliekoeler, het koelblok en de motor door de aanrijding met de hond zijn veroorzaakt. De stelplicht en zo nodig de bewijslast op dit punt liggen op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij de curator. Hij koppelt daaraan immers het gevolg dat de schade door de verzekering gedekt is en dat Achmea die dient te vergoeden (zie Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 7-IX 2019/304). Artikel 3 van de bijzondere voorwaarden bepaalt, onder meer, dat Achmea schade aan de auto door botsing met loslopende dieren of met vogels vergoedt, maar alleen voor zover de schade rechtstreeks is toegebracht door de botsing met het dier (zie r.o. 2.3). Het begrip ‘rechtstreeks’ brengt tot uitdrukking dat een nauw causaal verband tussen de botsing met het dier en de schade aan de auto vereist is; een tussenliggende oorzaak is dus problematisch (vergelijk de conclusie van A-G Hartlief voor HR 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:538).
5.3.
De curator stelt dat de schades aan de oliekoeler, het koelblok en de motor door de aanrijding met de hond zijn veroorzaakt. Die schades waren er vóór de aanrijding met de hond namelijk nog niet. [bestuurder onderneming] heeft voor de aanrijding met de hond zonder problemen lange afstanden met de auto gereden. Ook is de auto door de dealer onderhouden. Bij het onderhoud zijn aan de motor nooit foutmeldingen vastgesteld. Ter onderbouwing verwijst de curator naar de door hem overgelegde onderhoudsrapporten waaruit niet van bijzonderheden blijkt (zie r.o. 2.2). Na de aanrijding met de hond kan de auto niet meer rijden. [bestuurder onderneming] heeft de auto sinds de aanrijding met de hond niet meer gebruikt.
5.4.
Achmea brengt hiertegen in dat de schades aan de oliekoeler, het koelblok en de motor niet veroorzaakt kunnen zijn door de aanrijding met de hond. Ter onderbouwing wijst Achmea op het expertiserapport (zie r.o. 2.7), het interviewverslag (zie r.o. 2.8), de P-CVD rapportage (zie r.o. 2.6) en de in opdracht van de curator uitgevoerde quickscan (zie r.o. 2.14).
5.5.
De rechtbank oordeelt als volgt. De curator stelt dat de aanrijding de schades aan de oliekoeler, het koelblok en de motor heeft veroorzaakt. Ter onderbouwing van die stelling heeft hij er (met de onderhoudsrapporten) enkel op gewezen dat de auto vóór de aanrijding goed functioneerde, zodat de genoemde schades wel door de aanrijding moeten zijn veroorzaakt.
5.6.
Achmea, op haar beurt, heeft de betwisting van het causaal verband tussen de aanrijding en de schades aan de oliekoeler, het koelblok en de motor onderbouwd met een drietal stukken (het expertiserapport, het interviewverslag en de P-CVD rapportage). In het expertiserapport staat dat de hond niet onder de auto door is gekomen en dat de schades aan de oliekoeler, het koelblok en de motor onmogelijk kunnen zijn ontstaan als gevolg van de aanrijding met de hond. Volgens Achmea blijkt daarnaast uit het expertiserapport en het interviewverslag dat er vóór het ongeval al sprake was van schade aan het koelblok. De motor zou beschadigd geraakt kunnen zijn door de inschakeling ervan voor de duur van 90 minuten kort ná het ongeval. Uit de P-CVD rapportage blijkt dat de motor na de aanrijding met de hond nog is ingeschakeld voor de duur van 90 minuten. Ook in de quickscan wordt de motorschade niet verklaard uit de aanrijding met de hond. Van Eick, in het expertiserapport (zie r.o. 2.7), concludeert dat de aanrijding de genoemde schades niet kan hebben veroorzaakt:
“
(…) De schade aan de koelers/airco condensor is niet te rijmen met de schade aan de rechterzijde van de veroorzaakt door de hond. Er moet nog wat anders aan de hand zijn geweest.
(…) De schade aan de koelers/airco condensor is niet te rijmen met de schade aan de rechterzijde van de veroorzaakt door de hond. Er moet nog wat anders aan de hand zijn geweest.
(…)
Het volgende stelde ik vast na onderzoek;
- gelet op het aantreffen van witte haren in de kunststof bumper/grille delen is het mogelijk, dat er een aanrijding met een of ‘die’ hond heeft plaatsgevonden.
- omdat ik geen bloedsporen heb aangetroffen in midden/onderzijde van de auto veronderstel ik, dat het dier via de rechterzijde is weg geslagen.
- de schade aan de voorzijde/onderzijde, met name de oliekoeler is voor als nog niet duidelijk. Er is sprake van aanzienlijke schade aan de koeler, waarna ook een olielekkage is ontstaan.
De beschadigingen op het koelblok van de airco-condensor zijn mijn inziens van een eerder evenement. Dat ik zaden/sporen van een dennenappel uit het koelblok haal, verklaart dit. (kan nooit na de aanrijding daarin terecht gekomen zijn).
(…)
Conclusie expert
- de schade aan de rechter voorzijde kan mogelijk veroorzaakt zijn door een aanrijding met een dier -hond- of de aangeleverde video van een dode hond op de stoep in Turkije de bewuste hond is kan ik niet vaststellen.
- de schade aan de motor, zie ik niet als gevolgschade na de aanrijding met de hond. Het is ook niet duidelijk wanneer die -door verzekerde- aangeleverde video is gemaakt. Vlak na de aanrijding of pas veel later.
- de extra oliekoeler aan de voorzijde is weliswaar lek geraakt, maar als de motor niet meer gelopen heeft, kan daardoor geen gevolgschade zijn ontstaan.
De km stand van de aanrijding komt overeen met de km stand die ik heb afgelezen in de auto (149.541). Daarna zou voertuig met de berger zijn afgesleept. Ik kan technisch niet verklaren hoe de koeler is lek geraakt, als de hond niet onder het voertuig is door geslagen.
Ik adviseer de claim van motorschade af te wijzen op bovenstaande grond. (…)
Toelichting
-
Het schadebeeld komt niet overeen met de opgegeven toedracht. (…)”
Het schadebeeld komt niet overeen met de opgegeven toedracht. (…)”
Weliswaar staat in het expertiserapport, zoals de curator op de zitting heeft aangevoerd en uit het citaat blijkt, uitsluitend het advies om de claim van motorschade af te wijzen, het expertiserapport onderbouwt, en dat blijkt ook uit het citaat, wel degelijk de betwisting door Achmea van het causaal verband tussen de aanrijding met de hond en alle drie de genoemde schades. Van Eick relateert immers uitdrukkelijk geen enkele van de genoemde schades aan de aanrijding met de hond, maar werpt (hypothetische) alternatieve oorzaken op.
5.7.
De curator heeft daartegenin nog een contraexpertise in het geding gebracht. Die contraexpertise gaat echter uitsluitend over de motorschade en de door Achmea opgeworpen hypothese dat die tijdens de 90 minuten looptijd van de motor is veroorzaakt. De contraexpertise onderbouwt niet de stelling dat de genoemde schades, of één daarvan, is of zijn veroorzaakt door de aanrijding met de hond. De conclusie bij de contraexpertise illustreert dit:
“
(…)
(…)
Door het gebrek aan storingen van het defect gaan van de motor en het ontbreken van olie onder de auto op de video kan ik niet verklaren dat deze motorproblemen zijn ontstaan in de 90 minuten dat de motor heeft gedraaid na de aanrijding.
Een hypothese is dat de motor in de Mercedes niet de motor is geweest die tijdens de aanrijding in de Mercedes zat. (…)”
5.8.
De curator heeft zijn stelling dat de genoemde schades het rechtstreeks gevolg zijn van de aanrijding met de hond gelet op de gemotiveerde betwisting door Achmea dus niet voldoende onderbouwd. Aan bewijslevering op dit punt komt de rechtbank dan ook niet toe.
5.9.
De curator heeft verder gesteld dat [bestuurder onderneming] de auto na de aanrijding met de hond niet meer heeft gebruikt en aan hulppersonen van Achmea heeft overgedragen. Sindsdien, zo stelt de curator, rijdt de auto in het geheel niet meer. Dit risico kan niet bij de curator liggen.
5.10.
De rechtbank begrijpt de stelling van de curator zo, dat het onder 3.1 I gevorderde ook moet worden toegewezen als de schade niet dóór maar ná de aanrijding is ontstaan. Deze stelling van de curator is echter niet toereikend om de vordering toe te wijzen. Vast staat immers dat op grond van de verzekeringsovereenkomst enkel de schade die rechtstreeks door de aanrijding met de hond is toegebracht, door Achmea dient te worden vergoed. Zonder nadere toelichting, en die ontbreekt, valt niet in te zien op welke grond de vordering dan moet worden toegewezen.
5.11.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het door de curator onder 3.1 I gevorderde wordt afgewezen.
Schade aan de rechter voorzijde van de auto
5.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat de aanrijding met de hond rechtstreeks schade heeft veroorzaakt aan de rechter voorzijde van de auto. Achmea heeft deze schade begroot op € 426,53, welk bedrag door haar is onderbouwd met het rapport van 22 april 2020 (zie r.o. 2.7). De curator heeft de begroting van de schade aan de rechter voorzijde van de auto op de zitting betwist en heeft tevens verzocht om zich op een later moment uit te laten over de hoogte van de schade, namelijk als vast komt te staan dat de schade gedekt wordt. De curator ziet er daarmee echter aan voorbij dat van partijen wordt verwacht dat zij vóór de mondelinge behandeling alle relevante feiten en stellingen aanvoeren. De curator heeft zijn stelling dat de omvang van de schade aan de rechter voorzijde van de auto door Achmea te laag is vastgesteld, op geen enkele wijze onderbouwd, terwijl dat wel op zijn weg ligt en niet valt in te zien waarom hij daartoe niet reeds in staat is geweest. Hij had immers de beschikking over het rapport van Achmea waarin de schadebegroting was opgenomen en over foto’s van de auto na de aanrijding waarop de schade zichtbaar is. De vordering van de curator zal dan ook in beginsel tot een bedrag van € 426,53 worden toegewezen.
5.13.
De gevorderde wettelijke rente over dat bedrag is niet weersproken en zal eveneens in beginsel worden toegewezen.
Verlies van recht op schadevergoeding?
5.14.
Achmea heeft, bij wijze van bevrijdend verweer, nog gesteld dat [bestuurder onderneming] geen medewerking heeft verleend aan een aanvullend gesprek met Schotman en daarmee zijn verplichtingen als genoemd in artikel 4 lid 4 van de algemene voorwaarden (zie r.o. 2.3) niet is nagekomen. De curator heeft daarom op grond van artikel 6 lid 1 aanhef en sub c van de algemene voorwaarden (zie r.o. 2.3) zijn recht op schadevergoeding verloren, zo stelt Achmea.
5.15.
Vast staat dat [bestuurder onderneming] zijn auto enkele uren na het ongeval naar Nederland heeft laten vervoeren en voor onderzoek beschikbaar heeft gesteld (2.5). In opdracht van Achmea is de auto vervolgens door verschillende experts onderzocht (zie r.o. 2.6 en 2.7). Daarnaast heeft [bestuurder onderneming] , op verzoek van Achmea, op 4 mei 2020 meegewerkt aan een interview waarin hij over de aanrijding met de hond is bevraagd (zie r.o. 2.8). De rechtbank is reeds hierom van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat [bestuurder onderneming] zijn medewerkingsplicht niet is nagekomen. In het midden kan dan blijven of [bestuurder onderneming] later in de procedure mogelijk geen medewerking meer heeft verleend. Dit betekent dat het verweer wordt verworpen.
Maandelijkse leasetermijnen
5.16.
De vordering onder 3.1 II strekt, kort samengevat, tot vergoeding van de maandelijkse leasetermijnen. Bij deze vordering ontbreekt een rechtsgrond en de rechtbank ziet in de stellingen van de curator op dit punt geen aanleiding tot ambtshalve aanvulling van de rechtsgronden. Deze vordering moet daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.17.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de kosten van deze procedure compenseren op de hierna te vermelden wijze. Dit brengt mee dat de vordering van de curator tot vergoeding van volledige advocaatkosten wordt afgewezen.
6.De beslissing
De rechtbank
6.1.
veroordeelt Achmea tot betaling aan de curator van een bedrag van € 426,53, vermeerderd met de wettelijke rente indien de voldoening niet binnen 14 dagen na dagtekening van het onderhavige vonnis heeft plaatsgevonden,
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Emaus-Visschers en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2022.
EM/KH