ECLI:NL:RBGEL:2022:2866

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2005
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-beoordeling en arbeidsongeschiktheidsevaluatie van eiseres na ziekmelding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een doktersassistente, en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres had zich op 22 januari 2019 ziekgemeld vanwege psychische klachten en ontving een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij haar arbeidsongeschiktheid op 45,77% was vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat haar medische situatie niet adequaat was onderkend door het UWV. Ze voerde aan dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres zorgvuldig overwogen. Het UWV had de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank oordeelde dat deze rapporten aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapporten waren. Eiseres had de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat de rapporten niet aan de voorwaarden voldeden, wat zij niet kon doen. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van eiseres en dat de aangenomen beperkingen adequaat waren.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het UWV de WIA-uitkering van eiseres per 19 januari 2021 terecht had vastgesteld op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 45,77%. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een hogere uitkering. De rechtbank besloot dat de proceskosten niet vergoed zouden worden, aangezien eiseres in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/2005

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: P.J. Langius).

Procesverloop

Met het besluit van 19 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 45,77%.
Bij besluit van 19 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 19 mei 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiseres werkte als doktersassistente. Zij heeft zich op 22 januari 2019 ziekgemeld voor dit werk wegens psychische klachten.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 19 januari 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 54,23% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is 45,77%. Daarom krijgt eiseres per 19 januari 2021 een WIA-uitkering naar dit percentage.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de geduide functies aangepast. Dit leidt niet tot een verandering van de mate van arbeidsongeschiktheid. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Zij is namelijk niet op een spreekuur gezien door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarnaast stelt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep contact op had moeten nemen met de behandelend psycholoog naar aanleiding van de brief bijgevoegd bij het bezwaarschrift. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Hierdoor overschrijden de geduide functies haar belastbaarheid. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige expertise laten uitvoeren.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres voor 45,77% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 19 januari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.

De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen

8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Zij heeft aangenomen dat eiseres verminderde functionele mogelijkheden heeft.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 13 maart 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd. Ook heeft hij de in bezwaar ontvangen brief van de behandelend psycholoog in zijn beoordeling meegenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat het primaire verzekeringsgeneeskundig onderzoek volledig en adequaat is. Ook stelt hij dat met de aangenomen beperkingen in de belastbaarheid voldoende rekening is gehouden met de medisch objectiveerbare gezondheidsklachten. De brief van de psycholoog geeft geen reden tot het aannemen van verdergaande beperkingen.
10. Eiseres heeft aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat zij niet op een spreekuur is gezien door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook vindt ze dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep contact op had moeten nemen met de behandelend psycholoog, omdat de psycholoog een beredeneerd afwijkend oordeel heeft over de belastbaarheid.
11. De enkele omstandigheid dat een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft volstaan met een dossieronderzoek en eiseres niet persoonlijk op een spreekuur heeft gezien, leidt niet tot de conclusie dat er sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. [1] De rechtbank constateert dat eiseres bij de primaire beoordeling wel op een spreekuur is gezien door de verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt het onderzoek van de verzekeringsarts volledig en adequaat en heeft de bevindingen van de verzekeringsarts meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat het niet houden van een spreekuur tot een onzorgvuldig onderzoek heeft geleid.
12. De rechtbank beoordeelt het standpunt van eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep contact op had moeten nemen met de behandelend psycholoog als volgt. Een verzekeringsarts mag op zijn eigen oordeel varen bij het vaststellen van beperkingen. Raadpleging van de behandelend sector dient onder andere te gebeuren indien eiseres stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend oordeel over de belastbaarheid heeft. [2] Eiseres stelt dat met de brief van de behandelend psycholoog van 26 januari 2021 dit kenbaar is gemaakt. De psycholoog beschrijft in haar brief dat eiseres een terugval heeft naar aanleiding van de primaire beoordeling, dat haar klachten zullen toenemen bij
re-integratie op de arbeidsmarkt en dat de privésituatie ook toenemend belastend zal zijn. Verder beschrijft de psycholoog dat eiseres niet zelfstandig de dag doorkomt en steun nodig heeft van haar naasten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze brief meegenomen in zijn beoordeling en aangegeven dat uit deze brief geen reden blijkt tot het aannemen van verdergaande beperkingen. De rechtbank constateert dat de beschreven terugval door de primaire beoordeling, de verwachte invloed van re-integratie en de toekomstige ontwikkelingen in de privésituatie van eiseres geen betrekking hebben op de datum in geding. Dat eiseres ondersteund wordt in haar huishoudelijke taken is bekend en is meegewogen door de verzekeringsartsen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat er geen sprake is van afhankelijkheid in de algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Ter zitting heeft het UWV nog toegelicht dat de verzekeringsarts alleen contact opneemt met een behandelaar, indien er nog vragen zijn naar aanleiding van ingebrachte informatie, en dat dit niet aan de orde was. Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep contact op had moeten nemen met de behandelend psycholoog. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat hierom sprake is van een onzorgvuldig onderzoek.
13. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaar betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.

Medische beoordeling

14. De verzekeringsarts heeft in haar rapport van 15 januari 2021 beschreven dat eiseres verminderd belastbaar is door slaapstoornissen, spanning en stemmingsklachten. Er is geen sprake meer van geen benutbare mogelijkheden, omdat de geplande behandeling is gestaakt. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren en de werktijden.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 13 maart 2021 uiteengezet dat de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven: de aangenomen beperkingen in de belastbaarheid ondervangen in voldoende mate de medisch objectiveerbare ziekte of gebreken. Er is geen sprake van geen benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat het invoelbaar is dat haar privésituatie de depressieve klachten onderhoudt en mogelijk doet toenemen, maar dat dit niet leidt tot verdergaande beperkingen als direct gevolg van de depressieve aandoening.
16. Eiseres vindt dat haar belastbaarheid is overschat en dat meer beperkingen aangenomen hadden moeten worden. Zij heeft zelf een verzekeringsgeneeskundig onderzoek laten uitvoeren. De verzekeringsarts (Hulst) geeft aan dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden. Hij stelt wel dat meer beperkingen aangenomen hadden moeten worden in de categorieën persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Nu Hulst tot een afwijkend oordeel is gekomen over de belastbaarheid, verzoekt eiseres de rechtbank om een onafhankelijk deskundige in te schakelen.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 2 mei 2022 aangegeven het standpunt van Hulst niet te kunnen volgen. Hij stelt dat het rapport niet consistent is en dat de aanvullende beperkingen onvoldoende zijn gewogen en gemotiveerd.
18. De rechtbank kan het oordeel van Hulst over de belastbaarheid niet volgen. De aanvullende beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren en de werktijden vindt de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. Bij de onderzoeksbevindingen beschrijft Hulst namelijk weinig afwijkingen te zien in onder andere de aandacht, concentratie, het denken en handelen. De rechtbank kan dit niet rijmen met beperkingen die hij aanneemt. Bij de medische beschouwing beschrijft Hulst hoofdzakelijk het effect van de privésituatie op eiseres’ gezondheid. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de belaste situatie van eiseres, kan de belasting door de privésituatie geen rol spelen in de beoordeling voor de WIA-uitkering. [3] Ook de lichamelijke beperkingen voor dynamische handelingen en statische houdingen kan de rechtbank niet volgen. Hulst beschrijft dat eiseres rugklachten heeft en dat zij hierover ook informatie van de neuroloog en rugpoli aan hem heeft overlegd. Hulst zet vraagtekens bij de volledigheid en betekenis van de ingebrachte informatie en heeft geen lichamelijk onderzoek kunnen verrichten. Dat hij desondanks aanvullende lichamelijke beperkingen aanneemt, vindt de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank ziet in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van Hulst dus geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsartsen van het UWV onvoldoende rekening hebben gehouden met de medische situatie van eiseres.
19. De rechtbank vindt dat in het rapport van Hulst onvoldoende is gemotiveerd waarom aanvullende beperkingen aangenomen dienen te worden. Dit rapport is onvoldoende om bij de rechtbank twijfel te zaaien over de juistheid van de rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV. Nu de rechtbank geen twijfel heeft over het medische oordeel van de verzekeringsartsen, ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen.
20. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat de privésituatie van eiseres van invloed is op haar welzijn. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling dient echter te worden beoordeeld in welke mate iemand (on)geschikt is om te werken ten gevolge van ziekte of gebrek. Hoewel het invoelbaar is dat de privésituatie van eiseres impact heeft op haar dagelijkse leven, kan dit niet worden meegewogen in de beoordeling van haar geschiktheid voor arbeid.

De arbeidskundige beoordeling

21. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken. De door eiseres ingebrachte arbeidsdeskundige expertise geeft eveneens aan dat de mate van arbeidsongeschiktheid, gebaseerd op de door het UWV aangenomen beperkingen, correct is vastgesteld.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 19 januari 2021 met de geduide functies 54,23%% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als doktersassistente, zodat eiseres voor de overige 45,77% arbeidsongeschikt is.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

23. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 19 januari 2021 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 45,77%.
24. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 2 juni 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak wordt verzonden op:
En wordt binnen een week na deze datum openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, 5 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1920
2.Zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep 18 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4310
3.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, 2 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3043