Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 april 2021
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte uitlating producties, akte vermeerdering van eis in conventie en overlegging producties in conventie en reconventie met producties 27 tot en met 30
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 7 april 2022.
2.De kern
3.De feiten
(…)
13.Stemming ontslag van JZI als statutair bestuurder van ChainPoint
4.De vordering en het verweer in conventie
primairnietig zijn; dan wel
subsidiairdeze besluiten zal vernietigen, dan wel
meer subsidiairvoor recht zal verklaren dat er geen rechtsgeldige opzegging, vernietiging, beëindiging of anderszins van de tussen [besloten vennootschap] , JZI en Chainpoint gesloten participatie- en aandeelhoudersovereenkomst en de tussen JZI en Chainpoint gesloten managementovereenkomst heeft plaatsgevonden waardoor deze tussen partijen gesloten overeenkomst onverminderd voortbestaan en rechtsgeldig in werking zijn;
primairde wettelijke handelsrente en
subsidiairde wettelijke rente;
€ 100.000,00 per overtreding en te vermeerderen met € 1.000,00 voor iedere dag dat Chainpoint daarmee in gebreke is;
5.De vordering en het verweer in reconventie
6.De beoordeling in conventie en reconventie
“Ik wil je bij deze er aan herinneren dat ik geen MT-er ben maar een aandeelhouder”.Dat de strekking van deze opmerking slechts was om te laten weten dat zij niet als ondergeschikte behandeld wilde worden nu zij medebestuurder van JZI was en (indirect) aandeelhouder van Chainpoint, neemt niet weg dat zij zichzelf kennelijk niet (tevens) als MT-er van Chainpoint beschouwde. Het enkele feit dat [bestuurder sub A] (vaak) feitelijk bij de MT-vergaderingen aanwezig was en intern niet onbelangrijke functies vervulde binnen Chainpoint, maakt haar niet zonder meer lid van het managementteam. Dit betekent dat het besluit van de RvC tot beëindiging van de dienstverlening niet ter goedkeuring aan de AvA had behoeven te worden voorgelegd. In zoverre is de vraag of de besluitvorming op de AvA ten aanzien van dit besluit op rechtsgeldige wijze is geschied, dan ook niet relevant. Ook al zou de wijze van besluitvorming op de AvA niet rechtsgeldig hebben plaatsgevonden, dan blijft (in beginsel) nog steeds het door de RvC genomen besluit in stand. Dit betekent dat de primair gevorderde verklaring voor recht en de subsidiair gevorderde vernietiging van dit besluit bij gebrek aan belang worden afgewezen. Al hetgeen partijen omtrent de besluitvorming op de AvA ten aanzien van dit eerste besluit hebben gesteld, kan dan ook onbesproken blijven.