ECLI:NL:RBGEL:2022:3

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
C/05/390613 / HZ ZA 21-251
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en rechtsbescherming bij verwijdering kiosk door gemeente Epe

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eisende partij] en de gemeente Epe. De zaak betreft de verwijdering van een kiosk die [eisende partij] sinds 1980 in eigendom had. De gemeente Epe had eerder een standplaatsvergunning verleend, maar wijzigde haar beleid en verleende later alleen jaarlijkse vergunningen. In 2015 oordeelde de rechtbank dat [eisende partij] geen recht van opstal had op de kiosk, en dit vonnis werd in hoger beroep door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigd. De gemeente Epe heeft vervolgens de kiosk verwijderd, wat leidde tot een vordering van [eisende partij] voor schadevergoeding en herstel van de kiosk. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Epe niet onrechtmatig had gehandeld, omdat het hof al had beslist dat de kiosk verwijderd moest worden. De rechtbank wees de vorderingen van [eisende partij] af, met inachtneming van het gezag van gewijsde van het eerdere arrest. Tevens werd [eisende partij] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/390613 / HZ ZA 21-251
Vonnis van 5 januari 2022
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. M. Bakhuis te Apeldoorn,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE EPE,
zetelend te Epe,
gedaagde,
advocaat mr. F.J. van Beek te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en gemeente Epe genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 september 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 november 2021
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] is sinds 1980 eigenaar geweest van een kiosk in de gemeente [plaats] . De kiosk bevond zich op de hoek van de [adres+plaats] , ten noorden van het hertenkamp. Het perceel grond waarop de kiosk heeft gestaan is eigendom van de gemeente [plaats] .
2.2.
De gemeente Epe heeft sinds [eisende partij] de kiosk heeft gekocht meerdere malen haar beleid rondom het verlenen van standplaatsen gewijzigd. In eerste instantie was aan [eisende partij] een vergunning voor onbepaalde tijd verleend. Later is het beleid gewijzigd en werd aan [eisende partij] jaarlijks een standplaatsvergunning verleend.
2.3.
Sinds 2010 is er tussen partijen diverse malen contact geweest naar aanleiding van het besluit van de gemeente Epe om te bezuinigen op het hertenkamp en de bijbehorende plannen om het hertenkamp te privatiseren en te laten exploiteren door een derde met exclusiviteit voor de verkoop van consumpties.
2.4.
Op 3 december 2013 is door het college van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Epe aan [eisende partij] een standplaatsvergunning voor een jaar verleend. In deze vergunning staat vermeld dat deze vergunning slechts geldig is van 1 januari tot uiterlijk 31 december 2014, zonder mogelijkheid tot verlening.
2.5.
[eisende partij] heeft bezwaar gemaakt tegen deze aan hem verleende standplaatsvergunning. De gemeente Epe heeft bij besluit van 6 juni 2014 het bezwaar van [eisende partij] gegrond verklaard, het hiervoor genoemde besluit van 3 december 2013 herroepen en (alsnog) de aanvraag voor een standplaatsvergunning voor het jaar 2014 geweigerd, kort gezegd omdat de kiosk niet voldoet aan de definitie van een standplaats, zoals die volgt uit de Algemene Plaatselijke Verordening. In deze beslissing op bezwaar staat tevens vermeld dat “nader onderzocht zal moeten worden of en op welke (privaatrechtelijke) gronden de huidige bedrijfsmatige activiteiten voortgezet kunnen worden.” [eisende partij] heeft tegen het besluit van 6 juni 2014 geen beroep ingesteld.
2.6.
Bij vonnis van 9 december 2015 (hierna: het vonnis) heeft deze rechtbank, voor zover hier van belang, op vordering van de gemeente Epe (onder 8.1 in conventie) voor recht verklaard dat [eisende partij] geen recht van opstal heeft verkregen met betrekking tot de kiosk. De vordering van de gemeente Epe tot verwijdering van de kiosk door [eisende partij] is door de rechtbank afgewezen.
2.7.
Beide partijen zijn tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof) heeft bij arrest van 10 juli 2018 (hierna ook: het arrest), voor zover hier van belang, in het hoger beroep, ingesteld door de gemeente Epe:
het vonnis van 9 december 2015 vernietigd, behoudens het dictum onder 8.1 in conventie en dat vonnis in zoverre bekrachtigd en opnieuw rechtdoend:
[eisende partij] bevolen de kiosk en al hetgeen daartoe behoort (…) uiterlijk 1 oktober 2018 te verwijderen van het perceel (…); en voorts
de vordering in reconventie afgewezen;
En in het hoger beroep, ingesteld door [eisende partij] :
het vonnis van 9 december 2015 bekrachtigd;
de (vermeerderde) eis in hoger beroep afgewezen.
2.8.
Met betrekking tot de beslissing onder c. hiervoor is, blijkens de “conclusie van antwoord in conventie tevens eis in (voorwaardelijke) reconventie met producties” van [eisende partij] , door het hof afgewezen de vordering van [eisende partij] om de gemeente Epe te veroordelen om aan [eisende partij] te voldoen een schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerder met rente en kosten. Uit voormelde conclusie volgt (randnummer 47) dat deze vordering van [eisende partij] zag op schade die bestaat uit de waarde van zijn onderneming, de gekweekte goodwill, de te derven inkomsten, alsmede de gemaakte kosten van juridische bijstand.
2.9.
Met betrekking tot de beslissing onder e. hiervoor zijn, blijkens de memorie van grieven van 15 november 2016 van [eisende partij] , door het hof afgewezen – voor zover van belang – de (voorwaardelijke) vorderingen van [eisende partij] om
  • voor recht te verklaren dat [eisende partij] privaatrechtelijke toestemming heeft voor het gebruik van het perceel om niet;
  • voor recht te verklaren dat aan [eisende partij] krachtens artikel 1 van het Eerste Protocol behorende bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens rechtsbescherming toekomt ten aanzien van zijn eigendom in dat artikel.
2.10.
Tegen het arrest van 10 juli 2018 is geen cassatieberoep ingesteld.
2.11.
Wel heeft [eisende partij] op 28 september 2018 de gemeente Epe in kort geding gedagvaard en gevorderd, kort gezegd, dat de voorzieningenrechter de gemeente Epe verbiedt om de kiosk te verwijderen. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis in kort geding van 1 oktober 2018 overwogen dat de vorderingen van [eisende partij] in feite neerkomen op schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest. De voorzieningenrechter heeft daarop de vorderingen van [eisende partij] afgewezen.
2.12.
[eisende partij] heeft tot en met 1 oktober 2018 geen uitvoering gegeven aan het bevel om de kiosk en al hetgeen daartoe behoort van het perceel van de gemeente Epe te verwijderen.
2.13.
[eisende partij] heeft bij brief van 20 september 2018 aan de gemeente Epe bericht dat hij het eerder door de gemeente Epe gedane aanbod – de rechtbank begrijpt: van 13 althans 14 oktober 2014 – om de grond van de kiosk aan hem te verhuren voor onbepaalde tijd tegen een bedrag van € 10.000,00, alsnog accepteert. Hierop heeft de gemeente Epe bij brief van 28 september 2018 gereageerd dat er geen sprake is van een bestaand aanbod en dat zij daarom de brief van [eisende partij] behandelt als een voorstel om de ondergrond alsnog van haar te huren, welk voorstel echter niet op de instemming van de gemeente Epe kan rekenen.
2.14.
Op 19 oktober 2018 heeft (de advocaat van) de gemeente Epe aan (de advocaat van) [eisende partij] bericht dat zij hem nog éénmaal in de gelegenheid stelt om zelf over te gaan tot nakoming van het in het arrest bepaalde, bij gebreke waarvan de gemeente Epe zal overgaan tot het laten betekenen van het arrest en tenuitvoerlegging daarvan door de deurwaarder op kosten van [eisende partij] .
2.15.
Op 31 oktober 2018 heeft de deurwaarder aan [eisende partij] het arrest betekend, hem gesommeerd om binnen drie dagen tot verwijdering van de kiosk en het ontruimen van het perceel over te gaan en hem aangezegd dat anders gedwongen verwijdering en ontruiming zal plaatsvinden. Een afschrift hiervan is op 1 november 2018 aan de advocaat van [eisende partij] gezonden.
2.16.
Eveneens op 31 oktober 2018 heeft de gemeente Epe een aanvraag sloopmelding gedaan met betrekking tot de kiosk.
2.17.
Op 8 november 2018 heeft de Omgevingsdienst Veluwe IJssel de gevraagde sloopmelding afgegeven.
2.18.
De gemeente Epe heeft op 15 november 2018 op verzoek van de deurwaarder aan (de advocaat van) [eisende partij] verzocht om voor 19 november 2018 12.00u te laten weten in hoeverre [eisende partij] prijs stelt op de te ontruimen zaken of de onderdelen van de te ontruimen kiosk. Daarbij is [eisende partij] nogmaals geadviseerd om (zoveel mogelijk) zelf tot ontruiming over te gaan.
2.19. (
De advocaat van) [eisende partij] heeft op 19 november 2018 aan de gemeente Epe laten weten zich te verzetten tegen iedere vorm van verwijdering van de kiosk.
2.20.
Tussen 20 november en 6 december 2018 heeft in opdracht van de gemeente Epe verwijdering van de kiosk en ontruiming van het perceel plaatsgevonden. De kosten daarvan zijn door de gemeente Epe op [eisende partij] verhaald.
2.21.
Bij brief van 18 december 2020 heeft [eisende partij] de gemeente Epe gesommeerd om aansprakelijkheid te erkennen voor de door [eisende partij] als gevolg van de verwijdering van zijn kiosk met toebehoren geleden schade van afgerond € 329.000,00 (tot 30 september 2020).

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de gemeente Epe veroordeelt om binnen zes kalendermaanden na betekening van het ten deze te wijzen vonnis de kiosk (nabij het [adres+plaats] , inclusief de exploitatierechten ten behoeve van [eisende partij] volledig in oude staat te herstellen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte daarvan, dat de gemeente Epe nalaat aan dit vonnis te voldoen;
II. Ingeval geen recht van opstal (meer) is gevestigd in het Kadaster betreffende de ten processe bedoelde kiosk van [eisende partij] :
de gemeente Epe veroordeelt haar volledige medewerking te verlenen aan het middels een notariële akte vestigen en inschrijven van een recht van opstal betreffende de kiosk in het Kadaster ten gunste van [eisende partij] , zulks binnen veertien dagen na betekening van het ten deze te verkrijgen vonnis, terwijl bij gebreke van tijdige en volledige medewerking door de gemeente Epe het van de rechtbank te verkrijgen [vonnis] in de plaats zal treden van de medewerking van de gemeente Epe;
III. de gemeente Epe veroordeelt [tot betaling van] de diverse schadebedragen, te voldoen aan [eisende partij] nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, althans die schadebedragen te (laten) begroten en vaststellen door de rechtbank zoals deze in goede justitie zal menen dat zal behoren, alles te vermeerderen met de wettelijke rente over de diverse schadebedragen vanaf 5 maart 2020 (zie randnummer 34 van de dagvaarding) althans van de dag der dagvaarding, alles tot de dag der algehele voldoening;
IV. de gemeente Epe veroordeelt in de proceskosten van [eisende partij] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover ingaande de vijftiende dag na betekening van het te verkrijgen eindvonnis tot de dag der algehele voldoening, indien de gemeente Epe nalaat deze kosten tijdig te voldoen.
3.2.
Aan de vorderingen onder I. en III. legt [eisende partij] ten grondslag dat de gemeente Epe onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld als gevolg waarvan hij schade ten belope van een bedrag van € 328.919,83 heeft geleden. De onrechtmatige gedraging van de gemeente Epe bestaat uit het tijdens het hoger beroep volharden in het standpunt dat de bezuinigings-doelstelling van het hertenkamp nog vigerend beleid is, terwijl uit later door [eisende partij] verkregen stukken blijkt dat die doelstelling toen al door de gemeente Epe was losgelaten. De gemeente Epe heeft het hof essentiële informatie onthouden die van belang kan zijn voor de uitkomst van de appellen. Het voorgaande heeft geleid tot het doen van de aanvraag sloopmelding door de gemeente Epe. De gemeente Epe heeft de inhoud daarvan niet met [eisende partij] gedeeld en zij heeft daarin vermeld, althans de indruk gewekt dat de gemeente Epe eigenaar is van de kiosk, zonder de daadwerkelijke eigenaar - [eisende partij] - daarbij te noemen. Als deze reeks van gebeurtenissen niet zou hebben plaatsgevonden, zou de kiosk van [eisende partij] niet zijn beschadigd en/of verwijderd en zou [eisende partij] geen schade hebben geleden.
Aan de (voorwaardelijke) vordering onder II. legt [eisende partij] ten grondslag dat [eisende partij] op enig moment middels een notariële akte een recht van opstal betreffende de kiosk heeft laten inschrijven bij het Kadaster. De gemeente Epe heeft deze inschrijving vermoedelijk ongedaan gemaakt, reden waarom [eisende partij] opnieuw inschrijving van dat recht van opstal vordert.
3.3.
De gemeente Epe concludeert dat [eisende partij] niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen, althans dat de rechtbank zijn vorderingen dient af te wijzen, met veroordeling van [eisende partij] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op het verweer van de gemeente Epe wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
Aan dit vonnis gaat een lange feitelijke voorgeschiedenis vooraf over de bezuinigingsplannen van de gemeente Epe voor het hertenkamp en het omliggende terrein en de positie van [eisende partij] als kioskhouder van een kiosk die al decennialang aanwezig is op het betreffende, aan de gemeente Epe in eigendom toebehorende, terrein. [eisende partij] heeft deze voorgeschiedenis in de dagvaarding uitgebreid uiteengezet. In de dagvaarding heeft [eisende partij] echter verzuimd te vermelden dat hij bij arrest van het hof is veroordeeld om de kiosk te verwijderen en dat zowel zijn vordering om een verklaring voor recht dat er sprake was van een recht van opstal met betrekking tot de kiosk als zijn vordering tot schadevergoeding van dezelfde schade die hij in de onderhavige procedure vordert, zijn afgewezen. Met de gemeente Epe is de rechtbank van oordeel dat dit een schending van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) oplevert. Dit artikel bepaalt dat partijen verplicht zijn om de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Als deze verplichting niet wordt nageleefd, kan de rechter daar de gevolgen aan verbinden die hij geraden acht.
4.2.
De rechtbank zal in deze zaak geen gevolgen verbinden aan de schending van artikel 21 Rv. Het juridische toetsingskader is echter wel anders indien er al een arrest is gewezen tussen partijen over dezelfde kwestie. De rechtbank dient, indien de gemeente Epe een beroep doet op de beslissingen van het hof - wat zij in deze zaak heeft gedaan - in de eerste plaats te beoordelen of het hof niet al over dezelfde rechtsbetrekking als in deze zaak heeft beslist. In dat geval mag de rechtbank niet opnieuw de vorderingen van [eisende partij] beoordelen, maar moet zij zich houden aan de beslissingen van het hof. Het voorgaande is slechts anders in het geval van herroeping in de zin van artikel 382 Rv. Dat is door [eisende partij] echter niet gevorderd en dat blijkt ook niet uit hetgeen [eisende partij] aan zijn vorderingen ten grondslag heeft gelegd.
4.3.
Volgens de gemeente Epe heeft het hof in het arrest reeds beslist dat de kiosk verwijderd moest worden. De verwijdering van de kiosk is daarom niet onrechtmatig. Daarnaast heeft het hof beslist (althans de betreffende beslissing van de rechtbank in stand gelaten) dat er geen recht van opstal is en dat [eisende partij] geen recht heeft op een schadevergoeding in verband met de verwijdering van de kiosk.
4.4.
Volgens [eisende partij] heeft de gemeente Epe wel onrechtmatig gehandeld. Het arrest van het hof betekent niet dat de kiosk zomaar gesloopt mag worden en de gemeente Epe heeft informatie achtergehouden die van belang was voor de uitkomst van de procedure in hoger beroep. De vorderingen moeten daarom worden toegewezen, aldus [eisende partij] .
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is het standpunt van de gemeente Epe juist en dienen de vorderingen van [eisende partij] afgewezen te worden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Beoordeling
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele doen van een aanvraag sloopmelding door de gemeente Epe niet een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) oplevert. Hetzelfde geldt overigens voor het niet melden van de inhoud daarvan aan [eisende partij] . Zoals de gemeente Epe terecht heeft aangevoerd, is (het aanvragen van) een sloopmelding irrelevant voor de vraag of - in de rechtsverhouding tussen [eisende partij] en de gemeente Epe - de kiosk al dan niet gesloopt mag worden. Die sloopmelding is slechts een publiekrechtelijk vereiste voor eenieder die overgaat tot slopen. De gemeente Epe heeft, tot slot, in de aanvraag sloopmelding niet vermeld en ook niet de suggestie gewekt dat zij eigenaar is van de kiosk, maar enkel van de grond waarop die kiosk staat.
4.7.
Voor zover [eisende partij] (opnieuw) aan zijn vordering uit onrechtmatige daad ten grondslag legt dat verwijdering van de kiosk jegens [eisende partij] onrechtmatig is, overweegt de rechtbank als volgt.
4.8.
Op grond van artikel 236 lid 1 Rv hebben beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht. Met de term beslissing wordt niet alleen gedoeld op het dictum van een eerder vonnis, maar ook op de dragende overwegingen daarvan. Er moet sprake zijn van een beslissing betreffende dezelfde rechtsbetrekking. Van dezelfde rechtsbetrekking is in ieder geval sprake indien een eerdere afgewezen vordering opnieuw wordt ingesteld, maar dat is niet vereist. Het is voldoende dat beide procedures dezelfde rechtsbetrekking tot onderwerp hebben, ongeacht welke vorderingen uit hoofde van die rechtsbetrekking geldend worden gemaakt (HR 18 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0683, r.o. 3.3).
4.9.
Tussen partijen is niet in debat dat er geen rechtsmiddelen meer open staan tegen het arrest en dat het arrest in kracht van gewijsde is gegaan. Dat betekent dat de daarin door het hof genomen beslissingen in onderhavige procedure bindende kracht hebben. De rechtbank zal (en mag) hier niet opnieuw op beslissen, ongeacht de vraag of zij deze beslissingen juist acht. Het hof heeft beslist dat:
  • de beslissing van de rechtbank waarbij zij voor recht verklaart dat [eisende partij] geen recht van opstal heeft verkregen met betrekking tot de kiosk in stand wordt gehouden;
  • [eisende partij] de kiosk dient te verwijderen;
  • de vordering (in reconventie) van [eisende partij] waarin [eisende partij] een schadevergoeding vordert voor de schade die hij zal lijden als de kiosk wordt verwijderd, wordt afgewezen;
  • [eisende partij] geen rechtsbescherming krachtens artikel 1 van het Eerste Protocol behorende bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (ERVM) toekomt ten aanzien van zijn eigendom.
4.10.
Partijen, en de rechtbank, zijn gebonden aan deze uitspraak indien en voor zover deze niet door een gewoon rechtsmiddel buiten werking is gesteld. De ratio van het gesloten stelsel van rechtsmiddelen is onder andere dat men er op moet kunnen vertrouwen dat er op enig moment definitief over een geschil is beslist. De stellingen van [eisende partij] dat de gemeente Epe bewust informatie heeft achtergehouden die van belang was voor de uitkomst van het arrest en dat de gemeente Epe hiermee een onrechtmatige daad heeft gepleegd, leiden niet tot een ander oordeel. Zelfs niet als van de juistheid van de stellingen van [eisende partij] wordt uitgegaan. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt met zich dat de rechtbank in een nieuwe procedure op grond van een zelfstandige vordering uit onrechtmatige daad over dezelfde rechtsbetrekking geen beslissing mag nemen op punten waarover het hof al in een arrest met gezag van gewijsde heeft beslist, zelfs niet als deze beslissing van het hof is gebaseerd op onvolledige/onjuiste informatie omdat deze informatie (bewust) is achtergehouden.
4.11.
Het voorgaande betekent niet dat een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan nooit aangetast kan worden. Een in kracht van gewijsde gegaan vonnis kan worden herroepen op basis van de in artikel 382 Rv genoemde gronden en voorwaarden. De ratio van het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt met zich dat er aan strenge eisen moet worden voldaan voordat een in kracht van gewijsde gegaan vonnis op grond van artikel 382 Rv toch nog kan worden herroepen. Een dergelijke vordering is door [eisende partij] niet ingesteld noch bieden de door [eisende partij] aan zijn vordering ten grondslag gelegde feiten gronden voor toepassing van dit artikel.
4.12.
[eisende partij] heeft onder I. gevorderd dat de gemeente Epe wordt veroordeeld, kort gezegd, de kiosk te herstellen. Voor zover [eisende partij] daarmee een schadevergoeding in natura op het oog heeft, overweegt de rechtbank dat die onder I. gevorderde schadevergoeding in natura alsmede de onder III. gevorderde schadevergoeding (zijnde in beide gevallen dezelfde schadevergoeding als aan de orde in de procedure bij het hof, zie 2.8, slot) dus ook afstuiten op het gezag van gewijsde van het arrest. Voor zover [eisende partij] met de vordering onder I. geen schadevergoeding in natura op het oog heeft, heeft hij voor toewijzing onvoldoende gesteld. Op welke (andere) feitelijke en juridische grondslag de gemeente Epe gehouden zou zijn de kiosk te herstellen, is immers niet aangevoerd.
4.13.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat zelfs als haar was toegestaan inhoudelijk de stellingen van [eisende partij] , dat er sprake is van een onrechtmatige daad omdat de gemeente Epe informatie achter heeft gehouden, te beoordelen, de vordering zou worden afgewezen. De gemeente Epe heeft gemotiveerd betwist dat zij de bezuinigingsdoelstelling heeft ingetrokken. De gemeente Epe voert, onderbouwd met stukken, onder andere aan dat de informatie die [eisende partij] heeft overgelegd - waaruit zou blijken dat er geen bezuinigingsdoelstelling meer zou zijn - geen raadsbesluit betreft. De gemeente Epe heeft verder diverse stukken in het geding gebracht waaruit volgens haar volgt dat de bezuinigingsdoelstelling wel is blijven bestaan. Ten slotte voert de gemeente Epe aan dat nergens uit blijkt dat de bezuinigingsdoelstelling van belang is geweest voor het oordeel van het hof bij het wijzen van het arrest. [eisende partij] heeft de betwisting van de gemeente Epe niet, althans onvoldoende, weersproken. Daarmee is door [eisende partij] onvoldoende aangetoond dat de gemeente Epe informatie heeft achtergehouden tijdens de procedure bij het hof die van belang was voor de uitkomst daarvan.
4.14.
Ten slotte heeft [eisende partij] aangevoerd dat de beslissingen in het arrest de gemeente Epe niet zonder meer het recht geven de kiosk te slopen. Voor zover [eisende partij] heeft bedoeld te stellen dat bij het tenuitvoerleggen van het arrest de gemeente Epe onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende de belangen van [eisende partij] in acht te nemen, geldt het volgende. Uit de correspondentie tussen partijen (2.14, 2.15, 2.18 en 2.19) volgt dat de gemeente Epe [eisende partij] herhaaldelijk heeft aangemaand om de kiosk zelf te verwijderen. [eisende partij] heeft geen gehoor gegeven aan deze aanmaningen. Uiteindelijk is de gemeente Epe zelf overgegaan tot het verwijderen van de kiosk, waarbij [eisende partij] een laatste maal in de gelegenheid is gesteld aan te geven of hij (delen van) de kiosk wilde laten opslaan. Dat [eisende partij] op enig moment gehoor heeft gegeven aan de verzoeken van de gemeente Epe is niet komen vast te staan. Naast de vaststaande, herhaaldelijk afwijzende reacties op de aanmaningen is de enkele, door de gemeente Epe betwiste, stelling van [eisende partij] ter zitting, dat hij wel gehoor heeft gegeven aan de verzoeken, onvoldoende.
4.15.
Uit de dagvaarding en hetgeen [eisende partij] ter zitting heeft gesteld, blijkt duidelijk dat [eisende partij] het niet eens was met de beslissing van het hof. Het arrest biedt echter voor de gemeente Epe een executoriale titel op basis waarvan zij tot tenuitvoerlegging over mag gaan, ook als [eisende partij] bezwaar heeft tegen de uitkomst daarvan. Ten slotte doet [eisende partij] nog een beroep op interne communicatie van de gemeente waarin er tussen de gemeente Epe en de deurwaarder gesproken zou zijn over het opslaan van de kiosk. Deze communicatie is echter niet gericht aan [eisende partij] , maar deze heeft hij via een WOB-verzoek ontvangen. [eisende partij] kan dan ook geen rechten ontlenen aan communicatie die er intern is geweest over het eventueel opslaan van de kiosk. Voor zover daarin al sprake is van toezeggingen, zijn deze niet aan [eisende partij] gedaan. Niet is gebleken dat er bij de tenuitvoerlegging van het arrest door de gemeente Epe fouten zijn gemaakt waardoor er sprake is van een onrechtmatige daad aan de zijde van de gemeente Epe.
4.16.
Gelet op hetgeen reeds overwogen is in 4.7 tot en met 4.11 staat ook vast dat er vanwege het gezag van gewijsde van het arrest geen sprake is van een recht van opstal met betrekking tot de kiosk van [eisende partij] . De vordering onder II. tot inschrijving van een recht van opstal wordt daarom afgewezen. Overigens heeft [eisende partij] in de onderhavige procedure naar het oordeel van de rechtbank ook niet voldoende concreet gesteld, laat staan onderbouwd, op welke grond hem een recht van opstal toekomt.
4.17.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij hanteert de rechtbank het liquidatietarief VI en niet tarief II, omdat de stelling van [eisende partij] dat zijn schade een bedrag van € 328.919,83 beloopt, een duidelijke aanwijzing vormt dat deze zaak onder het tarief voor zaken van een geldswaarde tot € 390.000,00 valt. De kosten aan de zijde van de gemeente Epe worden vastgesteld op:
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
4.982,00(2 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 5.649,00.
4.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.19.
De wettelijke rente over de proces- en nakosten zal als onbetwist eveneens worden toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente Epe tot op heden vastgesteld op € 5.649,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisende partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisende partij] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2022.
ls/mk