Uitspraak
[verzoeker] , hierna: ‘verzoeker’,
De procedure
Het verzoek
- € 795,21 ter zake kosten rechtsbijstand;
- PM de forfaitaire vergoeding voor het indienen/behandelen van het
Rechtbank Gelderland
In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, is op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een niet aangehouden minderjarige verdachte, geboren in 2007, die om vergoeding van zijn kosten voor rechtsbijstand verzocht. Het verzoekschrift was op 28 februari 2022 ingediend en na schriftelijke uitwisseling van standpunten is de zaak behandeld in de openbare raadkamer. De verdachte en zijn advocaat waren niet verschenen. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een vergoeding kan worden toegekend aan een gewezen verdachte indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. De verdachte had in deze zaak recht op gefinancierde rechtsbijstand, ook al was hij niet aangehouden, wat in strijd was met Europese regelgeving. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam die dit onderscheid tussen aangehouden en niet-aangehouden minderjarige verdachten onterecht achtte. De rechtbank concludeert dat de kosten van rechtsbijstand, gelijk aan de piketvergoeding, voor vergoeding in aanmerking komen. Uiteindelijk kent de rechtbank een totale vergoeding van € 984,53 toe aan de verzoeker, die uit 's Rijks kas zal worden betaald. De beslissing kan binnen één maand na betekening worden aangevochten bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.