In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 23 mei 2022 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, wonende te Arnhem, had de rolrechter mr. G.J. Meijer en de zittingsrechter mr. S.J. Peerdeman gewraakt in een civiele procedure. De verzoeker stelde dat de zittingsrechter vooringenomen was, omdat de advocaat van de wederpartij ook de huisadvocaat van de verzekeraar Achmea zou zijn. Daarnaast voerde hij aan dat de zittingsrechter tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2021 niet had gereageerd op zijn verzoek om stukken in te dienen en dat er sprake was van belangenverstrengeling.
De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet tijdig had gereageerd op de procedurele beslissingen van de zittingsrechter en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om tot wraking over te gaan. De verzoeker had geen feiten of omstandigheden aangedragen die de wraking van de rolrechter konden onderbouwen.
De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeken tot wraking niet aan de wettelijke vereisten voldeden en wees deze af. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.