4.2.Uit het vaststellingsbesluit van 28 september 2010 blijkt dat de gemeenteraad tegelijk met het bestemmingsplan het beeldregieplan heeft vastgesteld. In dit raadsbesluit staat niet expliciet dat het beeldregieplan is vastgesteld als welstandsnota als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet. Naar het oordeel van de rechtbank kan het vaststellen van het beeldregieplan door de gemeenteraad echter niet anders worden begrepen dan als een besluit tot vaststelling van een gebiedsspecifieke welstandsnota. Het is bij ontwikkelingsplannen (zoals voor woningbouw) niet ongebruikelijk om tegelijk met de vaststelling van het bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan vast te stellen, dat daardoor onderdeel uit gaat maken van de welstandsnota en dient als kader voor de welstandstoets.Uit pagina 8 van het beeldregieplan blijkt dat ook in dit geval is beoogd om de welstandsnota aan te vullen voor dit ontwikkelingsgebied. Daar staat namelijk het volgende:
“(…). Er is voor gekozen om het beeldregieplan en de verschillende op te stellen bestemmingsplannen separate trajecten te laten doorlopen. Beide plannen hebben dan ook geen formele koppeling. In feite is het beeldregieplan gekoppeld aan de Welstandsnota Geldermalsen. Deze nota biedt de mogelijkheid om voor ontwikkelingsgebieden die niet in de welstandsnota zijn opgenomen, separate beeldkwaliteitsplannen op te stellen. Dit beeldregieplan is in juridisch-planologisch opzicht dan ook verankerd in de Woningwet (via de Welstandsnota. (…)”
Omdat een welstandsnota en daarmee redelijke eisen van welstand van toepassing zijn, is de voorwaarde uit artikel 2, onderdeel 12, onder b, onder 3, van bijlage II Bor dus van toepassing. Dat betekent dat de erfafscheiding alleen vergunningvrij is als deze op meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied staat. Dat is niet het geval, zodat verweerder terecht heeft overwogen dat de erfafscheiding niet vergunningvrij is.
De beroepsgrond slaagt niet.
5. Omdat het bouwwerk niet vergunningvrij is en door verweerder ook geen omgevingsvergunning is verleend, is er sprake van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.3a van de Wabo. Verweerder was daarom bevoegd om handhavend op te treden.
6. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Is er sprake van concreet zicht op legalisatie?
7. Niet in geschil is dat (nog) geen omgevingsvergunning voor de erfafscheiding is aangevraagd. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt echter dat de vraag of legalisatie mogelijk is van een zonder vergunning gebouwd bouwwerk zelfstandig moet worden beantwoord, ook als nog geen concrete daarop gerichte aanvraag is ingediend.
Bij de beantwoording van de vraag of concreet zicht op legalisering bestaat, dient te worden bezien of, als een aanvraag zou worden ingediend, een vergunning voor de erfafscheiding moet worden verleend.