ECLI:NL:RBGEL:2022:3152

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
C/05/402784 / KG ZA 22-125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursgeschil binnen Vereniging van Eigenaren over rechtsgeldigheid bestuur en afgifte van bescheiden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vereniging van eigenaren ([eiseres]) en een aantal voormalige bestuursleden ([gedaagden]). De vordering van [eiseres] betreft de afgifte van bescheiden die noodzakelijk zijn voor het indienen van een subsidieaanvraag voor verduurzaming van het appartementencomplex. [eiseres] stelt dat het voormalige bestuur, bestaande uit [gedaagden], verzuimd heeft om een subsidieaanvraag in te dienen en dat zij de benodigde documenten achterhoudt. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] recht heeft op de integrale administratie en de bescheiden die verband houden met het verduurzamingsproject. De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] toe en legt [gedaagden] een dwangsom op voor het geval zij niet aan de veroordeling voldoen. In reconventie vordert [gedaagden] onder andere een ALV bijeen te roepen en wordt deze vordering afgewezen. De rechtbank concludeert dat [gedaagden] niet meer het rechtsgeldige bestuur vormen en dat de huidige bestuurders, [bestuurder 4] en [bestuurder 5], bevoegd zijn om deze procedure te voeren. De uitspraak benadrukt het belang van een goede overdracht van bestuursdocumenten en de verplichtingen van bestuurders in het kader van de rechtspersoon.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/402784 / KG ZA 22-125
Vonnis in kort geding van 14 juni 2022
in de zaak van
de vereniging
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.A. Bussink te Veenendaal,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A. Tariki te Arnhem.
Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van 16 mei 2022;
  • het e-mailbericht van 30 mei 2022 van mr. Bussink, waarin hij vonnis vraagt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is de vereniging van eigenaren van de appartementsrechten die recht geven op het uitsluitend gebruik van de 48 woningen en 27 garages met de adressen [adres] .
2.2.
Gedaagden sub 1 tot en met 4 zijn eigenaren van een aantal appartementsrechten en als zodanig lid van [eiseres] .
2.3.
Binnen [eiseres] geldt het ‘Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten januari 1992’ (hierna: Modelreglement), dat ook de statuten van [eiseres] omvat. In het Modelreglement is, voor zover van belang, bepaald:
‘Artikel 33
(…)
4. Indien een door eigenaars verlangde vergadering niet door het bestuur wordt bijeengeroepen op een zodanige termijn, dat de verlangde vergadering binnen één maand na binnenkomen van het verzoek wordt gehouden, zijn de verzoekers bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen met inachtneming van dit reglement.
(…)
8. De oproeping ter vergadering vindt plaats met een termijn van tenminste vijftien dagen - de dag van oproeping en van vergadering daaronder niet medegerekend - en wordt verzonden naar de werkelijke of, in overeenstemming met artikel 1:15 van het Burgerlijk Wetboek, de gekozen woonplaats van de eigenaars; zij bevat de opgave van de punten der agenda alsmede de plaats en het tijdstip van de vergadering.
(…)
Artikel 37
1. Alle besluiten waarvoor in dit reglement of krachtens de wet geen afwijkende regeling is voorgeschreven worden genomen met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen.
(…)
Artikel 38
(…)
4. Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de besluiten der vergadering, voor zover dit redelijkerwijze van hem verlangd kan worden. (…)
(…)
Artikel 41
1. Het bestuur berust bij een of meer bestuurders, die al dan niet uit de eigenaars door de vergadering worden benoemd. (…)
2. De bestuurders worden benoemd voor onbepaalde tijd en kunnen te allen tijde worden ontslagen.
(…)
4. Het bestuur behoeft de machtiging van de vergadering voor het instellen van (…) rechtsvorderingen (…).’
2.4.
In oktober 2018 is binnen [eiseres] het voornemen uitgesproken om het energielabel van het appartementencomplex (F) terug te brengen naar energielabel B en om voor de daarmee gemoeide kosten overheidssubsidie aan te vragen.
2.5.
Bij brief van 28 juli 2021 heeft een aantal eigenaars een buitengewone algemene ledenvergadering uitgeroepen, op 18 augustus 2021. In de notulen van deze vergadering is onder meer vermeld dat een stemming heeft plaatsgevonden over het afzetten van het bestuur. Verder is, voor zover van belang, vermeld:
‘(…) Dus wij hebben 28 stemmen. Dat is een meerderheid. We zitten boven de 51%, dus bij deze wordt het bestuur aan de kant gezet. (…)’
2.6.
Bij brief van 30 augustus 2021 heeft [gedaagden] de volgende ‘Algemene mededeling’ gedaan:
‘Er is een stemming gehouden over de vraag, het bestuur af te zetten. Dit was op 18 augustus j.l.
Met meerderheid van stemmen, is toen deze vraag positief beantwoord.
Al kun je twijfelen aan de rechtsgeldigheid van deze ALV en de stemming, wij accepteren dit. Er is nog geen nieuw bestuur benoemd. We beschouwen ons daarom nu als een demissionair bestuur.
Wel moeten er nog enkele zaken afgerond worden betreffende de grote renovatie aan ons appartementen gebouw.
Onder meer de subsidie aanvraag, moet worden afgerond.
Wij willen deze administratie nog afmaken, voor zover ons dit niet verhinderd wordt.
Wij zullen nu behalve het boekjaar 2020-2021, dus tot 30 juni 2021 ook het lopende boekjaar tussentijds moeten afsluiten samen met de accountant.
Wanneer er een nieuw bestuur is benoemd, zullen wij alles netjes overdragen.’
2.7.
In het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: het handelsregister) is van gedaagden sub 1 tot en met 4 de uitfunctietreding als bestuurder van [eiseres] vermeld, achtereenvolgens per 21 september, 22 september, 4 oktober respectievelijk 22 september 2021.
2.8.
In de ‘notulen van de vergadering van de Vereniging van Eigenaren’, gehouden op 21 september 2021, is onder meer vermeld:

Dagvoorzitter:[naam] .
(…)
[gedaagde 1] [voorzieningenrechter: gedaagde sub 1] neemt het woord en zegt dat zij hier is als eigenaar, maar spreekt als voorzitter. Zij wil deze avond nog een verklaring afleggen. “Hoewel wij als bestuur op 30 augustus verklaard hebben ons bij de stemming van 18 augustus neer te leggen, komen wij op deze verklaring terug. Omdat in de afgelopen weken zoveel onjuiste informatie is verspreid, hebben wij besloten onze functie als bestuur niet neer te leggen, nog de administratie over te dragen. (…)”.
(…)
4. Bestuursverkiezing
(…) [bestuurder 1] (…) [bestuurder 2] (…) [bestuurder 3] (…) zijn met een meerderheid gekozen tot nieuw bestuur.
(…)
7. Overdracht gegevens van voormalig bestuur aan nieuw bestuur
Het nieuwe bestuur zal op zo kort mogelijke termijn met oude bestuur om de tafel gaan zitten om de overdracht op een nette manier te regelen. (…)
(…)
Taken/Besluitenlijst:
1. Het voormalige bestuur zal alle zaken over moeten dragen (…)
(…)
7. Het oude bestuur zal de accountant opdracht geven de jaarcijfers 2020/2021 af te maken (…)
(…)
9. Het nieuwe bestuur neemt de dagelijkse gang van zaken op zich tot en met de komende ALV en werkt samen met het oude bestuur (…)
(…)
11. Het oude en het nieuwe bestuur zullen gezamenlijk (en dat is de laatste taak van het oude bestuur) actie gaan ondernemen tegen (…) [voorzieningenrechter: een derde, die voor het geschil niet relevant is].’
2.9.
Op 2 november 2021 is de jaarrekening 2020-2021, onder het kopje ‘Bestuur boekjaar 2020/2021’, ondertekend door [gedaagden] en, onder het kopje ‘Huidig bestuur’, ondertekend door de hiervoor genoemde personen [bestuurder 1] , [bestuurder 3] en [bestuurder 2] .
2.10.
[bestuurder 1] , [bestuurder 3] en [bestuurder 2] hebben tijdens de vergadering van 13 december 2021 ontslag genomen als bestuurder van [eiseres] . In het handelsregister staan hun infunctietreding (per 21 respectievelijk 22 september 2021) en uitfunctietreding (per 13 december 2021) vermeld.
2.11.
In de ‘
NOTULEN ALGEMENE LEDENVERGADERING’, voor welke vergadering een uitnodiging is verzonden op 11 februari 2022 en die is gehouden op 28 februari 2022, is onder meer vermeld:
‘2. Vaststellen van aantal vertegenwoordigde stemmen
(…)
Het totaal aantal stemmen aanwezig of vertegenwoordigd in deze algemene ledenvergadering is 4.250 (83,04%) van het totaal 5.118 uit te brengen stemmen.
(…)
6. Subsidieaanvraag
Er is contact geweest met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) over de status van de subsidieaanvraag voor verduurzaming van het gebouw. De subsidieaanvraag was de verantwoordelijkheid van het afgezette bestuur (…). De RVO geeft aan (…) dat onze vereniging geen subsidieaanvraag heeft ingediend. (…) Er wordt voorgesteld dat een aangetekende brief naar het afgezette bestuur wordt gestuurd om de documenten (zoals formulieren, contracten, rekeningen, correspondenties, etc.) binnen 3 kalenderdagen (…) te overhandigen. Indien geen gehoor wordt gegeven aan de inhoud van de aangetekende brief, heeft het bestuur het mandaat om gerechtelijke procedures via een advocaat te beginnen (…) Aansluitend op het voorstel is dat de vereniging, via het bestuur, de subsidieaanvraag opnieuw zal indienen (…)
Besluit:100% voor (…)
(…)’
2.12.
Bij brief van 28 februari 2022 heeft mr. Tariki aan [bestuurder 4] (hierna: [bestuurder 4] ) onder meer bericht:
‘(…) Het moge duidelijk zijn dat het oude bestuur er niet op te staat/staan te springen om bestuurder te worden, gelet op de wijze waarop de leden van de VVE onderling met elkaar omgaan als het gaat om VVE-gerelateerde zaken. Feit is echter wel dat er rust dient te komen (…)
Inmiddels is het praktische voorstel gedaan om a) [gedaagde 1] als interim-bestuurder werkzaam te laten zijn, met zeer beperkte bevoegdheden, b) de administratie over te dragen naar Mulder Accountant (…)’
2.13.
Bij brief van 1 maart 2022 heeft [bestuurder 4] , onder verwijzing naar de vergadering van 28 februari 2022, aan [gedaagden] onder meer meegedeeld dat de ALV van de [eiseres] heeft besloten dat [gedaagden] per direct alle mogelijke activiteiten beëindigt met betrekking tot [eiseres] . Tevens is [gedaagden] gesommeerd om binnen drie dagen de volledige administratie aan de huidige bestuurder te overhandigen en per omgaande alle documentatie met betrekking tot het aanvragen van de subsidie, bij gebreke waarvan mogelijk een rechtszaak volgt. [bestuurder 4] heeft verder meegedeeld dat alle door [gedaagden] na 18 augustus 2021 uitgevoerde handelingen zonder enige rechtsgrond zijn uitgevoerd en dus strafbaar zijn (frauduleuze handelingen en valsheid in geschrifte), wat mogelijk leidt tot aangifte en rechtsvervolging.
2.14.
Bij brief van 7 maart 2022 hebben gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 aan de leden van [eiseres] onder meer het volgende bericht:
‘(…) Op een later moment komt de overdracht van dit dossier zeker terug in het complete VVE Archief, maar tot dat moment houden wij het dossier onder ons. (…)’
2.15.
In de ‘
NOTULEN ALGEMENE LEDENVERGADERING’, waarvoor een uitnodiging is verzonden op 2 maart 2022 en die is gehouden op 18 maart 2022, is onder meer vermeld:
‘2. Vaststellen van aantal vertegenwoordigde stemmen
(…)
Het totaal aantal stemmen aanwezig of vertegenwoordigd in deze algemene ledenvergadering is 4.048 (79,09%) van het totaal 5.118 uit te brengen stemmen.
(…)
5. Verkiezing en benoeming van het bestuur
(…) [bestuurder 4] (…) [bestuurder 5] (…); de kandidaten zijn benoemd tot het bestuur.
(…)
11c. Mandaat voor gerechtelijke procedures tegen het ontslagen bestuur over het terugeisen van de subsidiedocumenten.
(…)
Besluit:(…) een kort geding wordt aangespannen tegen het ontslagen bestuur nu dat de subsidiedocumenten nog niet overhandigd na de brief van 01 maart 2022. Tegelijkertijd wordt contact opgenomen met de bedrijven om de desbetreffende overeenkomsten en facturen te overhandigen.
(…)’
2.16.
Met ingang van 23 maart 2022 staan in het handelsregister [bestuurder 5] (hierna: [bestuurder 5] ) en [bestuurder 4] als bestuurders van [eiseres] ingeschreven.
2.17.
Bij brieven van achtereenvolgens 25 maart en 13 april 2022 zijn mr. Tariki respectievelijk [gedaagden] namens [eiseres] onder meer gesommeerd om het integrale subsidiedossier binnen twee weken aan [eiseres] over te dragen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Primair: [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot afgifte aan [eiseres] van de volgende bescheiden, voor zover deze bescheiden zich onder [gedaagden] bevinden dan wel het in de macht van [gedaagden] ligt deze bescheiden bij derden op te vragen:
de integrale administratie van [eiseres] en meer in het bijzonder van het integrale dossier aangaande het verduurzamingsproject, waartoe in elk geval behoren:
a. alle namens [eiseres] gevoerde correspondentie met de RVO, gedurende de periode waarin [gedaagden] bestuurslid waren van [eiseres] ;
b. alle namens [eiseres] gevoerde correspondentie met het Nationaal Energiebespaarfonds (thans: Nationaal Warmtefonds), met name die met [naam] en gedurende de periode waarin [gedaagden] bestuurslid waren van [eiseres] ;
c. alle namens [eiseres] gevoerde correspondentie met “
de overheid” als bedoeld in een e-mail van 11 februari 2022 van Felix (gedaagde sub 3), productie 29 bij de dagvaarding: “
omdat ik, met [gedaagde 1] , alle correspondentie heb gevoerd met de overheid i.v.m. de indiening voor de uitbetaling van de subsidie” waaronder het in diezelfde e-mail genoemde “
bezwaar” en de ingediende “
klacht”;
d. alle namens [eiseres] gevoerde correspondentie die betrekking heeft op hetgeen is vastgelegd in de notulen van de informatieavond van 19 februari 2020, productie 11 bij dagvaarding: “
Vervolgens geeft het bestuur aan dat zij inmiddels uitslag heeft gekregen ten aanzien van de verwachte subsidie.” en tevens: “
Uiteindelijk is het bestuur verheugd dat zij kunnen melden dat de subsidie EUR 100,00 per m2 zal bedragen.” en tevens de schriftelijke toezegging van de subsidie: “
de toezegging van de subsidie is inmiddels schriftelijk bevestigd” en op hetgeen is vastgelegd in de notulen van de vergadering van 6 juli 2020, productie 12 bij dagvaarding;
e. alle overige namens [eiseres] gevoerde correspondentie aangaande het verduurzamingsproject met derden, zoals (juridisch) adviseurs;
f. de ingediende subsidieaanvraag bij de RVO en/of het Nationaal Energiebespaarfonds op in elk geval 3 februari 2021 en op 13 juli 2021;
g. alle stukken aangaande de (subsidie)aanvraag als bedoeld in de nieuwsbrief van [eiseres] van 30 november 2019, productie 30 bij dagvaarding: “
Vandaag zijn alle stukken ingeleverd bij [naam] van RVO / NEF voor de beoordeling.”;
h. alle offerte-aanvragen aan en offertes en facturen van (onder)aannemers die het verduurzamingsproject hebben uitgevoerd waaronder begrepen die ten aanzien van het uitgevoerde meerwerk;
i. alle offerte-aanvragen, offertes, facturen en betalingsbewijzen die betrekking hebben op de onderdelen a t/m d op pagina 2 van de brief van 1 maart 2022, productie 23 bij dagvaarding;
j. de SSD harde schijf als bedoeld in de notulen van de bestuursvergadering d.d. 18 december 2018, productie 31 sub 5c bij dagvaarding, dan wel afschriften van de integrale inhoud op deze harde schijf;
Subsidiair: [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot afgifte aan [eiseres] van afschriften van voornoemde bescheiden;
Primair en subsidiair: een en ander binnen twee dagen na betekening van dit vonnis en op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat aan deze veroordeling niet zal zijn voldaan, althans een zodanige dwangsom als de voorzieningenrechter in redelijkheid zal vaststellen, welke aan [eiseres] verschuldigd zal zijn;
II. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] heeft aan haar vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [bestuurder 5] en [bestuurder 4] vormen het huidige, rechtsgeldige bestuur van [eiseres] . [eiseres] heeft belang bij en - op grond van artikel 2:8, artikel 2:10, artikel 5:2 BW en artikel 843a Rv - recht op de integrale administratie, of tenminste afschriften daarvan. Het voormalige bestuur, [gedaagden] , heeft verzuimd om een subsidieaanvraag (voor circa € 150.000,00) in te dienen en het bestuur van [eiseres] wil dit alsnog doen. Hiervoor moet zij kunnen beschikken over alle bescheiden die voor de aanvraag relevant kunnen zijn. Een groot aantal documenten dat betrekking heeft op het subsidiedossier is nog niet door [gedaagden] verstrekt en wordt door haar achtergehouden. Het bestaan van deze documenten, bijvoorbeeld correspondentie met RVO en opdrachtnemers, is door [gedaagden] erkend dan wel blijkt het bestaan ervan uit de overgelegde producties. Het belang van [eiseres] bij haar vordering is spoedeisend, omdat de aanvraag zo spoedig mogelijk moet worden gedaan gelet op het subsidieplafond dat binnenkort dreigt te worden bereikt, in welk geval geen subsidie meer kan worden verkregen. [gedaagden] heeft geen gewichtige reden die zich verzet tegen verstrekking van de bescheiden, in elk geval niet tegen afschriften daarvan. Ook al zou [gedaagden] ter zake van de subsidie tijdelijk nog hebben gehandeld in opdracht van [eiseres] , dan doet dat aan het recht van [eiseres] niet af. De opdracht is echter beëindigd. Van een zgn. ‘fishing expedition’ is geen sprake. [eiseres] heeft gegronde vrees dat [gedaagden] niet zal voldoen aan een veroordelend vonnis, zodat een dwangsomveroordeling nodig is, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagden] voert verweer. Zij heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. [eiseres] is niet-ontvankelijk omdat door de leden geen toereikende procesvolmacht is gegeven; er ligt geen rechtsgeldig besluit aan het instellen van deze procedure ten grondslag. De huidige feitelijke bestuurders zijn niet de rechtsgeldige bestuurders; hun (vermeende) benoeming heeft plaatsgevonden tijdens niet-rechtsgeldige, informele vergaderingen. Daarbij is misbruik gemaakt van blanco stemvolmachten. De feitelijke bestuurders zijn dus niet bevoegd om namens de vereniging een rechtsvordering in te stellen. Inzage in de bescheiden lost het conflict binnen de vereniging niet op. Bovendien heeft [gedaagden] reeds in november 2021 aan het gevorderde voldaan; de bescheiden zijn afgegeven aan het (vermeende) opvolgend bestuur en daarbij is tevens inzage gegeven in het hele verduurzamingsdossier. [eiseres] had de bescheiden ook op andere wijze kunnen verkrijgen, bijvoorbeeld bij de RVO. [gedaagden] is door/namens het bestuur verzocht om het dossier te (blijven) behandelen en zij heeft het dossier dan ook rechtmatig onder zich. De vordering is een ‘fishing expedition’, teneinde [gedaagden] weer zwart te maken. Artikel 843a Rv biedt hiervoor geen grondslag, maar juist een nadrukkelijke afwijzingsgrond. Een dwangsom als prikkel tot nakoming is niet nodig. Van [gedaagden] kan niet meer inspanning en zorgvuldigheid worden gevergd dat zij al heeft betracht. Deze procedure is nodeloos gevoerd, zodat [eiseres] in de reële proceskosten moet worden veroordeeld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagden] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[eiseres] veroordeelt om mee te werken aan de uitschrijving bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de daar als bestuur genoemde personen en de inschrijving van [gedaagden] als bestuurders en beheerders, zo nodig met door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen beperkingen / voorwaarden;
een ALV gelast, althans subsidiair [eiseres] veroordeelt, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00, binnen twee dagen na het in deze te wijzen vonnis, een ALV bijeen te roepen, in overeenstemming met de voorwaarden genoemd in randnummer 39 van de conclusie van antwoord, althans subsidiair in overeenstemming met de door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorzieningen en/of ordemaatregelen;
[eiseres] veroordeelt in de proceskosten, de advocaatkosten en de nakosten daaronder begrepen, al dan niet met veroordeling van [bestuurder 1] en [bestuurder 4] ex artikel 245 Rv, deze proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.2.
[gedaagden] heeft aan haar vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagden] heeft recht op en belang bij een einde aan het slepende conflict binnen de vereniging. Er moet een algemene ledenvergadering worden gehouden waar kan worden onderzocht of het oude bestuur dan wel het ‘tegenbestuur’ het vertrouwen van de meerderheid van de leden geniet. [gedaagden] heeft meermaals geprobeerd om tot minnelijk overleg te komen, maar [eiseres] heeft dat pertinent geweigerd. Tegen [gedaagden] wordt een lastercampagne gevoerd. [gedaagden] heeft daarnaast een financieel belang, omdat niet duidelijk is waarom de te betalen bijdrage telkens toeneemt en aan wie die bijdrage moet worden betaald (als gevolg van een wisseling van bankrekening door [eiseres] ). Er is sprake van niet-rechtsgeldige besluitvorming. De gang van zaken heeft een nadelig effect op het dagelijks leven binnen de seniorenflat. Met toewijzing van de reconventionele vordering kan beheer plaatsvinden en het subsidiedossier verder worden behandeld. Een prikkel tot nakoming in de vorm van een dwangsom is noodzakelijk. [eiseres] , althans de (vermeende) huidige/voormalige bestuurders [bestuurder 1] en [bestuurder 4] , moeten vanwege de gang van zaken in de reële proceskosten worden veroordeeld, aldus [eiseres] .
4.3.
[eiseres] voert verweer. Zij heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. Het ontslag van [gedaagden] als bestuurders en de benoeming van [bestuurder 5] en [bestuurder 4] als huidige bestuurders heeft met inachtneming van het toepasselijke Modelreglement plaatsgevonden. Laatstgenoemden vormen het rechtsgeldige bestuur van [eiseres] en zij zijn gemachtigd deze procedure te voeren. Voor het nemen van besluiten is geen oneigenlijk gebruik gemaakt van blanco stemvolmachten. Het ontslagbesluit is rechtens onaantastbaar geworden en [gedaagden] heeft dat besluit geaccepteerd. Er is geen grond om [gedaagden] als bestuurders en beheerders in het handelsregister in te (doen) schrijven. [bestuurder 4] en [bestuurder 1] zijn in deze procedure geen partij, zodat de vordering jegens hen niet toewijsbaar is. Voor het opleggen van een dwangsom bestaat geen grond en dit zou gelet op de inhoud en strekking van de reconventionele vordering ook ongepast (met name niet-uitvoerbaar) zijn.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Een vordering in kort geding is slechts dan toewijsbaar als aannemelijk is dat eenzelfde vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het treffen van de voorlopige voorziening(en) vanwege het spoedeisend karakter gerechtvaardigd is. Gelet op het voorlopige karakter van de kortgedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. Er is in dit geval geen reden om van deze regel af te wijken. De voorzieningenrechter baseert de beslissing daarom op feiten die erkend of onweersproken zijn of die voorshands aannemelijk zijn geworden. Bij het oordeel moeten de wederzijdse belangen van partijen worden betrokken.
5.2.
Het spoedeisend belang van [eiseres] volgt uit de aard en grondslagen van haar vordering, zodat zij daarin ontvankelijk is.
5.3.
De voorzieningenrechter zal eerst ingaan op de formele verweren van [gedaagden] De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagden] in elk geval niet meer het rechtsgeldige bestuur van [eiseres] vormt. Zoals al in r.o. 2.5. is opgenomen, is er immers op 18 augustus 2021 een algemene ledenvergadering gehouden waarbij de meerderheid voor afzetting van het bestuur bestaande uit [gedaagden] heeft gestemd. Thans betwist [gedaagden] de rechtsgeldigheid daarvan maar dit behoeft verder geen bespreking. Daarbij is van belang de ‘Algemene mededeling’ van 30 augustus 2021, waarin [gedaagden] zelf aangeeft er ook vanuit te gaan dat zij niet meer het bestuur vormde en waarin zij mededeelt dat zij zich daarbij neerlegt. Weliswaar is [gedaagden] op 21 september 2021 op deze verklaring teruggekomen, maar niet gesteld of aannemelijk geworden is dat [eiseres] met de intrekking van die verklaring heeft ingestemd en evenmin dat [gedaagden] opnieuw als bestuurders zijn benoemd. Ook uit de verdere gang van zaken, zoals de vermeldingen in het handelsregister, de ondertekening van de jaarrekening 2020-2021 en de brief van mr. Tariki van 28 februari 2022, is af te leiden dat [gedaagden] zich bij het ontslag heeft neergelegd en niet het huidige, maar een voormalig bestuur is. Voor zover dit al anders zou zijn heeft [gedaagden] heeft haar verweer dat ter zake van het ontslag van voormalige bestuurders en/of de benoeming van nieuwe bestuurders sprake is van niet-rechtsgeldige besluitvorming omdat misbruik is gemaakt van blanco stemvolmachten, tegenover de gemotiveerde stellingen van [eiseres] , niet onderbouwd, zodat dit niet kan worden aangenomen. De conclusie is dat [gedaagden] haar verweer dat er geen rechtsgeldig bestuur is en dat eiseres daarom niet bevoegd is een procedure in te stellen - tegenover de gemotiveerde stellingen van [eiseres] - onvoldoende heeft onderbouwd, zodat daaraan zal worden voorbijgegaan. Dit geldt ook voor hetgeen [gedaagden] heeft aangevoerd omtrent het ontbreken van een machtiging voor het voeren van deze procedure. Het voorgaande betekent dat [bestuurder 5] en [bestuurder 4] , op grond van de op 18 maart 2022 door [eiseres] genomen besluiten, moeten worden beschouwd als het huidige, rechtsgeldige bestuur van [eiseres] en dat zij als zodanig tot het voeren van deze procedure gemachtigd zijn.
5.4.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 24 november 2017 (ECLI:NL:HR:2017:3019) onder meer het volgende overwogen. De administratie van een rechtspersoon behoort toe aan die rechtspersoon. Het bestuur van die rechtspersoon is ingevolge artikel 2:10 BW verplicht de administratie voor de rechtspersoon te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend. Na een bestuurswisseling behoren de tot de administratie behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers dus te blijven berusten bij de rechtspersoon. Dit leidt tot de conclusie dat een voormalig bestuurder in beginsel niet meer kan beschikken over of zelfs toegang kan verkrijgen tot de administratie van een rechtspersoon.
5.5.
Bij het voorgaande komt dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken zich jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd (artikel 2:8 lid 1 BW). Ook hieruit volgt dat nieuw gekozen bestuursleden door het oude bestuur in staat moeten worden gesteld hun taken naar behoren uit te oefenen. Dit impliceert dat er tussen de oud-bestuursleden en de nieuwe bestuursleden een overdracht van alle informatie en stukken moet plaatsvinden, die het naar behoren uitoefenen van de bestuurstaken mogelijk maken. Het voorgaande geldt ook ten aanzien van [eiseres] , in welk verband de voorzieningenrechter nog wijst op artikel 38 lid 4 van het Modelreglement.
5.6.
In de dagvaarding heeft [eiseres] een uitgebreide opsomming gegeven van stukken en informatie die nog aan haar moeten worden overgedragen door de oud-bestuursleden. [gedaagden] heeft niet heeft betwist dat [eiseres] recht op en belang bij de bescheiden heeft. Het verweer van [gedaagden] op dit punt komt er op neer dat [eiseres] inmiddels (toegang tot) alle documenten heeft. [eiseres] is bij het standpunt gebleven dat zij niet over alle informatie beschikt om haar bestuurstaken te kunnen uitoefenen en dat [gedaagden] gegevens achterhoudt. Zij heeft dit tot op zekere hoogte geconcretiseerd door te verwijzen naar correspondentie die [gedaagden] met derden heeft of zou hebben gevoerd, maar waarover [eiseres] echter nog niet beschikt. Gelet op al het voorgaande lag het op de weg van [gedaagden] om voldoende te specificeren welke bescheiden zij wanneer en in welke vorm aan [eiseres] heeft overgedragen. Zij heeft echter volstaan met (het herhalen van) haar standpunt dat zij alle bescheiden aan (de accountant dan wel beheerder van) [eiseres] heeft overgedragen. Een en ander zou volgens [gedaagden] moeten blijken uit foto’s uit november 2021 waarop de overdracht van alle bescheiden zou zijn te zien. Voor zover op die foto’s al bescheiden zijn te zien, is echter in het geheel niet te onderscheiden welke bescheiden het betreft. Een ontvangstverklaring van de accountant of beheerder is door [gedaagden] niet overgelegd. Daar komt bij dat uit verklaringen van de gedaagden sub 1 en sub 2 ter zitting, naar voren komt dat zij nog stukken onder zich hebben. Dit is ook af te leiden uit de opmerking ter zitting van mr. Tariki, dat overhandiging van het dossier kan plaatsvinden onder ontslag van aansprakelijkheid van [gedaagden] De voorzieningenrechter acht op basis van wat partijen hieromtrent over en weer hebben gesteld op zijn minst aannemelijk dat de overdracht nog niet is afgerond. Dat betekent dat de vordering zal worden toegewezen.
Daarbij wordt nog het volgende opgemerkt. Het mag zo zijn dat [gedaagden] die bescheiden onder zich heeft gekregen op grond van een eerder aan haar - door een vorig bestuur - verstrekte opdracht, maar zij heeft niet betwist dat die opdracht is beëindigd, zoals blijkt uit de brief van [bestuurder 4] van 1 maart 2022. Bovendien kan zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet worden aangenomen dat [gedaagden] als opdrachtnemer niet gehouden was om - op eerste verzoek daartoe van [eiseres] en onvoorwaardelijk - (tenminste) afschriften van alle bescheiden aan [eiseres] te verstrekken. Zij heeft dat niet gedaan en zal daarom nu alsnog worden veroordeeld om tot afgifte over te gaan.
5.7.
[gedaagden] heeft nog naar voren gebracht dat er sprake is van een ‘fishing expedition’ maar daarin kan zij niet worden gevolgd. Zoals uit het voorgaande volgt heeft [eiseres] een gerechtvaardigd belang bij afgifte en gaat het ook om concrete stukken. Uit niets blijkt dat het enige doel van [eiseres] is om gegevens te verzamelen die voor [gedaagden] belastend zijn, nog daargelaten dat [gedaagden] zelf stelt dat haar ter zake van de subsidieaanvraag niets valt te verwijten. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat het aannemelijk is dat de dreiging, vanuit het bestuur van [eiseres] , met strafrechtelijke maatregelen jegens [gedaagden] , bepaald niet positief heeft bijgedragen aan eensgezindheid en onderling vertrouwen binnen [eiseres] in het algemeen en de bereidheid van [gedaagden] om gegevens te verstrekken in het bijzonder. Dit kan er echter niet aan af doen dat de vordering tot afgifte door de oud-bestuursleden wordt toegewezen, zoals vermeld in het dictum. Dat de rechter in een bodemzaak tot een ander oordeel zal komen, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk.
5.8.
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter de vordering tot het opleggen van een dwangsom toewijsbaar. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als vermeld in het dictum.
5.9.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- betekening oproeping € 137,01
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.829,01

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vordering in conventie niet is ingesteld door of namens huidige en voormalige bestuurders van [eiseres] in persoon ( [bestuurder 4] en [bestuurder 1] ), zodat [gedaagden] in zoverre in haar reconventionele vordering jegens [bestuurder 4] en [bestuurder 1] in persoon niet-ontvankelijk is. Voor het overige volgt het spoedeisend belang van [eiseres] uit de aard en grondslagen van haar vordering, zodat zij daarin ontvankelijk is.
6.2.
Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, is het gevorderde onder A niet toewijsbaar.
6.3.
Hoewel de voorzieningenrechter het belang van [gedaagden] bij haar vordering onder B begrijpt, is die vordering niet toewijsbaar, omdat daarvoor een deugdelijke grondslag ontbreekt. Bovendien acht de voorzieningenrechter, gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen en beslist, het treffen van een of meer van de gevorderde voorzieningen niet gerechtvaardigd. Hierbij is ook van belang dat er onvoldoende aanleiding is om aan het toepasselijke Modelreglement voorbij te gaan en in afwijking daarvan of aanvulling daarop een of meer voorzieningen te treffen. Dat de rechter in een bodemzaak tot een ander oordeel zal komen, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Het voorgaande laat onverlet dat door [eiseres] in overweging kan worden genomen om, ter bevordering van goede onderlinge verhoudingen binnen [eiseres] , al dan niet voor bepaalde tijd een of meer onafhankelijke, ter zake deskundige bestuurders en/of dito voorzitter te benoemen.
6.4.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 508,00 voor salaris advocaat (factor 0,5 × tarief € 1.016,00).

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat als de een heeft voldaan de anderen zullen zijn bevrijd, tot afgifte aan [eiseres] van de volgende bescheiden, voor zover deze bescheiden zich onder [gedaagden] bevinden dan wel het in de macht van [gedaagden] ligt deze bescheiden bij derden op te vragen, een en ander binnen twee dagen na betekening van dit vonnis:
de integrale administratie van [eiseres] en meer in het bijzonder van het integrale dossier aangaande het verduurzamingsproject, waartoe in elk geval behoren:
a. alle namens [eiseres] gevoerde correspondentie met de RVO, gedurende de periode waarin [gedaagden] bestuurslid waren van [eiseres] ;
b. alle namens [eiseres] gevoerde correspondentie met het Nationaal Energiebespaarfonds (thans: Nationaal Warmtefonds), met name die met [naam] en gedurende de periode waarin [gedaagden] bestuurslid waren van [eiseres] ;
c. alle namens [eiseres] gevoerde correspondentie met “
de overheid” als bedoeld in een e-mail van 11 februari 2022 van [gedaagde 2] (gedaagde sub 3), productie 29 bij de dagvaarding: “
omdat ik, met [gedaagde 1] , alle correspondentie heb gevoerd met de overheid i.v.m. de indiening voor de uitbetaling van de subsidie” waaronder het in diezelfde e-mail genoemde “
bezwaar” en de ingediende “
klacht”;
d. alle namens [eiseres] gevoerde correspondentie die betrekking heeft op hetgeen is vastgelegd in de notulen van de informatieavond van 19 februari 2020, productie 11 bij dagvaarding: “
Vervolgens geeft het bestuur aan dat zij inmiddels uitslag heeft gekregen ten aanzien van de verwachte subsidie.” en tevens: “
Uiteindelijk is het bestuur verheugd dat zij kunnen melden dat de subsidie EUR 100,00 per m2 zal bedragen.” en tevens de schriftelijke toezegging van de subsidie: “
de toezegging van de subsidie is inmiddels schriftelijk bevestigd” en op hetgeen is vastgelegd in de notulen van de vergadering van 6 juli 2020, productie 12 bij dagvaarding;
e. alle overige namens [eiseres] gevoerde correspondentie aangaande het verduurzamingsproject met derden, zoals (juridisch) adviseurs;
f. de ingediende subsidieaanvraag bij de RVO en/of het Nationaal Energiebespaarfonds op in elk geval 3 februari 2021 en op 13 juli 2021;
g. alle stukken aangaande de (subsidie)aanvraag als bedoeld in de nieuwsbrief van [eiseres] van 30 november 2019, productie 30 bij dagvaarding: “
Vandaag zijn alle stukken ingeleverd bij [naam] van RVO / NEF voor de beoordeling.”;
h. alle offerte-aanvragen aan en offertes en facturen van (onder)aannemers die het verduurzamingsproject hebben uitgevoerd waaronder begrepen die ten aanzien van het uitgevoerde meerwerk;
i. alle offerte-aanvragen, offertes, facturen en betalingsbewijzen die betrekking hebben op de onderdelen a t/m d op pagina 2 van de brief van 1 maart 2022, productie 23 bij dagvaarding;
j. de SSD harde schijf als bedoeld in de notulen van de bestuursvergadering d.d. 18 december 2018, productie 31 sub 5c bij dagvaarding, dan wel afschriften van de integrale inhoud op deze harde schijf,
7.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat als de een heeft betaald de anderen zullen zijn bevrijd, om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden] in gebreke blijft met het voldoen aan een of meer van de hiervoor onder 7.1. uitgesproken hoofdveroordelingen, tot een maximum van
€ 10.000,00 is bereikt,
7.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat als de een heeft betaald de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.829,01,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
7.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.6.
wijst de vorderingen af,
7.7.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat als de een heeft betaald de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 508,00,
7.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.