Uitspraak
[verzoekster 3], te [woonplaats]
Rechtbank Gelderland
Op 21 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorziening van verschillende visserijbedrijven tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De verzoekers, die ieder een visserijbedrijf hebben, vangen met behulp van een zegen brasem op het IJsselmeer. De minister had op 27 oktober 2021 vergunningen verleend, maar het aantal zegendagen per verzoeker werd gereduceerd van zeven naar twee. Verzoekers maakten bezwaar tegen deze besluiten en vroegen om een voorlopige voorziening om de reductie van hun zegenrechten te schorsen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. De minister baseerde zijn besluit op rapporten van Wageningen University & Research, die aangaven dat het brasembestand in slechte staat verkeert en dat reductie van vangsten noodzakelijk is voor herstel. Verzoekers voerden aan dat de rapporten onvoldoende inzichtelijk zijn en dat er te veel onduidelijkheid is om tot reductie over te gaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de minister om het brasembestand te beschermen zwaarder wegen dan de financiële belangen van de verzoekers. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.
De voorzieningenrechter concludeerde dat, hoewel de verzoekers zwaarwegende belangen hebben, het belang van de minister om het aantal zegenrechten te reduceren op dit moment prevaleert. De verzoeken om voorlopige voorziening werden afgewezen, wat betekent dat de besluitvorming niet wordt geschorst en verzoekers geen extra zegendagen krijgen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.