ECLI:NL:RBGEL:2022:3090

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
C/05/402582 KG RK 22-259 en C/05/402584 KG RK 22-260
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoek tegen rolrechter en zittingsrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 23 mei 2022 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, wonende te Arnhem, had de rolrechter mr. G.J. Meijer en de zittingsrechter mr. S.J. Peerdeman gewraakt in een civiele procedure. De verzoeker stelde dat de zittingsrechter vooringenomen was, omdat de advocaat van de wederpartij ook de huisadvocaat van de verzekeraar Achmea zou zijn. Daarnaast voerde hij aan dat de zittingsrechter tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2021 niet had gereageerd op zijn verzoek om stukken in te dienen en dat er sprake was van belangenverstrengeling.

De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet tijdig had gereageerd op de procedurele beslissingen van de zittingsrechter en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om tot wraking over te gaan. De verzoeker had geen feiten of omstandigheden aangedragen die de wraking van de rolrechter konden onderbouwen.

De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeken tot wraking niet aan de wettelijke vereisten voldeden en wees deze af. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummers: C/05/402582 / KG RK 22-259 en C/05/402584 / KG RK 22-260
Beslissing van 23 mei 2022
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te Arnhem.
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. G.J. Meijer en mr. S.J. Peerdeman,
rechters in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 29 maart 2022;
  • de mail van verzoeker van 15 april 2022; waaruit blijkt dat de wraking zowel is gericht tegen de zittingsrechter als tegen de rolrechter(s);
  • de schriftelijke reactie van rolrechter Meijer van 20 april 2022;
  • de schriftelijke reactie van zittingsrechter Peerdeman van 21 april 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen verzoeker en zittingsrechter Peerdeman. Rolrechter Meijer heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de zittingsrechter (Peerdeman) en de rolrechter (Meijer) in de zaak met nummer C/05/383592 HA ZA 21/82 tussen verzoeker en [belanghebbende 1] .
In deze bodemzaak heeft verzoeker een geldbedrag van [belanghebbende 1] gevorderd voor werkzaamheden die hij als advocaat verricht zou hebben voor [belanghebbende 1] .
2.2
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht op de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De stukken die verzoeker tijdens de mondelinge behandeling van de bodemzaak op 16 november 2021 wilde indienen zijn door de zittingsrechter geweigerd. Er is door deze rechter tijdens de mondelinge behandeling ook nagelaten om de vraag te beantwoorden of er sprake is van belangenverstrengeling tussen verzekeraar Achmea en (de advocaat van) [belanghebbende 1] .
Bovendien laat de zittingsrechter de situatie met de deskundige op zijn beloop, terwijl de deskundige zich tegenover de rechtbank en verzoeker verschillend heeft uitgelaten over de mogelijkheid om een handtekeningonderzoek te doen op basis van een kopie.
Ten slotte kan de deskundige beïnvloed worden nu het gehele procesdossier aan de deskundige moet worden verstrekt, zoals is bepaald in het laatste tussenvonnis.
2.3
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Rolrechter
3.2
Aan het verzoek tot wraking van de rolrechter zijn in het verzoekschrift in het geheel geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker aangegeven dat de rolrechter actie had moeten ondernemen tegen de volgens verzoeker tegenstrijdige verklaringen van de deskundige met betrekking tot het opgedragen handschriftonderzoek. De wet schrijft voor dat het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het verzoek bekend zijn geworden en dat deze tegelijk moeten worden voorgedragen. Het wrakingsverzoek voldoet niet aan deze voorschriften en moet dus al om die reden worden afgewezen.
Inhoudelijk geldt dat verzoeker op de rolzitting van 19 januari 2022 in de gelegenheid is gesteld zich uit te laten over het voornemen tot onderzoek door een handschriftdeskundige. Hij heeft deze mogelijkheid voorbij laten gaan. Desgevraagd heeft verzoeker verklaard dat hij te laat was met zijn reactie. Niet valt in te zien waarom de rolrechter daarna (buiten de rolzittingen om) nog actie had moeten ondernemen op dit punt.
De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek tegen de rolrechter afwijzen.
Zittingsrechter
3.3
Volgens verzoeker is sprake van belangenverstrengeling tussen verzekeraar Achmea en de huidige advocaat van [belanghebbende 1] , omdat die advocaat ook de huisadvocaat van Achmea zou zijn. Voor zover verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd dat de zittingsrechter tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2021 heeft nagelaten om de vraag naar een dergelijke belangenverstrengeling te stellen of te (laten) beantwoorden, geldt dat het wrakingsverzoek niet is gedaan zodra dit feit en/of deze omstandigheid aan verzoeker bekend is geworden.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de zittingsrechter toegelicht dat zij begrepen had dat Achmea tijdens de zitting aanwezig was omdat Achmea als aansprakelijk verzekeraar (volgens de Conclusie van Antwoord) mogelijk nog steeds bereid is kosten van verzoeker te vergoeden als (buitengerechtelijke) kosten in de letselschadezaak. Voor zover verzoeker heeft aangegeven dat hem pas tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek duidelijk is geworden waarom de zittingsrechter Achmea toe liet aanwezig te zijn tijdens de mondelinge behandeling van de bodemzaak, geldt dat de wrakingskamer niet inziet op welke wijze deze toelichting of beslissing, óók als sprake zou zijn van een eventuele belangenverstrengeling tussen (de advocaat van) de wederpartij van verzoeker en een verzekeraar zou maken dat de zittingsrechter vooringenomen is.
3.4
De beslissing om stukken te weigeren die pas tijdens de mondelinge behandeling worden ingediend, is een procedurele beslissing. De beslissingen omtrent de benoeming van de deskundige en de opdracht om het gehele dossier te verstrekken aan de deskundige zijn eveneens procedurele beslissingen. Procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, nr. 18/02675, ECLI:NL:HR:2018:1413).
Van dit laatste is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. Daar waar verzoeker stelt dat de zittingsrechter de situatie rondom de deskundige op zijn beloop laat, heeft hij immers moeten erkennen dat hij wel degelijk in de gelegenheid is gesteld om zich uit te laten over de te benoemen deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen, maar dat hij te laat is geweest dat te doen. Ook is de stelling van de zittingsrechter dat de opdracht tot verstrekking van het gehele dossier voortvloeit uit de Leidraad deskundigen in civiele zaken vervolgens door verzoeker onweersproken gebleven. De wrakingskamer is van oordeel dat de motivering van de zittingsrechter van haar beslissingen geen blijk geeft van (de schijn van) vooringenomenheid.
3.6
Het voorgaande leidt ertoe dat de wrakingsverzoeken worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst de verzoeken tot wraking van de rechters af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M. Graat, voorzitter, mr. E.J. Davids en mr. J.A. van Schagen, leden in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.